Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002

21 december 2001

Nr. TRCJZ/2001/17579

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337);

Gelet op artikel 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

b. licentie: aan een ondernemer ten aanzien van een vissersvaartuig toegekende licentie als bedoeld in artikel 3 van de Regeling visserijlicentie;

c. besluit: Besluit registratie vissersvaartuigen 1998;

d. segment: vlootsegment als bedoeld in de bijlage van beschikking nr. 2001/21/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2000 tot wijziging van Beschikking 98/121/EG houdende goedkeuring van het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van Nederland voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 (PbEG L 5);

e. vissersvaartuig: vaartuig dat gebruikt wordt voor de uitoefening van de bedrijfsmatige visserij dat overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967 als Nederlands geldt, dat overeenkomstig het bij of krachtens het besluit bepaalde staat geregistreerd en dat behoort tot segment B, C, D of E;

f. wateren van de Europese Unie: wateren als bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125);

g. lengte tussen de loodlijnen: lengte van een vaartuig als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van de Europese Unie van 22 september 1986, houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (PbEG L 274);

h. lengte over alles: lengte van een vaartuig als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van de Europese Unie van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (PbEG L 274);

i. brutoton: maat ter bepaling van de scheepsinhoud overeenkomstig bijlage I van het op 23 juni 1969 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen (Trb. 1970, 122 en 194);

j. meetbrief: document als bedoeld in artikel 4 van de Meetbrievenwet 1981;

k. Scheepsmetingdienst: de Scheepsmetingdienst, ingesteld bij Koninklijk Besluit van 12 september 1978 (Stcrt. 196);

l. directeur: directeur Visserij van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

m. visvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling visserijlicentie;

n. derde land: land, dat geen lidstaat is van de Europese Unie en geen kandidaat is voor toetreding tot de Europese Unie;

o. garnalenvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren verleend voor het gebruik van vistuig geschikt voor het vangen van garnalen (Crangon, crangon) in de visserijzone, het zeegebied of de kustwateren.

Artikel 2

1. De minister kan met inachtneming van de volgende bepalingen op aanvraag aan de eigenaar van een vissersvaartuig subsidie verlenen terzake van de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met dat vissersvaartuig in de wateren van de Europese Unie.

2. Onder definitieve beëindiging als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:

a. sloop van het vissersvaartuig;

b. definitieve overbrenging van het vissersvaartuig naar een derde land, onder de voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten van dat land vooraf schriftelijk toestemming hebben verleend en de overbrenging:

- niet plaatsvindt in het kader van een gemengde vennootschap als bedoeld in artikel 8 van verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337);

- niet leidt tot schending van het internationale recht, met name met betrekking tot de instandhouding en het beheer van visbestanden of andere doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de arbeidsvoorwaarden van de vissers;

- leidt tot vermindering van visserij-inspanning voor de visbestanden waarop met het betreffende vaartuig werd gevist, tenzij het vissersvaartuig in het kader van een visserijovereenkomst met de Europese Unie of een andere overeenkomst visserijrechten heeft verloren, of

c. definitieve bestemming van het vissersvaartuig in de wateren van de Europese Unie voor andere doeleinden dan de visserij.

3. Voor vissersvaartuigen met een tonnage van minder dan 27 brutoton wordt onder definitieve beëindiging als bedoeld in het eerste lid slechts de sloop van het vissersvaartuig verstaan.

Artikel 3

1. De minister kan per kalenderjaar voor ieder afzonderlijk segment periodes vaststellen waarin een aanvraag voor subsidieverlening als bedoeld in artikel 2 kan worden ingediend.

2. De minister stelt voor de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, per segment een subsidieplafond vast voor de op grond van deze regeling te verstrekken subsidies.

3. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de aanvragen tot subsidieverlening, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag volledig is, als datum van ontvangst geldt.

