Instelling tijdelijke commissie biotechnologie en voedsel

6 februari 2001

TRCJZ/2001/1166

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Besluit:

Artikel 1

1. Er is een Tijdelijke commissie biotechnologie en voedsel, hier na te noemen commissie, die tot taak heeft het doen organiseren en regisseren van een publiek debat over de ethische en maatschappelijke aspecten van biotechnologie en voedsel, welk debat in 2001 zal plaatsvinden.

2. Ten behoeve van de in het eerste lid omschreven taak is de commissie belast met de volgende concrete activiteiten:

a. het vergroten en uitwisselen van informatie over biotechnologie en voedsel onder een zo breed mogelijk publiek;

b. het bieden van mogelijkheden tot discussie en tot vorming van meningen en standpunten over het gebruik van moderne technologie bij voedsel en over de randvoorwaarden en grenzen die daaraan volgens de betrokken partijen moeten worden gesteld;

c. het vastleggen van de uitkomsten van het publieke debat, waarbij de commissie desgewenst eigen aanbevelingen kan doen.

Artikel 2

Bij de inrichting van het publieke debat besteedt de commissie in ieder geval aandacht aan de randvoorwaarden voor:

a. voedselveiligheid;

b. voedsel en gezondheid;

c. het voedselvraagstuk op mondiaal niveau;

d. milieu en ecologie;

e. belangen van burgers en consumenten, waaronder in ieder geval worden begrepen ethische vraagstukken, etikettering en keuzevrijheid,

zulks mede in het licht van de rol van de overheid en de Europese en internationale dimensie.

Artikel 3

De commissie brengt de uitkomsten van het debat vóór 1 februari 2002 schriftelijk uit aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 4

1. De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij benoemt, schorst en ontslaat de leden van de commissie.

2. Te rekenen vanaf 12 januari 2001 bestaat de commissie uit de volgende leden:

a. de heer dr. J.C. Terlouw, voorzitter;

b. de heer ir. H.C. Scheffer;

c. de heer prof. dr. E.R. Seydel;

d. mevrouw R.M. Dorrestein;

e. de heer prof. dr. ir. F.J. Kok;

f. mevrouw M.D.A.M. Veraart;

g. de heer prof. dr. H. Galjaard;

h. mevrouw dr. H.M. de Boois;

i. de heer prof. dr. L. de la Rive Box.

Artikel 5

De commissie wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris, die ter beschikking wordt gesteld door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 6

1. De uitvoering van de concrete activiteiten voor het organiseren van het publieke debat vindt plaats door een projectorganisatie onder verantwoordelijkheid van de commissie.

2. Aan de projectorganisatie wordt deelgenomen door de Stichting Voedingscentrum Nederland, de Stichting Consument en Biotechnologie en de Stichting Weten.

Artikel 7

1. De commissie rapporteert tweemaandelijks over de inhoud en voortgang van haar werkzaamheden aan een ambtelijke stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Economische Zaken, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen alsmede van het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking.

2. De commissie verstrekt aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs noodzakelijk is.

Artikel 8

1. De kosten van de commissie komen voor rekening van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, overeenkomstig een door deze goedgekeurd projectplan met bijbehorende begroting.

2. Na afloop van de werkzaamheden zal de commissie financiële verantwoording in de vorm van een eindafrekening aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij sturen.

3. Het Vacatiegeldenbesluit 1988 en het Reisbesluit binnenland zijn van toepassing.

Artikel 9

De archiefbescheiden van de commissie worden na opheffing of, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, opgeborgen in het archief van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 10

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 januari 2001.

2. Dit besluit vervalt drie maanden na de datum waarop de commissie de uitkomsten van het debat aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft uitgebracht.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling tijdelijke commissie biotechnologie en voedsel.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 februari 2001.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Ter uitvoering van de motie-Van Ardenne-van der Hoeven c.s. (Kamerstukken II 1998/99, 26 407, nr. 8) is in de Integrale Nota Biotechnologie die het kabinet aan de Tweede Kamer heeft aangeboden bij brief van 28 september 2000 (Kamerstukken II 2000/01, 27 428, nr. 1), een publiek debat over biotechnologie en voedsel aangekondigd.

In de Integrale Nota Biotechnologie is aangegeven dat het publieke debat zich zou moeten richten op de ethische en maatschappelijke aspecten van moderne biotechnologie en voedsel. Als hoofddoel van het publieke debat vermeldt de nota het verhelderen onder welke randvoorwaarden biotechnologie met betrekking tot voedsel maatschappelijk acceptabel is. Dit betekent niet dat met het debat wordt beoogd de acceptatie in de samenleving van het gebruik van moderne biotechnologie in voeding als zodanig te bevorderen. Om dit te accentueren komt de regie van het debat op afstand van de overheid te liggen. Dit bevordert een onafhankelijke informatievoorziening en faciliteert op een objectieve wijze de publieke discussie.

Het publieke debat over biotechnologie en voedsel beoogt ten eerste om informatie aan een zo breed mogelijk publiek, onder meer via bestaande organisaties, beschikbaar te stellen. Daarbij zullen zoveel mogelijk partijen worden betrokken zoals de industrie, maatschappelijke organisaties en wetenschap. Hierdoor wordt helder welke opvattingen en standpunten er in de samenleving leven over biotechnologie en voedsel. De tweede doelstelling is het publiek en betrokken partijen gelegenheid te bieden om door middel van een gestructureerde discussie meningen en standpunten uit te wisselen over de vraag onder welke randvoorwaarden het gebruik van moderne biotechnologie bij voedsel aanvaardbaar is.

Dit besluit strekt tot de instelling van een Tijdelijke commissie biotechnologie en voedsel, die van januari tot en met december 2001 belast zal zijn met de organisatie en de regie van het publieke debat volgens bovenstaande opzet. In dit verband is de commissie ook verantwoordelijk voor het bewaken van de voortgang van het debat.

De tweede taak betreft het schriftelijk rapporteren van de uitkomsten van het debat aan het kabinet in januari 2002. Zo de commissie dat wenst, zal zij de rapportage vergezeld doen gaan van eigen aanbevelingen.

De uitkomsten van het publieke debat zullen worden toegestuurd aan de Tweede Kamer. In vervolg hierop zal worden aangegeven of, en zo ja, welke consequenties het kabinet daaraan verbindt voor zijn beleid.

Bij de inrichting van het debat zal de commissie in ieder geval aandacht besteden aan vraagstukken van voedselveiligheid, voeding en gezondheid, voedselzekerheid, voedselproductie en duurzaamheid alsmede consumenteninformatie en keuzevrijheid. Hierbij zal de commissie ook betrekken het ethische aspect, de rol van de overheid en de internationale en Europese dimensie.

Voor het goede verloop van haar werkzaamheden krijgt de commissie de beschikking over een ondersteunend bureau onder leiding van een ambtelijk secretaris. De uitvoering van de activiteiten in het kader van het debat zal in handen komen van een projectorganisatie waaraan de Stichting Voedingscentrum Nederland, de Stichting Consument en Biotechnologie en de Stichting Weten zullen deelnemen.

Een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen alsmede van het Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking zal het gehele proces begeleiden.

Het publieke debat zal naar verwachting enkele miljoenen guldens kosten. Deze kosten zullen worden gedekt uit de begroting van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L.J. Brinkhorst.

Naar boven