Instelling van de Commissie Evaluatie Awb II

26 november 2001

Nr. 5132549/01/6

De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste en derde lid, van de Kaderwet adviescolleges en artikel 3 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een Commissie Evaluatie Awb II, verder te noemen de commissie.

Artikel 2

1. De commissie heeft, met het oog op de verplichte evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht als bedoeld in artikel 11:1 Awb, tot taak:

a. de regering te adviseren op basis van onderzoek dat is gedaan naar de ervaringen met de Algemene wet bestuursrecht;

b. vóór 1 januari 2002 verslag over deze onderwerpen uit te brengen aan de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2. Na het uitbrengen van het verslag is de commissie opgeheven.

Artikel 3

1. In de commissie zijn benoemd:

a. als voorzitter, tevens lid:

mr. P.J. Boukema, oud-lid van de Raad van State/oud-voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak;

b. als leden:

mr. P. van der Burgh, provincie Groningen;

mr. B.J. van Ettekoven, vice-president van de arrondissementsrechtbank van Amsterdam;

mw. mr. M. Geertsema, Sector Bestuurlijke en Juridische Zaken, Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

prof. dr. M. Herweijer, hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit van Groningen;

mr. A. Khan, directeur AOG, aansprakelijkheidsverzekeraar voor gemeenten;

mw. mr. P.J.M. Koning, advocaat;

mr. H.G. Lubberdink, lid van de Raad van State in buitengewone dienst;

mr. dr. E. Niemeijer, Wetenschappelijk Onderzoek- & Documentatiecentrum, Ministerie van Justitie;

prof. mr. F.A.M. Stroink, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Maastricht;

prof. mr. L.F.M. Verhey, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Maastricht;

mw. prof. mr. I.C. van der Vlies, hoogleraar bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam;

prof. dr. G.J. Vonk, hoogleraar sociale verzekeringsrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam/Sociale Verzekeringsbank.

2. Als secretarissen van de commissie zijn benoemd:

mw. mr. E.C. Drexhage, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

mw. mr. drs. C.S. Valkenburg, Directie Wetgeving, Ministerie van Justitie;

mr. N. Verheij, Directie Wetgeving, Ministerie van Justitie;

mr. C.H. Bangma, Directie Wetgeving, Ministerie van Justitie.

Artikel 4

De vergoeding voor de werkzaamheden van de commissie bedraagt per vergadering:

a. voor de voorzitter: f 560,-;

b. voor de overige leden: f 420,-.

Artikel 5

De archiefbescheiden van de commissie worden na opheffing van de commissie, of zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgedragen aan het archief van het Ministerie van Justitie.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt drie maanden nadat het verslag is uitgebracht.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: regeling Commissie Evaluatie Awb II.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie,A.H. Korthals.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,K.G. de Vries.

Toelichting

Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges wordt door middel van de onderhavige regeling de Commissie Evaluatie Awb II ingesteld. Artikel 11:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorg te dragen voor een periodieke evaluatie van de Awb. De eerste evaluatie diende plaats te vinden binnen drie jaar na inwerkingtreding van de wet, dus vóór 1 januari 1997. Aan deze verplichting werd op 21 december 1996 voldaan door de aanbieding van het verslag `Toepassing en effecten van de Algemene wet bestuursrecht 1994-1996' aan de beide kamers van de Staten-Generaal. Dit verslag was opgesteld door een Commissie Evaluatie Awb, onder voorzitterschap van mr. J.M. Polak, oud-lid van de Raad van State. Vervolgens is op 18 februari 1998 een kabinetsstandpunt verschenen over deze eerste evaluatie van de Awb (Kamerstukken II 1997/98, 25 600 VI, nr. 46).

Artikel 11:1, eerste lid, Awb schrijft voor dat de Awb vervolgens om de vijf jaar moet worden geëvalueerd. Dit betekent dat vóór 1 januari 2002 een tweede evaluatie van de Awb moet plaatsvinden. Gelet op de goede ervaringen die bij de eerste evaluatie zijn opgedaan, is bij deze tweede evaluatie voor dezelfde aanpak gekozen. In opdracht van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben zes universitaire onderzoeksgroepen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar zes aspecten van de toepassing van de Awb in de periode 1997-2001. Elk van deze onderzoeken werd begeleid door een begeleidingscommissie onder voorzitterschap van een externe deskundige.

De benoeming van de leden van de commissie is gebaseerd op artikel 6, derde lid, van de Kaderwet adviescolleges. Hierbij is eveneens - met inachtneming van het Vergoedingenbesluit adviescolleges - het bedrag vastgesteld dat de leden van de commissie per vergadering ontvangen. Deze commissie voor de tweede evaluatie van de Awb staat onder voorzitterschap van mr. P.J. Boukema, oud-voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Verder bestaat de commissie uit de voorzitters van de beleidingscommissies, alsmede andere deskundigen uit kringen van het centrale en decentrale openbaar bestuur, de met bestuursrechtspraak belaste colleges, de advocatuur en de wetenschap, aangevuld met ambtenaren van de beide betrokken ministeries.

De Minister van Justitie,

A.H. Korthals.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.G. de Vries.

Naar boven