Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2002

19 december 2001

BZ/BU/01/86184

Directie Bijstandszaken

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. CWI: een Centrum voor werk en inkomen, genoemd in artikel 24 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

b. regionaal platform arbeidsmarktbeleid: een regionaal platform, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

c. UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

d. samenwerkingsovereenkomst: een overeenkomst waaruit blijkt welke partijen in het regionaal platform arbeidsmarktbeleid participeren en waarin het doel, functies en werkwijze van het regionaal platform arbeidsmarkt worden beschreven;

e. regio: het gebied, waarbinnen het regionaal platform arbeidsmarktbeleid werkzaam is;

f. CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek;

g. de minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2 Subsidie voor een regionaal platform arbeidsmarktbeleid

1. De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken ter stimulering in 2002 van een regionaal platform arbeidsmarktbeleid, voor de totstandkoming waarvan een subsidie is verstrekt op grond van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001.

2. De subsidie wordt aangevraagd door de gemeente aan wie de subsidie op grond van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001 is verstrekt.

3. De subsidie wordt verstrekt aan de subsidieaanvrager.

4. Voorafgaand aan de subsidievaststelling wordt geen beschikking tot subsidieverlening gegeven.

5. De Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing.

Artikel 3 Subsidieaanvraag

1. Bij de subsidieaanvraag wordt overgelegd:

a. een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst, indien deze samenwerkingsovereenkomst niet overeenstemt met de samenwerkingsovereenkomst, waarvan een afschrift is overgelegd bij de subsidieaanvraag in het kader van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001;

b. een beschrijving van de wijze waarop een CWI in de regio bij het regionaal platform arbeidsmarktbeleid is betrokken.

2. De minister ontvangt uiterlijk 1 juli 2002 de subsidieaanvraag.

Artikel 4 Omvang subsidie

1. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een lumpsum bedrag en bedraagt € 1,27 per hoofd van de beroepsbevolking in de regio.

2. De omvang van de beroepsbevolking wordt vastgesteld op grond van de tabel `Driejaarsgemiddelde omvang beroepsbevolking per gemeente 1997-1999' van het CBS.

Daar waar in deze tabel gegevens ontbreken over de omvang van de beroepsbevolking van een gemeente, wordt met betrekking tot die gemeente uitgegaan van de laatst bekende gegevens van het CBS over de omvang van de beroepsbevolking van die gemeente en wordt die omvang verhoogd met het percentage waarmee de omvang van de totale beroepsbevolking in Nederland is gestegen, vanaf het kalenderjaar waarop die laatst bekende gegevens betrekking hebben tot en met 31 december 1999.

3. De omvang van de beroepsbevolking in de regio, is slechts éénmaal bepalend voor de hoogte van de subsidie.

Artikel 5 Weigeringsgrond

Geen subsidie wordt verstrekt, indien blijkt dat binnen de regio bij de gemeenten, het UWV of vertegenwoordigers van de werkgevers en werknemers onvoldoende draagvlak bestaat voor het regionaal platform arbeidsmarktbeleid.

Artikel 6 Verantwoording

Uiterlijk 30 april 2003 zendt de subsidieontvanger aan de minister een verslag, waarin inzicht wordt geboden in de activiteiten die in 2002 door het regionaal platform arbeidsmarktbeleid zijn verricht.

Artikel 7 Vervallen van Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001

1. De Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001 wordt ingetrokken.

2. De in het eerste lid genoemde regeling blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie van de minister aan de subsidieontvanger.

Artikel 8 Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002 en vervalt met ingang van 1 januari 2003.

2. De regeling, zoals die voor de datum waarop deze vervalt geldt, blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie van de minister aan de subsidieontvanger.

Artikel 9 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 19 december 2001.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,W.A. Vermeend.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

De Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001, gericht op het bevorderen van de totstandbrenging van regionale platforms arbeidsmarktbeleid, wordt in 2002 aangevuld met een stimuleringsregeling gericht voor regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001 subsidie is verleend. Gekozen is om met betrekking tot de subsidiëring van de regionale platforms jaarlijks te bezien of er aanleiding bestaat om de subsidieregeling te continueren of om wijziging aan te brengen in de terzake bestaande regels.

