Decemberpakket zeevisserij 2002

21 december 2001

Nr. TRCJZ/2001/17807

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

Artikel I

De Regeling technische maatregelen 20001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4 wordt na het derde lid een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Een speciaal visdocument als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, afgegeven ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor subsidie op grond van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002 wordt verleend, is, in het geval dat de aanvrager overeenkomstig artikel 6, tweede lid, onderdeel c of d, van die regeling afstand heeft gedaan van de ten behoeve van dat vissersvaartuig verleende garnalenvergunning, niet meer geldig vanaf de datum waarop op grond van die regeling is beslist tot subsidieverlening.

B

In artikel 6, eerste lid, wordt het zinsdeel `uitgestald of te koop aangeboden,' vervangen door: uitgestald, te koop aangeboden of voorhanden gehouden,.

C

Na artikel 12d worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12e

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, eerste, tweede, derde en zesde lid, 4, 5, eerste, tweede en derde lid, 7, 14, 16 en 17 van verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van de Europese Unie van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PbEG L 137).

Artikel 12f

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 4 tot en met 9 van verordening (EG) nr. 2056/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2001 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van de kabeljauwbestanden in de Noordzee en ten westen van Schotland (PbEG L 277).

Artikel II

In bijlage I van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 19882 wordt aan punt 1 onderdeel b een punt-komma toegevoegd en wordt een onderdeel c toegevoegd, luidende:

c. de loswal aan de westzijde van de Middenhavendam.

Artikel III

De Regeling logboek en opgave zeevis 19873 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, achtste lid, wordt het zinsdeel `op een plaats, genoemd in bijlage 3 bij' vervangen door: op een andere plaats dan de havens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van.

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 3, tweede lid, door een komma, wordt de volgende zinsnede toegevoegd: tenzij het betreffende derde land een ander logboek dan het logboek- tevens vangstopgaveformulier heeft voorgeschreven.

C

Na artikel 4 wordt een artikel 4a ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Degene die de visserij uitoefent met een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 59 meter in de wateren van een derde land, met uitzondering van Noorwegen of IJsland, dat een ander logboek dan het logboek- tevens vangstopgaveformulier voorschrijft, is verplicht:

a. bij het binnenvaren van de wateren van dat derde land:

1e door middel van datatransmissie met behulp van de satellietvolgapparatuur als bedoeld in artikel 10 van de Regeling technische maatregelen 2000 of door verzending van een faxbericht aan de meldkamer van de AID te Kerkrade (045 - 5461011) voorafgaand aan het binnenvaren van die wateren melding te maken van:

- de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;

- de naam van de kapitein van het vissersvaartuig;

- de geografische positie van het vissersvaartuig;

- de wateren van welk derde land het vissersvaartuig gaat binnenvaren;

- de datum en het tijdstip waarop het vissersvaartuig vermoedelijk die wateren zal binnenvaren en

- de vangst aan boord, gespecificeerd naar soort;

en

2e het logboek- tevens vangstopgaveformulier volledig in te vullen overeenkomstig artikel 4, waarbij wordt vermeld welke vangsten aan boord zijn en op welke datum en tijdstip de wateren van dat derde land zijn binnengevaren;

b. tijdens de visreis in de wateren van het derde land het aldaar voorgeschreven logboek overeenkomstig de wetgeving van dat land bij te houden;

c. in het geval van aanlanding van vis in een haven, binnen 48 uur na afloop van de lossing het roze exemplaar van het logboek- tevens vangstopgaveformulier, dat voldoet aan artikel 2, vijfde lid, en een exemplaar van het in het derde land voorgeschreven logboek af te geven of toe te zenden aan de bevoegde instanties van het land van aanvoer;

d. binnen 48 uur na afloop van lossing van vis in een haven het originele exemplaar van het logboek- tevens vangstopgaveformulier, dat voldoet aan artikel 2, vijfde lid, en een exemplaar van het in het derde land voorgeschreven logboek toe te zenden aan de AID, Kerkrade, Postbus 234, Postcode 6460 AE;

e. binnen 8 dagen na het tijdstip van aanlanding in een haven melding te maken van de aanlanding door middel van het inleveren van het blauwe exemplaar van het logboek- tevens vangstopgaveformulier, dat voldoet aan artikel 2, vijfde lid, en een ingevuld exemplaar van het in het derde land voorgeschreven logboek te zenden aan de AID, Kerkrade, Postbus 234, Postcode 6460 AE;

f. in geval van het verlaten van de wateren van het derde land:

1e voor het verlaten van die wateren door middel van datatransmissie met behulp van de satellietvolgapparatuur als bedoeld in artikel 10 van de Regeling technische maatregelen 2000 of door verzending van een faxbericht aan de meldkamer van de AID te Kerkrade (045 - 5461011) melding te maken van:

- de roepletters van het vissersvaartuig;

- de naam van de kapitein van het vissersvaartuig;

- de geografische positie van het vissersvaartuig;

- de wateren van welk derde land het vissersvaartuig gaat verlaten;

- de datum en het tijdstip waarop het vissersvaartuig vermoedelijk die wateren zal verlaten en

- de vangst aan boord, gespecificeerd naar soort;

en

2e het in het derde land voorgeschreven logboek volledig in te vullen, waarbij wordt vermeld welke vangsten aan boord zijn en op welke datum en tijdstip de wateren van dat derde land zijn verlaten.