4. Indien door toewijzing van aanvragen met dezelfde datum van ontvangst het subsidieplafond zou worden overschreden, geschiedt de toewijzing aan de hand van het rangschikken van de aanvragen, waarbij telkenmale de hoogst gerangschikte aanvraag voor het eerst voor toewijzing in aanmerking komt. De rangschikking vindt plaats volgens loting, welke geschiedt door een door de minister aan te wijzen notaris.

5. Voor de toepassing van het vierde lid komen uitsluitend aanvragen in aanmerking ten aanzien waarvan als datum van ontvangst geldt de dag waarop het subsidieplafond zou worden overschreden.

6. De minister kan besluiten dat, indien het subsidieplafond, bedoeld in het tweede lid, is of zal worden overschreden, geen aanvragen tot subsidieverlening meer kunnen worden ingediend.

7. Besluiten als bedoeld in het eerste, tweede en zesde lid worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 4

1. Een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan slechts worden verleend terzake van de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten in de wateren van de Europese Unie van een vissersvaartuig:

a. dat op de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening meer dan tien jaar oud is;

b. dat in elk van de twee aan de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening voorafgaande perioden van twaalf maanden is gebruikt voor een visserijactiviteit van ten minste 80% van het in de betrokken periode voor het vissersvaartuig toegekende aantal zeedagen op grond van:

- artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Tijdelijke regeling zeedagen 2000;

- artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Zeedagenregeling 2000;

- artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Tijdelijke regeling zeedagen 2001;

- artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Zeedagenregeling 2001;

- artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Tijdelijke regeling zeedagen 2002;

c. ten aanzien waarvan op de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening op grond van artikel 4, tweede en derde lid, van de Regeling visserijlicentie een visvergunning is toegekend;

d. ten aanzien waarvan, voor zover het een vissersvaartuig betreft dat behoort tot segment B, C of D, op de datum van indiening van de aanvraag tot subsidieverlening een geldige licentie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Regeling visserijlicentie is toegekend;

e. ten behoeve waarvan, voor zover het een vissersvaartuig betreft dat behoort tot segment E, aan de aanvrager een geldige garnalenvergunning is verleend, en

f. dat op de datum van de indiening van aanvraag tot subsidieverlening

i. ingeval van definitieve beëindiging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, een tonnage heeft van 22BT of meer en nog geen 30 jaar oud is, of

ii. ingeval van definitieve beëindiging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, een tonnage heeft van 22 BT of meer,

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel f, kan een subsidie, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden verleend ten aanzien van een vissersvaartuig, dat definitief wordt bestemd voor de instandhouding van historisch erfgoed op het grondgebied van een lidstaat dan wel voor visserijonderzoek of opleiding door een overheidsinstantie of een aan de overheid gelieerde instantie van een lidstaat, of voor controle op de visserijactiviteiten met name door een derde land.

3. Indien het betreffende vissersvaartuig behoort tot segment E, kan slechts subsidie worden verleend indien de aanvrager overeenkomstig artikel 6, tweede lid, onderdeel d, afstand doet van de garnalenvergunning.

4. De subsidieverlening wordt geweigerd indien:

a. voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig reeds uit andere hoofde een uit overheidsmiddelen bekostigde subsidie is of wordt verstrekt, of

b. de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig in de wateren van de Europese Unie heeft plaatsgevonden alvorens de ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd.

Artikel 5

1. De subsidie bedraagt € 2500,- per brutoton dat het vissersvaartuig waarop de aanvraag betrekking heeft, volgens de opgave in de meetbrief of, indien deze niet de tonnage in brutoton aangeeft, volgens een opgave van de Scheepsmetingdienst meet.

2. Indien ten behoeve van het betreffende vissersvaartuig een garnalenvergunning is verleend en de aanvrager overeenkomstig artikel 6, tweede lid, onderdeel d of e, daarvan afstand doet, wordt de subsidie vermeerderd met een bedrag van € 160.000, - per aanvraag.