In de onderhavige regeling, die derhalve uitsluitend voor het jaar 2002 geldt, is zoveel mogelijk aangesloten bij voormelde stimuleringsregeling uit 2001. In tegenstelling tot die regeling uit 2001 is in deze regeling expliciet geregeld op welke wijze de omvang van de beroepsbevolking van een gemeente wordt vastgesteld, indien in de voorgeschreven CBS-statistiek gegevens over de omvang van de beroepsbevolking van een bepaalde gemeente ontbreken. Andere verschillen tussen de onderhavige regeling en de stimuleringsregeling uit 2001 vloeien met name voort uit het gewijzigde karakter van de subsidie (niet langer subsidie gericht op het tot stand brengen, maar subsidie gericht op het verder ontwikkelen van een regionaal platform), het feit dat met ingang van 1 januari 2002 de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk in inkomen van kracht is en de komst van de euro.

2. Voorgeschiedenis

Belangrijk element in de ontwikkeling van de nieuwe uitvoeringsstructuur Sociale Zekerheid is een structurele samenwerking tussen alle betrokkenen op het terrein van Werk en Inkomen. De samenwerking moet zowel op centraal (landelijk), regionaal als op lokaal niveau plaatsvinden. Op landelijk niveau wordt een belangrijke plaats toebedacht aan de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) waarin zowel sociale partners als gemeenten zitting zullen hebben. Op regionaal niveau wordt een belangrijke rol toebedeeld aan regionale platforms arbeidsmarktbeleid waarin gemeenten, sociale partners en vestigingen van het UWV elkaar zullen ontmoeten. Aan de gemeenten is gevraagd de totstandkoming van een landelijk dekkend stelsel van deze regionale platforms te bevorderen. De platforms dienen als overlegorgaan met het oog op de onderlinge afstemming van beleid tussen de betrokken partijen en hebben derhalve geen zelfstandige bestuurlijke bevoegdheid. Binnen de overlegstructuur handelen alle betrokkenen vanuit hun eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

Met de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001 heeft het kabinet door middel van subsidieverlening de totstandkoming van de platforms financieel ondersteund. Het ministerie van SZW heeft zich hierbij terughoudend opgesteld en de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van de platforms bij de betrokken partijen in de regio gelegd. Het initiatief voor de oprichting van de platforms lag uitdrukkelijk bij de gemeenten.

Tegen de achtergrond hiervan heeft de VNG het voortouw genomen om te komen tot een projectmatige aanpak. Basis hiervoor vormde het Bestuurlijk Kader Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid, opgesteld door de VNG, welk als bijlage bij het `Grofontwerp ontwerp van de Organisatie voor Centra voor Werk en Inkomen (CWI) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)' aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II, 2000-2001, 26 448, nr. 19). De inhoud van de subsidieregeling uit 2001 sloot in belangrijke mate aan bij het genoemde bestuurlijk kader van de VNG.

In het kader van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001 is een landelijk dekkend stelsel van 25 overlegplatforms tot stand gekomen.

Hoofdlijnen van de regeling 2002

Primaire voorwaarde voor subsidieverlening, zowel in het kader van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001, als in het kader van de onderhavige regeling is een samenwerkingsovereenkomst tussen (een representatief deel van) de bij de arbeidsmarkt betrokken partijen in de regio. In de platforms zijn in ieder geval vertegenwoordigd een representatief deel van de opdrachtgevers reïntegratie (gemeenten, het UWV), individuele werkgevers en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. Het kabinet vindt het van belang dat de platforms een brede samenstelling kennen. Het is daarom wenselijk dat ook andere relevante partijen en instanties op het gebied van de regionale arbeidsmarkt structureel, dan wel op ad-hocbasis betrokken worden bij de platforms. Hierbij kan gedacht worden aan Kamers van Koophandel, de provincie, reïntegratiebedrijven, uitzendbureaus, scholingsinstellingen en cliëntenorganisaties. Het is aan de regionale platforms zelf om de structuur te creëren waarbinnen de deelnemers samenwerken, waarbij recht wordt gedaan aan het onderscheid tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers (reïntegratiebedrijven) in de regio.