Artikel IV

Bijlagen 2, 3 en 4 bij de Regeling vangstbeperking4 worden vervangen door de bij deze regeling als bijlage 2, 3 en 4 bij de Regeling vangstbeperking gevoegde bijlagen.

Artikel V

De bijlage bij de Regeling contingentering zeevis5 wordt vervangen door de bij deze regeling als bijlage bij de Regeling contingentering zeevis gevoegde bijlage.

Artikel VI

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 december 2001.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,G.H. Faber.

1 Stcrt. 1999, 252, zoals laatstelijk gewijzigd bij regeling van 21 december 2000, Stcrt. 249.

2 Strct 1987, 253, zoals laatstelijk gewijzigd bij regeling van 21 december 2000, Stcrt. 249.

3 Stcrt. 1987, 194, zoals laatstelijk gewijzigd bij regeling van 2 juli 2001, Stcrt. 127.

4 Stcrt. 1993, 252, zoals laatstelijk gewijzigd bij regeling van 2 juli 2001, Stcrt. 127

5 Stcrt. 1996, 250, zoals laatstelijk gewijzigd bij regeling van 2 juli 2001 Stcrt. 127

Toelichting

Artikel I: wijziging Regeling technische maatregelen 2000

De onderhavige wijziging van de Regeling technische maatregelen behelst ten eerste een wijziging in verband met de inwerkingtreding van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002. Indien aan een ondernemer op grond van die regeling subsidie wordt verstrekt voor de definitieve beëindiging van de zeevisserij in de wateren van de Europese Unie, komt het ten behoeve van het desbetreffende vissersvaartuig behorend tot segment E verstrekte speciale visdocument voor de visserij op garnalen - ook wel lijst I-plaats genoemd - te vervallen. Behoort het vissersvaartuig tot segment C of D dan komt het visdocument slechts te vervallen als de ondernemer ervoor kiest om afstand te doen van zijn garnalenvergunning.

Voorts wordt artikel 6, eerste lid, gewijzigd. Op grond van dat artikel is het verboden ondermaatse vis aan boord te houden, over te laden, aan te voeren, te vervoeren, op te slaan, te verkopen, uit te stallen of te koop aan te bieden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125). Gelet op de strekking van deze bepaling is het duidelijk dat dit verbod zich niet alleen op de beroepsvisserij maar ook op de sportvisserij richt, aangezien dit voor afdoende bescherming van die organismen noodzakelijk is. In de praktijk is echter gebleken dat er regelmatig sportvissers worden aangetroffen die ondermaatse vis voorhanden hebben. Om zeker te stellen dat ook deze handelingen onder het bereik van dit artikel vallen wordt met de onderhavige wijziging expliciet het voorhanden hebben van ondermaatse vis verboden en zal een ieder die ondermaatse vis vangt en meeneemt onder de reikwijdte van dit artikel vallen.

Daarnaast wordt met artikel 12e uitvoering gegeven aan verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van de Europese Unie van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PbEG L 137). Op grond van die verordening is het in de Atlantische Oceaan en de aangenzende zeeën verboden drijvende voorwerpen te gebruiken bij de visserij en visserijactiviteiten uit te oefenen zonder waarnemer aan boord. Voorts is het verboden bepaalde tonijnsoorten die met ringzegens zijn gevangen aan boord te houden of met dat vistuig op deze soorten te vissen. Ook behelst de verordening het verbod om ondermaatse zwaardvissen, blauwvintonijn, geelvintonijn en grootoogtonijn aan boord te houden, over te laden, aan te landen, te vervoeren, op te slaan en te verkopen. Tenslotte is het in het oostelijk deel van de Stille Oceaan verboden hulpvaartuigen te gebruiken bij de visserij, vis over te laden of op dolfijnen te vissen, tenzij dit in overeenstemming is met de verordening.

Artikel 12f betreft implementatie van verordening (EG) nr. 2056/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2001 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van de kabeljauwbestanden in de Noordzee en ten westen van Schotland (PbEG L 277). Op grond van die verordening worden beperkingen gesteld aan het gebruik van demersale netten, boomkorren en staand vistuig in ICES deelgebieden IV en VI en ICES-sectoren IIa en Vb en worden vangstpercentages voorgeschreven voor het aan boord houden van vis bij de visserij met dat vistuig.

