Wijziging Regeling dierlijke EG-premies

27 december 2001

TRCJZ/2001/17956

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad;

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunhandelingen;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1512/2001 van de Raad van 23 juli 2001 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1254/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees;

Overwegende dat toepassing moet worden gegeven aan de hiervoor genoemde verordeningen en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Raads- en Commissieverordeningen;

Overwegende dat de bepalingen van meergenoemde verordeningen rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtssfeer hebben, zij het dat ten behoeve van de juiste uitvoering een nadere invulling van deze bepalingen regelgeving noodzakelijk is;

Voorts gelet op de artikelen 15, 19, 26, 27 en 28 van de Landbouwwet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling dierlijke EG-premies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, komt te luiden:

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

b. LASER: Dienst Landelijke Service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c. AID: Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

d. verordening 3508/92: Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PbEG L 355);

e. verordening 2419/2001: Verordening (EEG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PbEG L 327);

f. verordening 1254/1999: Verordening (EEG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PbEG L 160);

g. verordening 2342/1999: Verordening (EEG) nr. 2342/1999 van de Commissie van 28 oktober 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees met betrekking tot de premieregelingen (PbEG L 281);

h. verordening 1760/2000: Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad;

i. dieren: ooien, vaarzen, koeien, zoogkoeien, stieren en ossen;

j. runderen: vaarzen, koeien, zoogkoeien, stieren en ossen;

k. ooi: vrouwelijk schaap dat ten minste één keer heeft gelammerd of ten minste één jaar oud is;

l. koe: vrouwelijk rund van tenminste acht maanden, dat heeft gekalfd;

m. vaars: vrouwelijk rund van ten minste acht maanden, dat nog niet heeft gekalfd;

n. zoogkoe: koe van een vleesras of koe die is voortgekomen uit een kruising met een dergelijk ras en die deel uit maakt van een bestand dat wordt gebruikt voor het opfokken van kalveren voor de vleesproductie en ten minste éénmaal gekalfd heeft;

o. stieren: ongecastreerde mannelijke runderen, met uitzondering van mannelijke runderen die op k.i.-stations worden gehouden en waarvan het hoofddoel is de productie van sperma;

p. ossen: gecastreerde mannelijke runderen;

q. producent: individueel bedrijfshoofd, natuurlijke of rechtspersoon of, voorzover het stieren-, ossen- of zoogkoeienhouderij betreft, samenwerkingsverband van natuurlijke of rechtspersonen, niet zijnde een producentengroepering ongeacht de rechtspositie van die groepering en van haar leden, van wie, respectievelijk waarvan het bedrijf zich op het grondgebied van Nederland bevindt en die ofwel runderen houdt, ofwel ten minste 10 ooien houdt;

r. producentengroepering: elke vorm van groepering, vereniging of samenwerking, waarin producenten van schapenvlees wederzijdse rechten en verplichtingen hebben met betrekking tot het uitoefenen van een schapenhouderij;

s. producent van lichte lammeren: producent die melk van ooien of zuivelproducten op basis van melk van ooien verkoopt;

t. producent van zware lammeren: producent van schapenvlees, niet zijnde een producent van lichte lammeren;

u. huurder: degene die op grond van een schriftelijke overeenkomst met het verhurend bedrijfshoofd verantwoordelijk is voor het houden van een kudde ooien of een deel daarvan;

v. terreinbeherende organisatie:

1° privaatrechtelijke rechtspersoon die gronden in eigendom, vruchtgebruik, erfpacht of pacht heeft en in voorkomende gevallen blijkens zijn statuten ten doel heeft deze gronden te beheren uit oogpunt van natuurbeheer;

2° publiekrechtelijke rechtspersoon;

w. bedrijf:

1° geheel van de door de producent beheerde of te zijner beschikking gestelde productie-eenheden die in Nederland zijn gelegen waarvan hij eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter is, dan wel pachter op basis van een door de grondkamer goedgekeurd of geregistreerd pachtcontract, dan wel

2° door de producent beheerde grond dan wel grond tijdelijk in gebruik gekregen op grond van een overeenkomstig artikel 192, respectievelijk artikel 194, van de Landinrichtingswet vastgesteld plan van tijdelijk gebruik, dan wel krachtens artikel 46, vierde lid, van de Reconstructiewet Midden-Delfland of krachtens artikel 28, vierde lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, dan wel grond tijdelijk in gebruik gekregen van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, of