3. Het tweede lid is niet van toepassing indien de ten aanzien van dat vissersvaartuig toegekende licentie in de periode van 1 november 2001 tot en met het moment van indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is overgedragen of is aangehouden overeenkomstig artikel 5a van de Regeling visserijlicentie.

Artikel 6

1. De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend bij de directeur, op een daartoe vastgesteld formulier.

2. De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

a. een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

b. een kopie van de meetbrief of van een opgave van de Scheepsmetingdienst inzake de brutotonnage;

c. voor zover de aanlandingen van vis, schaal- schaal en schelpdieren, gedaan met het betreffende vissersvaartuig in elk van de twee aan de datum van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening voorafgaande perioden van twaalf maanden, niet zijn geregistreerd in een registratiesysteem of -bestand als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit, kopieën van de gedurende die perioden opgemaakte logboek-, tevens vangstopgaveformulieren, bedoeld in artikel 4 van de Regeling logboek en opgave zeevis 1987;

d. voor zover ten behoeve van het desbetreffende vissersvaartuig dat behoort tot segment E een garnalenvergunning is verleend, een door de aanvrager ondertekende verklaring op een daartoe vastgesteld formulier waarin de aanvrager verklaart in geval van subsidieverlening definitief afstand te doen van die vergunning, en

e. indien de aanvraag betrekking heeft op een vissersvaartuig dat behoort tot segment C of D en de aanvrager afstand wenst te doen van de ten behoeve van dat vissersvaartuig toegekende garnalenvergunning, een door de aanvrager ondertekende verklaring op een daartoe vastgesteld formulier waarin de aanvrager verklaart in geval van subsidieverlening afstand te doen van die vergunning

Artikel 7

1. De subsideontvanger is verplicht om binnen drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de beschikking tot subsidieverlening, ervoor zorg te dragen dat:

a. hetzij de sloop van het vissersvaartuig, hetzij de definitieve overbrenging van het vissersvaartuig naar een derde land, hetzij de definitieve bestemming van het vissersvaartuig voor andere doeleinden dan de visserij heeft plaatsgevonden, waarbij in het laatstbedoelde geval de op het vissersvaartuig aanwezige vistuigen en de overige apparatuur specifiek bestemd en geschikt voor de visserij zijn verwijderd,

b. de inschrijving van het vissersvaartuig in het visserijregister, bedoeld in artikel 4 van het besluit, is doorgehaald,

c. de lettertekens en de nummers van het vissersvaartuig, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Registratieregeling vissersvaartuigen 1998, zijn verwijderd en

d. de teboekstelling van het vissersvaartuig in rubriek V van het register, bedoeld in artikel 193 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, ongedaan is gemaakt.

2. De minister kan de in het eerste lid genoemde termijn op een met redenen omkleed verzoek van de subsidieontvanger éénmalig met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 8

1. De subsidieontvanger dient binnen vier weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid, een aanvraag tot subsidievaststelling in bij de directeur op een daartoe vastgesteld formulier.

2. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. bescheiden waarmee wordt aangetoond dat aan de in artikel 7, eerste lid, bedoelde verplichtingen is voldaan;

b. het originele exemplaar van de ten aanzien van het betreffende vissersvaartuig toegekende visvergunning;

c. voor zover aan de aanvrager ten aanzien van het betreffende vissersvaartuig een licentie is toegekend, het originele exemplaar van die licentie, en

d. voor zover aan de aanvrager ten behoeve van het betreffende vissersvaartuig een garnalenvergunning is verleend en de aanvrager daarvan afstand heeft gedaan overeenkomstig artikel 6, tweede lid, onderdeel d of e, het originele exemplaar van die vergunning.

3. Indien het vissersvaartuig verloren gaat op een tijdstip tussen het moment van subsidieverlening en de subsidievaststelling, wordt de subsidie verminderd met het bedrag van de door de verzekering uitgekeerde vergoeding.