Artikel II: wijziging Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988

Met de wijziging van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 wordt gehoor gegeven aan het verzoek van de Zeeuwse Visveiling Breskens n.v. om de nieuw gebouwde loswal aan de westzijde van de Middenhavendam in de haven van Breskens op te nemen in bijlage I bij de regeling als aangewezen losplaats.

Artikel III: wijziging Regeling logboek en opgave zeevis 1987

De wijziging van de Regeling logboek en opgave zeevis 1987 behelst ten eerste een aanpassing van de verplichting om het logboek- tevens vangstopgaveformulier in te dienen door middel van het deponeren in een opgavebus. Op grond van de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 is het verboden vis - niet inbegrepen schaal- en schelpdieren - aan te landen in andere havens dan de havens die in bijlage 2 bij die regeling zijn aangewezen (de aangewezen havens). Voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter (kleine bootjes) zijn daarnaast in bijlage 3 bij de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 (bijlage 3) een aantal aanvullende aanlandingsplaatsen aangewezen. Voor vissersvaartuigen die uitsluitend schaal- of schelpdieren aanlanden zijn geen verplichte aanlandingsplaatsen vastgesteld.

Op grond van de Regeling logboek en opgave zeevis 1987 dient degene die vis aanlandt het logboek in te dienen door dit aan een functionaris of ambtenaar van de AID te overhandigen of dit in een opgavebus te deponeren.

Aangezien de opgavebussen uitsluitend in de aangewezen havens aanwezig zijn, is bij regeling van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 2 juli 2001, onder meer houdende een wijziging van de Regeling logboek en opgave zeevis 1987 (Stcrt. 127) bepaald dat logboeken van de kleine bootjes bij aanlanding op de in bijlage 3 genoemde plaatsen kunnen worden ingediend door middel van toezending daarvan aan de AID. Ook de garnalen- en scheldiervissers landen op andere plaatsen aan dan in de aangewezen havens. In verband daarmee wordt het thans mogelijk gemaakt dat ook bij deze aanlandingen het logboek wordt ingediend door middel van toezending aan de AID.

Op grond van de onderhavige regeling kan een ieder die vis aanlandt op een andere plaats dan een in bijlage 2 bij de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988 aangewezen haven, het logboek indienen door middel van toezending daarvan aan de AID.

Daarnaast wordt met de onderhavige wijziging van de Regeling logboek en opgave zeevis 1987 de logboekverplichting in geval van visserij in de wateren van derde landen aangepast. Op grond artikel 1, tweede lid, van verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de Lid-Staten (PbEG L 276) dient bij visserij in de wateren van derde landen, die een eigen logboek hebben voorgeschreven, het aldaar voorgeschreven logboek te worden bijgehouden in plaats van het communautaire logboek- tevens vangstopgaveformulier. Aangezien de Nederlandse vissersvloot in het verleden niet viste in wateren van derde landen die een eigen logboek hadden voorgeschreven, is deze bepaling tot op heden niet geïmplementeerd. De Nederlandse visserijactiviteiten in de wateren van Mauritanië maken implementatie van deze bepaling echter noodzakelijk.

In artikel 4a wordt voorgeschreven aan welke eisen een visser moet voldoen die de visserij uitoefent in de wateren van een derde land dat een eigen logboek heeft voorgeschreven. Ten eerste is de visser verplicht bij het verlaten van de wateren van de Europese Unie het communautaire logboek volledig in te vullen en tijdens de visreis in de wateren van het derde land het door het derde land voorgeschreven logboek bij te houden. De gegevens in deze twee logboeken dienen daarbij naadloos op elkaar aan te sluiten. Daarnaast dient de visser voor binnen en uitvaren van de wateren van het derde land daarvan melding te doen bij de AID en bij aanlanding in een haven beide logboeken bij de autoriteiten van de havenstaat in te leveren en van beide logboeken een exemplaar aan de AID te zenden. Tenslotte dient de visser bij het verlaten van de wateren van het derde land het aldaar voorgeschreven logboek af te sluiten en vanaf dat moment het communautaire logboek bij te houden. Tot nog toe heeft uitsluitend Mauritanië uitdrukkelijk een ander logboek voorgeschreven. Thans worden er door 16 Nederlandse trawlers visserij-activiteiten uitgeoefend in de Mauritaanse wateren. Tot nu toe waren deze vissers op grond van de Nederlandse wetgeving verplicht ook bij de visserij in die wateren het Europese logboek bij de houden, terwijl de Mauritaanse overheid het Mauritaanse logboek voorschreef. Op grond van de onderhavige wijziging zal bij dergelijke visserij-activiteiten slechts één logboek bijgehouden te hoeven worden: in de wateren van het derde land het door dat land voorgeschreven logboek en in de overige wateren het communautaire logboek. Overigens zal deze aanpassing van de regelgeving slechts een beperkte afname van de administratieve lasten betekenen, aangezien de gegevens steeds in één van beide logboeken zullen moeten worden ingevuld.