3° de in Nederland gelegen bedrijfsgebouwen waarvan de producent op basis van een schriftelijke overeenkomst ten minste gedurende de aanhoudperiode als bedoeld in het vierde lid het gebruik heeft, of

4° in Nederland gelegen grond welke door een terreinbeherende organisatie op basis van een schriftelijke overeenkomst ten minste gedurende 7 maanden met ingang van 31 maart van het jaar waarin de premie wordt aangevraagd, aan de producent in gebruik is gegeven, of

5° voorzover het een producent van schapenvlees betreft en onverminderd het hiervoor gestelde: andere dan de bovenbedoelde grond of gebouwen die de producent voor de productie van schapenvlees in gebruik heeft mits de in artikel 5.3, eerste en tweede lid, bedoelde schriftelijke mededeling door LASER is ontvangen;

x. oppervlakte cultuurgrond: totale tot het bedrijf behorende areaal aan bouwland, blijvend grasland, meerjarige cultures en tuinen voor eigen gebruik;

y. GVE: grootvee-eenheden die worden berekend door omrekening van de aantallen dieren als bedoeld in artikel 12 van verordening 1254/1999 aan de hand van de tabel in bijlage III van verordening 1254/1999;

z. veebezetting: het aantal mannelijke runderen, zoogkoeien en vaarzen, schapen en geiten waarvoor in een bepaald jaar door de producent premie-aanvragen zijn ingediend en het aantal melkkoeien dat nodig is voor de productie van de aan de producent toegekende totale individuele referentiehoeveelheid;

aa. individuele referentiehoeveelheid: in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Regeling Superheffing 1993 bedoelde referentiehoeveelheid melk waarover geen heffing verschuldigd is en die op het bedrijf beschikbaar is als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder a, van verordening 2342/1999;

bb. voederareaal: oppervlakte van het bedrijf welke gedurende een aaneengesloten periode van ten minste zeven maanden beschikbaar is voor de rundvee- en schapen- of geitenhouderij op dat bedrijf en die wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, tweede lid, onder b, van verordening 1254/1999;

cc. veebezettingsgetal: rekenkundige verhouding, uitgedrukt in GVE per hectare, tussen de veebezetting en het voederareaal van het bedrijf die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 12, tweede lid, van verordening 1254/1999 en, in geval van extensivering, artikel 13, derde lid, van verordening 1254/1999;

dd. grasland: weidegrond welke voor ten minste 50% uit grassen bestaat en welke bestemd is voor beweiding met dieren of voor de winning van het gewas voor vervoedering aan dieren;

ee. perceel landbouwgrond: ononderbroken stuk grond waarop één gewas wordt geteeld door één producent;

ff. probleemgebied: gebied, bedoeld in artikel 3, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 75/268/EEG van de Raad van 28 april 1975 (PbEG L 128);

gg. premie: premie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening 2467/98, dan wel premie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, dan wel premie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, dan wel premie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van verordening 1254/1999;

hh. extensiveringsbedrag: extra bedrag dat overeenkomstig artikel 13 van verordening 1254/1999 wordt toegekend;

ii. deelnamemelding: melding als bedoeld in artikel 34 van verordening 2342/1999;

jj. nationale reserve: reserve als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening 2467/98, onderscheidenlijk als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening 1254/1999;

kk. jaar: kalenderjaar;

ll. nge`s: Nederlandse grootte-eenheden, door het Landbouw Economisch Instituut berekende verhoudingsgetallen die een beoordeling mogelijk maken van de productie-omvang van het gehele landbouwbedrijf en van afzonderlijke takken;

mm. oormerk: identificatiemerkteken als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder a, van Richtlijn 92/102/EEG van de Raad van 27 november 1992 (PbEG L 355);

nn. I & R-systeem rund: gecomputeriseerd gegevensbestand als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, en artikel 5 van verordening 1760/2000;

oo. paspoort: paspoort als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

pp. bedrijfsregister: register als bedoeld in artikel 7, eerste lid , eerste streepje, van verordening 1760/2000;

qq. verordening 2467/98: Verordening (EEG) nr. 2467/98 van de Raad van 3 november 1998 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees (PbEG L 312);

rr. verordening 2700/93: Verordening (EEG) nr. 2700/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 september 1993 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de premie ten behoeve van schapen- en geitenproducenten (PbEG L 245);

ss. verordening 3493/90: Verordening (EEG) nr. 3493/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 november 1990 tot vaststelling van de algemene voorschriften voor de toekenning van de premie aan de producenten van schapenvlees (PbEG L 337);