Artikel 9

1. Ingeval van definitieve beëindiging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b of c, is de subsidieontvanger verplicht om ervoor zorg te dragen dat het vissersvaartuig niet op enig tijdstip in de hoedanigheid van vissersvaartuig terugkeert in de wateren van de Europese Unie.

2. Ingeval van definitieve beëindiging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, is de subsidieontvanger verplicht ervoor zorg te dragen dat het vissersvaartuig onverwijld in het vlootbestand van het derde land wordt geregistreerd.

Artikel 10

1. Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

2. De beslissing tot verlening van subsidie kan worden ingetrokken of gewijzigd indien dit noodzakelijk is in verband met het verkrijgen van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor deze regeling of het uitblijven daarvan.

Artikel 11

De Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij wordt ingetrokken.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van plaatsing in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,G.H. Faber.

Toelichting

Op 21 septem ber 2000 is door de Staatssecretarissen van Financiën en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een akkoord gesloten over een financiële tegemoetkoming voor de visserijsector in verband met de stijgende olieprijzen. Naast regelingen voor de tegemoetkoming op korte termijn, vormt de voortzetting van het saneren van vissersvaartuigen in de periode van 2001 tot en met 2004 onderdeel van het akkoord. De onderhavige regeling dient ter invulling van dat onderdeel.

De onderhavige regeling beoogt een definitieve reductie van de Nederlandse vissersvloot te bewerkstelligen die kan bijdragen aan het voldoen aan de capaciteitsdoelstellingen die in het kader van het Meerjarig Oriëntatieprogramma (MOP) zijn vastgesteld.

Overeenkomstig verordening (EG) nr.2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337) (hierna te noemen FIOV-verordening) kan op grond van de onderhavige regeling subsidie worden verstrekt voor de definitieve beëindiging van de visserij en de wateren van de Europese Unie. Onder definitieve beëindiging moet worden verstaan de sloop van het vissersvaartuig, de definitieve overbrenging van het vissersvaartuig naar een derde land of de definitieve bestemming van het vissersvaartuig voor andere doeleinden dan de visserij.

Voor de Nederlandse vissersvloot is op grond van beschikking nr. 2001/21/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2000 tot wijziging van Beschikking 98/121/EG houdende goedkeuring van het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van Nederland voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 (PbEG L 5) voor de afzonderlijke vlootsegmenten een capaciteitsdoelstelling vastgesteld die voor 31 december 2001 dient te zijn bereikt. Aangezien de Commissie er niet in is geslaagd tijdig een nieuw voorstel te doen over een nieuw MOP voor de komende jaren, is tijdens de Visserijraad van 17 en 18 december 2001 besloten het huidige MOP IV met één jaar te verlengen. De capaciteitsdoelstellingen zijn daarbij lineair doorgetrokken tot 31 december 2002. Gevolg hiervan is dat omvang van de capaciteit in alle segmenten op 31 december 2002 nog kleiner dient te zijn, dan op grond van de bestaande doelstellingen het geval was. Gezien deze capaciteitsdoelstellingen is dan ook, uitgaande van de varende capaciteit en de gereserveerde licenties, in bijna alle segmenten van de Nederlandse vloot een vermindering van de capaciteit noodzakelijk. In verband daarmee is ervoor gekozen de mogelijkheid van sanering te koppelen aan de segmenten. Op grond van de onderhavige regeling kan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij per segment een aanvraagperiode en een subsidieplafond vaststellen. In tegenstelling tot eerdere saneringsregeling biedt de onderhavige regeling de mogelijkheid om ook in de niet-licentiesegmenten sanering mogelijk te maken. In verband met het bereiken van de doelstellingen van het MOP zal het immers ook noodzakelijk zijn om in die segmenten capaciteit uit te kopen. De segmenten A, betreffende de visserij met pelagische trawlers, en F, betreffende de visserij met alle vistuigen op niet gequoteerde soorten, zijn in de regeling uitgesloten van susbdieverlening. Reden hiervoor is dat in segment F geen noodzaak bestaat voor sanering en er ten aanzien van het pelagisch segment nog discussie bestaat over de MOP-doelstelling en het wenselijk is aan de hand van die discussie afzonderlijk te bezien in hoeverre en op welke wijze sanering in dat segment aan de orde moet zijn.