Artikel IV: wijziging Regeling vangstbeperking en Regeling contingentering zeevis

Door middel van deze wijziging worden de bijlagen 2, 3 en 4 bij de Regeling vangstbeperking en de bijlage bij de Regeling contingentering zeevis op de gebruikelijke wijze aangepast aan de vaststelling door de Raad van de Europese Unie op 17 en 18 december 2001 van de TAC en quota voor het jaar 2002.

Reacties op de regelgeving

De onderhavige regeling is voor commentaar voorgelegd aan het Productschap Vis.

Ten aanzien van de wijziging van de Regeling logboek en opgave zeevis 1987 merkt het Productschap Vis op dat tijdens het overleg tussen de Directie Visserij, de AID en het bedrijfleven, dat in november 2001 heeft plaatsgevonden, is afgesproken dat het bedrijfsleven een concept- controleprotocol zou opstellen aangaande de visserij in de Mauritaanse wateren met als doel een convenant te sluiten tussen de Mauritaanse en Nederlandse autoriteiten en het bedrijfsleven. Het Productschap pleit ervoor de voorgestelde wijziging van de Regeling logboek en opgave zeevis 1987 tot het moment van sluiten van dat convenant op te schorten.

Aangezien het visserijaccoord tussen de Europese Unie en Mauritanië reeds van kracht is en er door de Nederlandse trawlers in die wateren visserij-activiteiten worden ontplooid, is het onwenselijk de tenuitvoerlegging van verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de Lid-Staten (PbEG L 276) uit te stellen. Na sluiting van het convenant zal worden bezien in hoeverre het noodzakelijk blijkt de regeling verder aan te passen voor de visserij in de wateren van derde landen.

Bijlage 2 bij de Regeling vangstbeperking

Totaal vangstverbod voor:

stcrt-2001-250-p42-SC32551-1.gifstcrt-2001-250-p42-SC32551-2.gif

Bijlage 3

Totaal voor de Nederlandse vissers in het kalenderjaar 2002 te vangen hoeveelheden (x 1000 kg in levend gewicht)

stcrt-2001-250-p42-SC32551-3.gifstcrt-2001-250-p42-SC32551-4.gif

1 exclusief gebied IIa (EG-wateren) maar inclusief de wateren onder de visserij-jurisdictie van kuststaten

2 waarvan niet meer dan 900 ton mag worden gevangen in de Faeröese wateren (inclusief sector Vb ten noorden van 62°NB), alsmede niet meer dan 2860 ton in de Noorse exclusieve economische zone en de visserijzone rond Jan Mayen. Van die 2.860 ton mag niet meer dan 2120 ton worden gevangen in de Noorse exclusieve economische zone;

3 vissen met gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 54 mm of met ringzegen netten in gebied IIa (EG-wateren) is slechts toegestaan van 1 maart tot 30 juni;

4 van deze hoeveelheid mag niet meer dan 490 ton worden gevangen in de sectoren IVb en c;

5 mag niet worden gevangen in de wateren die vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van Spanje;

6 van deze hoeveelheid mag 9800 ton worden gevangen in de periode van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december in de sector IVa (EG-wateren)

Bijlage 4 bij de Regeling vangstbeperking

Totaal voor de gezamenlijk vissers van de lid-staten van de EG in het kalenderjaar 2002 te vangen hoeveelheden (x 1.000 kg in levend) gewicht.

stcrt-2001-250-p42-SC32551-5.gif

Bijlage bij de Regeling contingentering zeevis

a. Vissoorten en vangstgebieden, bedoeld in artikel 1;

stcrt-2001-250-p42-SC32551-6.gifstcrt-2001-250-p42-SC32551-7.gif

1exclusief IIa (EG-wateren) maar inclusief de wateren onder de visserij-jurisdictie van de kuststaten

2exclusief de wateren die vallen onder soevereiniteit of jurisdictie van Spanje

b. Aanverwante vissoorten, bedoeld in artikel 1;

stcrt-2001-250-p42-SC32551-8.gif

c. Hoeveelheden kabeljauw en wijting, bedoeld in artikel 7, eerste lid onderdeel a;

stcrt-2001-250-p42-SC32551-9.gif

d. Hoeveelheid makreel, bedoeld in artikel 8, eerste lid onderdeel a;

stcrt-2001-250-p42-SC32551-10.gif

e. Percentages, bedoeld in artikel 10, eerste lid;

stcrt-2001-250-p42-SC32551-11.gif

f. Hoeveelheden, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, artikel 8, eerste lid, onderdeel b en artikel 8a;

stcrt-2001-250-p42-SC32551-12.gif
Naar boven