tt. verordening 2814/90: Verordening (EEG) nr. 2814/90 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 28 september 1990 houdende bepalingen voor de toepassing van de definitie van tot zware dieren gemeste lammeren (PbEG L 268);

uu. verordening 2385/91: Verordening (EEG) nr. 2385/91 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 1991 houdende nadere voorschriften voor een aantal bijzondere gevallen in verband met de definitie van producenten en producentengroeperingen in de sector schapen- en geitenvlees;

vv. verordening 3567/92: Verordening (EEG) nr. 3567/92 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 december 1992 houdende toepassingsbepalingen inzake het maximum aantal premies per producent, de nationale reserves en de overdracht van premierechten waarin is voorzien bij Verordening (EEG) nr. 2467/98 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees (PbEG L 362).

B

Na artikel 1.1, derde lid, wordt een vierde lid ingevoegd, luidende:

4. De aanhoudperiode gedurende welke de dieren waarvoor premie is aangevraagd op het bedrijf moeten worden gehouden, beloopt voor:

- ooien: een aaneengesloten periode van 100 dagen gerekend vanaf de laatste dag van de aanvraagperiode;

- stieren of ossen: een aaneengesloten periode van twee maanden te rekenen vanaf de dag na de dag van ontvangst door LASER van de premie-aanvraag;

- zoogkoeien: een aaneengesloten periode van zes maanden te rekenen vanaf de dag na de dag van ontvangst door LASER van de premie-aanvraag;

- runderen waarvoor premie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, wordt aangevraagd: een aaneengesloten periode van tenminste twee maanden.

C

Artikel 1.1, derde lid, komt te luiden:

3.Indien een producent beschikt over voederareaal dat gedeeltelijk ligt in België of Duitsland in de onmiddellijke nabijheid van zijn bedrijf, kan dit areaal op zijn verzoek geacht worden deel uit te maken van zijn bedrijf.

D

Artikel 2.3a vervalt.

E

In de artikelen 2.3, 4.2a, 4.6, 4.7 en 4.8 wordt de term `I&R-register' telkens vervangen door: I&R-systeem rund.

F

Artikel 2.4b, tweede lid, komt te luiden:

2. Aanvragen voor premie ter zake van het slachten van runderen in een in Nederland gelegen abattoir worden ingediend door melding van de slacht overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002 door het betrokken abattoir aan het I & R-systeem rund.

G

In artikel 2.5, tweede lid, wordt de zinsnede `ten aanzien waarvan zulks wordt verlangd.' vervangen door de zinsnede, luidende: die LASER nodig acht voor de beoordeling of aanspraak op premie kan worden gemaakt.

H

Na artikel 2.5 wordt een nieuw artikel 2.5a ingevoegd, luidende:

artikel 2.5a

1. Een premie-aanvraag kan te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, echter indien LASER of de AID de producent in kennis heeft gesteld van:

a. onregelmatigheden in zijn premie-aanvraag, of

b. het voornemen bij de producent een controle ter plaatse uit te voeren, waarbij vervolgens onregelmatigheden worden ontdekt, mogen de bij de onregelmatigheden betrokken gedeelten van de aanvraag niet worden ingetrokken.

2. Van de intrekking, bedoeld in het eerste lid, wordt LASER schriftelijk in kennis gesteld.

I

Artikel 2.6 komt te luiden:

1. Behoudens gevallen als bedoeld in artikel 2.9, wordt de premie, waarvoor de aanvraag, niet binnen de door de minister voor die aanvraag vastgestelde periode door LASER is ontvangen, verlaagd door de premie waarop de producent recht zou hebben indien de aanvraag tijdig zou zijn ontvangen, met 1% per werkdag vertraging te verminderen.

2. Indien de aanvraag meer dan 25 kalenderdagen na sluiting van de aanvraagperiode door LASER is ontvangen, wordt de aanvraag afgewezen.

3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt slechts in behandeling genomen indien de in artikel 2.5, tweede lid, bedoelde bewijsstukken binnen de desbetreffende aanvraagperiode, dan wel uiterlijk op een nader door LASER vastgesteld tijdstip, door LASER zijn ontvangen.

4. In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.4b, tweede lid, afgewezen indien de melding van de slacht niet binnen 25 dagen na de slacht van het betrokken rund heeft plaatsgevonden op de wijze zoals bepaald in de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002.