Het CWI heeft in ieder geval een ondersteunende en faciliterende rol. Voor het goed kunnen functioneren van de platforms is met name de bij het CWI aanwezige informatie over de regionale arbeidsmarkt van groot van belang.

In de samenwerkingsovereenkomst dienen doel, functie, werkwijze en overlegpartners te worden beschreven. Primaire doelstelling van de platforms is het realiseren van een samenhangend arbeidsmarktbeleid, rekening houdend met de specifieke omstandigheden in de regio. De platforms zijn bij uitstek het middel voor betrokken partijen om te komen tot afstemming, consultatie en advisering aangaande regiospecifieke (arbeidsmarkt)vraagstukken en afstemming van de regionale middelencoördinatie. Hieronder kan worden verstaan de inzet van reïntegratiemiddelen door betrokkenen afzonderlijk, of door middel van gezamenlijke reïntegratieprojecten. Voorts zijn de regionale platforms uiteraard van belang voor het bevorderen van een sluitende keten van dienstverlening in de regio.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Met betrekking tot de definiëring van de begrippen `CWI', `regionaal platform arbeidsmarktbeleid' en `UWV' is aangesloten bij het begrippenkader van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Zoals in het vorenstaande is aangegeven wordt (ook) in het kader van deze regeling een centrale rol toegekend aan de samenwerkingsovereenkomst.

Deze overeenkomst dient niet alleen helder te maken welke partijen in het regionaal platform arbeidsmarktbeleid deelnemen, maar met name ook duidelijkheid te verschaffen over het doel, functies en werkwijze van dit overlegorgaan. Hoewel de stimuleringsregeling voor wat dit laatste betreft geen dwingende eisen stelt, ligt het in de rede dat bij de invulling van doel, functies en werkwijze van het regionaal platform arbeidsmarktbeleid het Bestuurlijk kader regionale platforms arbeidsmarktbeleid als een richtsnoer wordt gebruikt. Bij de beoordeling van een subsidieaanvraag zal dat kader eveneens als richtsnoer worden gehanteerd.

Artikelen 2 en 3

De subsidie richt zich op die regionale platforms arbeidsmarktbeleid, waarvoor in 2001 op grond van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid subsidie is verleend ter stimulering van de totstandkoming daarvan. In het verlengde hiervan wordt in het kader van deze regeling als subsidieaanvrager aangewezen de gemeente aan wie in het kader van de hiervoor bedoelde regeling uit 2001 de subsidie is verstrekt. Evenals dat in het kader van de regeling uit 2001 het geval was, geldt in het kader van de uitvoering van deze regeling dat onder het begrip `gemeente' mede verstaan wordt de in WGR-verband samenwerkende gemeenten. Tegen de achtergrond van het feit dat de onderhavige regeling voortborduurt op de situatie die in het kader van de vorige regeling is gecreëerd, behoeven bij de subsidieaanvraag niet opnieuw gegevens over de omvang van de beroepsbevolking in de regio te worden overgelegd. Tevens hoeft niet opnieuw een document overgelegd te worden, waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager door de andere participanten in het platform als initiatiefnemer van het regionaal platform wordt aangemerkt en derhalve als subsidieaanvrager wordt aangewezen. Een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst hoeft alleen te worden overgelegd indien deze ten opzichte van 2001 wijziging heeft ondergaan, opdat kan worden beoordeeld of het regionaal platform zoals beschreven in de nieuwe samenwerkingsovereenkomst nog voor subsidiëring in aanmerking komt.