Om ervoor zorg te dragen dat de uitgekochte capaciteit definitief uit de Nederlandse vloot wordt gehaald, vervalt bij subsidieverlening de ten behoeve van het desbetreffende vissersvaartuig toegekende visvergunning en, voor zover aan de orde, tevens de licentie en het speciale visdocument toegekend voor de visserij met de boomkor binnen de 12-mijlszone, ook wel Lijst I-plaats genoemd. Voor vissersvaartuigen waarmee de garnalenvisserij in segment E wordt uitgeoefend zal de aanvrager voorts afstand moeten doen van de aan hem ten aanzien van het desbetreffende vissersvaartuig toegekende garnalenvergunning. Voor het verlies van de plaats op Lijst I en het afstand doen van de garnalenvergunning zal aan de garnalenvisser naast het vastgestelde bedrag per brutoton een aanvullend bedrag worden verleend. Om in aanmerking te komen voor die aanvullende bijdrage wordt ook aan de garnalenvissers uit de segmenten C en D de mogelijkheid geboden afstand te doen van de garnalenvergunning.

Gelijktijdig met de openstelling van de onderhavige regeling zal deze ter goedkeuring aan de Europese Commissie worden aangeboden. Subsidieverlening zal tot het moment van verkrijgen van die goedkeuring slechts onder voorbehoud van goedkeuring plaatsvinden. Gelijktijdig met de onderhavige regeling zal aan de Europese Commissie de Vergoedingsregeling voor uittreding van vissers uit de visserij 2002 ter goedkeuring worden aangeboden, welke regeling na verkrijgen van goedkeuring voor aanvragen zal worden opengesteld. Op grond van deze regeling kan aan vissers een éénmalige bijdrage worden verstrekt voor de beëindiging van zijn beroepsactiviteiten als gevolg van sanering van het vissersvaartuig waarop hij werkzaam was.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Op grond van de definitie van vissersvaartuig in onderdeel e komen slechts vissersvaartuigen behorend tot segment B, grote kotters, segment C, eurokotters, segment D, kleine trawlers en segment E, de garnalenvaartuigen in aanmerking voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling.

Artikel 3

Op grond van het eerste lid van dit artikel kan de minister per segment een aanvraagperiode vaststellen voor het indienen van aanvragen voor subsidieverlening. Hierdoor bestaat de mogelijkheid steeds aan de hand van de situatie te bekijken in hoeverre sanering in een bepaald segment noodzakelijk of wenselijk is. De beslissing om voor een bepaald segment sanering al dan niet mogelijk te maken, zal afhangen van de mate waarin de capaciteit binnen dat segment in overeenstemming is met de MOP-doelstelling, de mate waarin er binnen dat segment belangstelling is voor deelname en in hoeverre wordt verwacht dat de Europese Commissie de capaciteitsdoelstelling voor dat segment in de komende jaren zal aanscherpen. Per aanvraagperiode zal de minister per segment een subsidieplafond vaststellen voor subsidieverlening voor de definitieve beëindiging de visserijacitiviteiten in de wateren van de Europese Unie met vissersvaartuigen behorend tot dat betreffende segment.

De aanvragen zullen worden beoordeeld aan de hand van de volgorde van binnenkomst.

Artikel 4

Dit artikel omschrijft de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor subsidieverlening in aanmerking te komen. Subsidie wordt slechts ver-strekt ten aanzien de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig, dat meer dan 10 jaar oud is, dat de twee perioden van 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag tot subsidieverlening is gebruikt voor een visserijactiviteit van tenminste 80% van het aantal toegekende zeedagen en ten aanzien waarvan een visvergunning is toegekend. Voor aanvragen met betrekking tot vissersvaartuigen die behoren tot de segmenten B, C, en D wordt voorts vereist dat er ten aanzien van het betreffende vissersvaartuig een geldige licentie is toegekend.