5. In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.4b, derde lid, onderscheidenlijk het vierde lid, alsmede een melding als bedoeld in artikel 2.4b, tweede lid, afgewezen indien deze niet voor het uit de regeling voortvloeiend tijdstip, door LASER is ontvangen.

J

In artikel 2.8, eerste lid, wordt `3887/92' vervangen door: 2419/2001.

K

In artikel 2.8, tweede lid, wordt `11, lid 1bis, van 3887/92' vervangen door: 44, tweede lid, van verordening 2419/2001.

L

Na artikel 2.8 wordt een nieuw artikel 2.8a ingevoegd, luidende:

artikel 2.8a

Geen premie, bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, terzake van het slachten, wordt verleend indien de slachtmelding wordt verricht door een abattoir dat door toepassing van artikel 42 van verordening 2419/2001 is uitgesloten van het recht verklaringen of certificaten af te geven met het oog op de toekenning van premie.

M

In artikel 2.9, tweede lid, wordt na `overmacht' ingevoegd: of buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van verordening 2419/2001.

N

Artikel 2.10 komt te luiden:

LASER ontvangt de mededeling, bedoeld in artikel 2.9, binnen een termijn van 10 werkdagen volgende op de dag nadat de vermindering de producent bekend is geworden, dan wel in geval van overmacht of buitengewone omstandigheden, vergezeld van de relevante bewijsstukken, binnen 10 werkdagen vanaf het tijdstip waarop dit voor de producent mogelijk is.

O

In artikel 3.2, eerste lid, wordt `120 sbe's' vervangen door: 60 nge's.

P

In artikel 3.2, tweede lid, worden de getallen `500' en `2500' vervangen door: 227 respectievelijk 1135.

Q

In artikel 3.3, eerste lid, wordt `120 sbe's' vervangen door: 60 nge's.

R

In artikel 3.3, tweede lid, worden de getallen `14' en `2' vervangen door: 12 respectievelijk 1,8.

S

In artikel 4.1, tweede lid, vervalt de zinsnede `, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van Verordening 1254/1999,'.

T

Artikel 4.2b wordt als volgt gewijzigd.

1. Het eerste lid vervalt.

2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. De producent doet van de intrekking, bedoeld in het eerste lid, melding aan LASER.

U

Artikel 4.4, tweede lid, vervalt.

V

Artikel 4.5, eerste lid, vervalt onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot eerste tot en met derde lid.

W

Artikel 4.6, onderdeel b, komt te luiden:

b) blijkens het I & R-systeem rund na afloop van de in onderdeel a genoemde periode binnen één maand worden geslacht in een abattoir waarvan de houder overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002 een bedrijfsregister bijhoudt of met het oog op slacht naar een andere lidstaat worden verzonden, dan wel binnen twee maanden in geval van uitvoer naar een derde land, en.

X

In artikel 4.6, onderdeel c, wordt `820/97' vervangen door: 1760/2000.

Y

In artikel 4.7, tweede lid, onderdeel c, wordt het jaartal `2000' vervangen door: 2002.

Z

Artikel 4.9 komt te luiden:

1. Geen premie wordt verstrekt voor runderen ten aanzien waarvan de producent de op hem, ingevolge de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002, rustende bepalingen met betrekking tot de melding aan het I&R-systeem rund van de geboortedatum, de datum van aanvoer op, of afvoer van zijn bedrijf of de datum van slacht onderscheidenlijk uitvoer naar een derde land, niet binnen 25 dagen is nagekomen, voorzover de desbetreffende meldingsplicht op of na 1 januari 2000 is ontstaan.

2. De premie wordt verminderd met 25% voor runderen ten aanzien waarvan de producent de in het eerste lid bedoelde op hem rustende bepalingen niet tijdig doch wel binnen 25 dagen nadat de betrokken gebeurtenis heeft plaatsgevonden, is nagekomen, voorzover de desbetreffende meldingsplicht op is na 1 januari 2000 is ontstaan.

AA

In artikel 6.1, onderdeel a, vervalt de zinsnede `na de dag'.

BB

Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd.

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. gedurende ten minste zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op die van ontvangst door LASER van de aanvraag, op het bedrijf een aantal zoogkoeien houden dat ten hoogste gelijk is aan 85% en een aantal vaarzen houden dat tenminste gelijk is aan 15% van het aantal zoogkoeien waarvoor de premie is aangevraagd.

