Wijziging verplichtstelling deelneming in bedrijfstakpensioenfonds

Stichting prepensionering voor de Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie

Bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 december 2001 ,nr 2001/49548, is op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 april 1999, nr. AI/CK/VCR/9813103, Stcrt.1999, nr.72 zodanig gewijzigd, dat de deelneming in de Stichting Prepensionering voor de Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie zoals in dat besluit is bepaald onder I is verplicht gesteld voor:

de mannelijke en vrouwelijke werknemers in de Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie die de leeftijd van 20 jaar maar nog niet die van 60 jaar hebben bereikt,

wordende ten deze verstaan onder:

A. de Nederlandse Vleeswarenindustrie

de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen in Nederland die het bedrijf uitoefenen van:

a. het fabriekmatig vlees, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a. van de Vleeskeuringswet verduurzamen of toebereiden, al dan niet met andere stoffen vermengd, tenzij het verduurzamen of toebereiden uitsluitend door afkoelen of zouten geschiedt;

b. de ondernemingen en gedeelten van ondernemingen in Nederland die fabriekmatig bacon, als bedoeld in artikel 1 van het, ter uitvoering van de Landbouwkwaliteitswet vastgestelde, Landbouwkwaliteitsbesluit Bacon, zoals dat artikel luidt op 1 januari 1982, bereiden.

B. de Nederlandse Gemaksvoedingindustrie

de ondernemingen en delen van ondernemingen in Nederland:

a. die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van het fabriekmatig bereiden van eetwaren als bedoeld in de artikelen 3, 6 en 7 van het ter uitvoering van de Warenwet vastgestelde Kokswarenbesluit (Stb. 1979, 563) zoals deze artikelen luidden op 1 januari 1982, danwel

b. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van het fabriekmatig bereiden of samenstellen van eetwaren die als gemaksvoeding kunnen worden aangemerkt, danwel

c. die in samenhang met een van beide genoemde bedrijfsuitoefeningen het bedrijf uitoefenen van de groothandel in bedoelde eetwaren,

worden ten deze verstaan onder

- in hoofdzaak: 50% of meer van de verloonde arbeid danwel 50% of meer van de in geld uitgedrukte omzet wordt aan de produktie van eetwaren besteedt,

- gemaksvoeding: bedoelde eetwaren in de zin van het Kokswarenbesluit alsmede frika(n)dellen, toebereide gehaktballen, hamburgers, satés, sjasliks, kant en klaren maaltijden en samengestelde maaltijdcomponenten die door de consument als een (volledige) maaltijd kunnen worden beschouwd, waarbij deze eetwaren op grond van verschillende conserveringsmethoden voor consumptie gereed staan (via diepvries, koelvers, vacuüm, blik, droge vorm en dergelijke).

Eerstgenoemd besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

's-Gravenhage, 21 december 2001.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.F. Hoogervorst
Namens deze,
De Directeur van het Centraal Kantoor van de Arbeidsinspectie,
C.J. Meerhof.

Naar boven