Betreft het een vissersvaartuig dat behoort tot segment E (niet-licentiesegment), dan wordt vereist dat de aanvrager over een geldige garnalenvergunning beschikt. Bij sanering van een vissersvaartuig in dit segment is de eigenaar op grond van het derde lid verplicht afstand te doen van de ten behoeve van dat vissersvaartuig verleende garnalenvergunning. Op deze wijze wordt bij sanering in dit segment een definitieve vermindering van de capaciteit bewerkstelligd.

De overige segmenten waar garnalenvisserij wordt uitgeoefend (C en D) zijn licentiesegmenten. In die segmenten is het afstand doen van de garnalenvergunning niet noodzakelijk voor een vermindering van de capaciteit. Deze ondernemers kunnen derhalve zelf beslissen of ze met sanering tevens afstand doen van hun garnalenvergunning of dat zij deze willen behouden om bijvoorbeeld aan een andere ondernemer over te dragen.

Bij overbrenging van het vissersvaartuig naar een derde land en bij definitieve bestemming van het vissersvaartuig voor andere doeleinden dan de visserij gelden, overeenkomstig de FIOV-verordening, aanvullende voorwaarden met betrekking tot het tonnage en de ouderdom van het vissersvaartuig.

Artikel 5

De subsidie bedraagt € 2500,- per brutoton. Voor het afstand doen van de garnalenvergunning en het verlies van de plaats op Lijst I wordt naast het bedrag per brutoton éénmalig een bedrag van € 160.000,- per aanvraag verstrekt.

Is de licentie in de periode van 1 november tot het moment van de aanvraag tot subsidieverlening overgedragen of aangehouden, dan wordt de aanvullende bijdrage voor het afstand doen van de garnalenvergunning niet verstrekt.

Artikel 6

Bij het indienen van de aanvraag dienen de in het tweede lid omschreven bescheiden worden meegezonden. Aangezien niet alle vangsten van vissersvaartuigen zijn opgenomen in VIRIS of een ander erkend registratiesysteem als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het Besluit registratie vissersvaartuig 1998 moeten in die gevallen exemplaren van de logboek- tevens vangstopgavenformulieren worden meegezonden. Op grond van het tweede lid, onderdelen c en d dient de aanvraag vergezeld te gaan van een verklaring waarin de aanvrager afstand doet van zijn garnalenvergunning. Voor eigenaren van vissersvaartuigen behorend tot segment E is een dergelijke verklaring verplicht, voor segmenten C en D is dit optioneel.

Artikel 8

Na het voltooien van de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten van het betreffende vissersvaartuig dient de aanvrager binnen vier weken een aanvraag tot subsidievaststelling in bij de directeur Visserij, waarbij dienen te worden meegezonden de originele exemplaren van de aan hem ten behoeve van het desbetreffende vissersvaartuig verleende bescheiden, te weten de visvergunning en voor zover aan de orde de licentie en de garnalenvergunning.

Artikel 9

Om ervoor te zorgen dat de vissersvaartuigen niet op enig moment nogmaals zullen worden ingezet voor de visserij in de wateren van de Europese Unie, legt het onderhavige artikel overeenkomstig de FIOV-verordening aan de aanvrager de verplichting op te zorgen dat het vissersvaartuig niet op enig moment terugkeert in die wateren in de hoedanigheid van vissersvaartuig. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het opnemen van een kettingbeding in de verkoopovereenkomst bij verkoop van het vissersvaartuig.

Bij overbrenging van het vissersvaartuig naar de wateren van een derde land dient het vissersvaartuig onverwijld in het vlootregister van dat land in te worden geschreven.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G.H. Faber.

Naar boven