2. Er wordt een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende:

d. Het in onderdeel c genoemde minimum aantal vaarzen geldt niet voor een producent die voor minder dan 14 zoogkoeien premie aanvraagt.

CC

Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd.

1. Het eerste lid, onderdeel b komt te luiden:

b. tot het voor het bedrijf van de producent ingevolge artikel 12, eerste lid, van verordening 1254/1999 geldende maximum veebezettingsgetal;.

2. Het eerste lid, onderdeel d komt te luiden:

d. indien de producent een bedrijfsregister bijhoudt;.

3. Het eerste lid, onderdeel e komt te luiden:

e. indien de producent voldoet aan de bij of krachtens de Regeling handel levende dieren en levende producten vastgestelde regelen terzake van het paspoort, en.

4. In het tweede lid vervalt de zinsnede `, danwel de vervangende drachtige vaars'.

DD

Artikel 6.2b, eerste lid, komt te luiden:

1. Het bedrag van de premie, bedoeld in artikel 6.2a, wordt verhoogd met een extensiveringsbedrag ten bedrage van:

a. € 66,- voor de jaren 2000 en 2001 indien de veebezetting lager is dan 1,6 GVE per hectare en € 33,- indien de veebezetting ten minste 1,6 GVE per hectare bedraagt, doch minder dan 2,0 GVE per hectare;

b. € 80,- voor het jaar 2002 en de daarop volgende jaren indien de veebezetting lager is dan 1,4 GVE per hectare en € 40,- indien de veebezetting ten minste 1,4 GVE per hectare bedraagt, doch minder dan 1,8 GVE per hectare.

EE

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd.

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. tot het voor het bedrijf van de producent ingevolge artikel 12, eerste lid, van verordening 1254/1999 geldende maximum veebezettingsgetal;.

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. indien de producent een bedrijfsregister bijhoudt;.

3. Onderdeel d komt te luiden:

d. indien de producent voldoet aan de bij of krachtens de Regeling handel levende dieren en levende producten vastgestelde regelen terzake van het paspoort, en.

FF

Artikel 7.3b, eerste lid, komt te luiden:

1. Het bedrag van de premie, bedoeld in artikel 7.3a, wordt verhoogd met een extensiveringsbedrag ten bedrage van:

a. € 66,- voor de jaren 2000 en 2001 indien de veebezetting lager is dan 1,6 GVE per hectare en € 33,- indien de veebezetting ten minste 1,6 GVE per hectare bedraagt, doch minder dan 2,0 GVE per hectare;

b. € 80,- voor het jaar 2002 en de daarop volgende jaren indien de veebezetting lager is dan 1,4 GVE per hectare en € 40,- indien de veebezetting ten minste 1,4 GVE per hectare bedraagt, doch minder dan 1,8 GVE per hectare.

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,L.J. Brinkhorst.

1 Stcrt. 1996, 80; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 19 september 2000 (Stcrt. 184).

Toelichting

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling dierlijke EG-premies die uitvoering geeft aan de gemeenschappelijke marktordening in de rundvleessector.

Met ingang van 1 januari 2002 zal het ministerie van LNV het I&R-systeem overnemen van het Productschap voor Vlees en Vee (PVV) en zelf gaan beheren. In dat verband wordt de I&R-regelgeving van PVV met ingang van 1 januari 2002 vervangen door de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002. De onderhavige regeling wordt dienovereenkomstig aangepast.

Voorts geeft onderhavige wijziging uitvoering aan de gewijzigde Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PbEG L 327). Deze is van toepassing op steunaanvragen voor verkoopseizoenen of premieperioden die op of na 1 januari 2002 ingaan.

Omwille van de leesbaarheid is het artikel inzake de begripsbepalingen in zijn geheel opnieuw vastgesteld. Ingevolge de genoemde EG-verordening is intrekking van een premie-aanvraag nog wel mogelijk doch wijziging niet meer. Dit laatste kan enkel nog in geval van extensiveringspremie. Daarnaast is het maximum veebezettingsgetal om voor de desbetreffende premie in aanmerking te komen verlaagd tot 1,9 GVE in 2002. In het kader van de zoogkoeienpremie is de verhouding van zoogkoeien en vaarzen die moeten worden aangehouden op het bedrijf van de aanvrager gewijzigd. Tot slot wordt naast overmacht het begrip buitengewone omstandigheden geïntroduceerd.

De overige wijzigingen betreffen wijzigingen van tekstuele en redactionele aard.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L.J. Brinkhorst.

Naar boven