Wel dient bij de aanvraag voor 2002 te worden overgelegd een beschrijving van de wijze waarop een CWI in de regio bij het regionaal platform is betrokken. In aanmerking nemende dat de regionale platforms doorgaans vooruitgang zullen hebben geboekt, c.q. ervaring hebben opgedaan met het betrekken van een CWI bij de werkzaamheden, mag worden aangenomen dat deze beschrijving een nadere concretisering zal zijn van de beschrijving die in het kader van de regeling uit 2001 is overgelegd.

Artikel 4

Voor de onderhavige tijdelijke stimuleringsregeling is voor het kalenderjaar 2002 een bedrag van € 9.075.604,- beschikbaar. Uitgaande van de omvang van de Nederlandse beroepsbevolking per ultimo 1999, als vervat in de CBS-tabel Beroepsbevolking 1999, van 7.097.000 personen, komt dit erop neer dat per hoofd van de beroepsbevolking een bedrag van € 1,27 beschikbaar is. Gelet op het feit dat het mogelijk is dat in de CBS-tabel Driejaarsgemiddelde omvang beroepsbevolking per gemeente 1997-1999 met betrekking tot een (kleine) gemeente gegevens over de omvang van de beroepsbevolking van die gemeente ontbreken, is uitdrukkelijk bepaald dat alsdan de laatst bekende cijfers van het CBS over de omvang van de beroepsbevolking van die gemeente verhoogd worden met het percentage waarmee de totale beroepsbevolking in Nederland is gestegen vanaf het kalenderjaar waarop die laatst bekende cijfers betrekking hebben tot en met 31 december 1999.

De stijging bedraagt in:

1995: 2%

1996: 1,3%

1997: 2,3%

1998: 1,7%

1999: 2%

In de regeling is uitdrukkelijk opgenomen dat de omvang van de beroepsbevolking in een regio slechts eenmaal bepalend is voor de hoogte van de subsidie. Indien dan ook op een later tijdstip onduidelijkheid zou ontstaan met betrekking tot de vraag waar exact de grens tussen twee aanliggende regio's zou liggen, is een eerdere vaststelling van de omvang van de beroepsbevolking in een van die regio's van doorslaggevende betekenis is voor het bepalen van de grens met de andere regio. Regio's kunnen elkaar dan ook niet overlappen.

Artikel 5

Gelet op de inhoud en strekking van de onderhavige regeling (te weten, het verder ontwikkelen van een platform voor de afstemming van het regionale arbeidsmarktbeleid, de coördinatie van de besteding van reïntegratiemiddelen en het bevorderen van een sluitende keten van dienstverlening) is in dit artikel vastgelegd dat de subsidie wordt geweigerd indien bij de gemeenten, het UWV of vertegenwoordigers van de werkgevers en werknemers in de regio niet meer voldoende draagvlak bestaat voor het regionaal platform arbeidsmarktbeleid.

Draagvlak blijkt onder andere uit het onderschrijven van de samenwerkingsovereenkomst door partijen in de regio. Van onvoldoende draagvlak is in ieder geval sprake indien slechts een zeer beperkt deel van de werkgevers in de regio vertegenwoordigd is in het platform. Ook signalen van de (organisaties van) werknemers dat zij zich niet of onvoldoende vertegenwoordigd achten in een platform kunnen duiden op onvoldoende draagvlak.

Artikel 6

Uiterlijk 30 april 2003 dient de minister van de subsidieontvanger een verslag te ontvangen, waarin inzicht wordt geboden in de activiteiten die in het kader van de doorontwikkeling van het regionaal platform arbeidsmarktbeleid zijn ontplooid. Het betreft hier beleidsinformatie die voor de subsidiëring dan ook niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Het niet voldoen aan deze informatieplicht kan aanleiding zijn om de verleende subsidie terug te vorderen.

Hiertoe kan krachtens de Algemene wet bestuursrecht ook besloten worden indien de subsidie op basis van onjuiste, dan wel onvolledige informatie is verstrekt, en de subsidie bij (wel) juiste of volledige informatie in het geheel niet, dan wel voor een lager bedrag zou zijn verstrekt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W.A. Vermeend.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst.

Naar boven