Wijziging Regeling visserijlicentie

21 december 2001

Nr. TRCJZ/2001/17569

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op beschikking nr. 2001/21/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2000 tot wijziging van Beschikking 98/121/EG houdende goedkeuring van het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van Nederland voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 (PbEG L 5), alsmede gelet op artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

Artikel I

De Regeling visserijlicentie1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het eerste lid van artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van het artikel door een punt-komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

segment: segment als bedoeld in tabel I van bijlage I van de verordening.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. In afwijking van het tweede lid kent de minister geen visvergunning toe voor een vissersvaartuig dat:

a. tot segment 4J2 behoort;

b. tot segment 4JZ behoort, tenzij het een vissersvaartuig betreft:

1e ten behoeve waarvan een vergunning voor de garnalenvisserij als bedoeld in artikel 11 van de beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren is verleend;

2e waarmee de visserij op oesters, kokkels of mosselen wordt uitgeoefend in de wateren, bedoeld in artikel 2 van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970, of

3e waarmee de visserij, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, van de Visserijwet 1963 wordt uitgeoefend.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede `het tweede tot en met het negende lid' vervangen door: het tweede tot en met het achtste lid.

2. Onder vernummering van het elfde lid tot het zevende lid, komen het zevende, achtste, negende en tiende lid te vervallen.

3. Er wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:

8. Een verzoek als bedoeld in het vierde lid wordt, indien wordt overgedragen onderscheidenlijk wordt overgeschreven voor een vissersvaartuig ten aanzien waarvan geen licentie is toegekend, slechts toegewezen indien in het betreffende kalenderjaar met dat vissersvaartuig op het tijdstip van ontvangst van het verzoek nog geen hoeveelheden vis van de soorten, genoemd in de bijlage, zijn aangeland.

D

In het eerste lid van artikel 5a komt de zinsnede `met een lengte over alles van 59 meter of minder' te vervallen

E

Artikel 5b komt te luiden:

Artikel 5b

1. Indien de ondernemer een licentie, die is toegekend ten aanzien van een vissersvaartuig of waarvan de toekenning op grond van artikel 5a geheel of gedeeltelijk is aangehouden, geheel of gedeeltelijk overdraagt aan een andere ondernemer of overschrijft op een ander vissersvaartuig, worden het motorvermogen onderscheidenlijk de tonnage zoals vermeld op de licentie voorafgaand aan de overdracht of overschrijving verminderd met een door de minister per segment vastgesteld percentage.

2. Indien bij de overdracht of overschrijving van een aangehouden licentie artikel 7a wordt toegepast, wordt bij de vermindering van het motorvermogen op de licentie, bedoeld in het eerste lid, het gedeelte van het motorvermogen dat op grond van artikel 7a is komen te vervallen in mindering gebracht op het in het eerste lid bedoelde percentage.

3. De minister maakt in de maanden januari, april, juli en oktober per segment het in het eerste lid bedoelde percentage bekend in de Staatscourant.

F

Artikel 5c wordt als volgt gewijzigd:

1. In de artikelleden 1, 2, 3 en 4 wordt `op grond van tabel I van bijlage I bij de verordening tot het segment met de code' telkens vervangen door: tot segment.

2. In het eerste en tweede lid komt het zinsdeel `ten hoogste 59 meter en' telkens te vervallen.

3. Er wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Een licentie:

a. die is uitgereikt voor een vissersvaartuig dat tot segment 4J2 behoort, of

b. waarvan de toekenning op grond van artikel 5a is aangehouden en die eerder was uitgereikt voor een vissersvaartuig dat tot segment 4J2 behoort,

kan slechts worden overgeschreven op een vissersvaartuig dat tot segment 4J2 behoort.

G

Aan onderdeel b van het eerste lid van artikel 6 wordt toegevoegd: alsmede het segment waartoe het vissersvaartuig behoort,.

H

Onder vernummering van de artikelen 7e en 7f tot artikel 7b en artikel 7c, komen de artikelen 7b, 7c en 7d te vervallen.

I

In artikel 7c wordt `het segment 4J2 als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2091/98 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 september 1998 betreffende de indeling van de communautaire vissersvloot en de visserij-inspanning in segmenten ten behoeve van de meerjarige oriëntatieprogramma's (PbEG L 266) ` vervangen door: segment 4J2.

J

Na artikel 7c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7d

Een licentie, toegekend ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor een subsidie op grond van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002 wordt verleend, is niet meer geldig vanaf de datum waarop op grond van die regeling is beslist tot subsidieverlening.

Artikel II

Artikel 11 van de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid bestemd voor het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen (Crangon, crangon) in de visserijzone, het zeegebieden of de kustwateren bevat met ingang van 1 januari 2002 de volgende gegevens:

a. de naam van de vergunninghouder;

b. de lettertekens, het nummer, het motorvermogen en de tonnage van het vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend, en

c. het segment, bedoeld de bijlage bij beschikking nr. 2001/21/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2000 tot wijziging van Beschikking 98/121/EG houdende goedkeuring van het meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot van Nederland voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 (PbEG L 5) waartoe het vissersvaartuig behoort.

2. Na het derde lid worden een vierde, vijfde en zesde lid toegevoegd, luidende:

4. Een vergunning als bedoeld in het derde lid wordt slechts verleend:

a. ten behoeve van een vissersvaartuig dat behoort tot hetzelfde segment, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, als het vissersvaartuig ten behoeve waarvan die vergunning laatstelijk is verleend, en

b. ten behoeve van een vissersvaartuig dat op grond van de bijlage bij de in het derde lid, onderdeel c, genoemde beschikking behoort tot segment E, indien het motorvermogen en de tonnage van dat vissersvaartuig niet meer bedraagt dan een door de minister vastgesteld percentage van het motorvermogen en de tonnage van het vissersvaartuig ten behoeve waarvan die vergunning laatstelijk is verleend.

5. Het vierde lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien de verlening van de vergunning, bedoeld in het derde lid, ten behoeve van een vissersvaartuig op het moment van inwerkingtreding van deze regeling is aangehouden.

6. De minister maakt in de maanden januari, april, juli en oktober het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde percentage per segment als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, bekend in de Staatscourant.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van plaatsing in de Staatscourant.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,G.H. Faber.

1 Stcrt.1984, 253, zoals laatstelijk gewijzigd bij regeling van 29 augustus 2000, Stcrt. 170.

2 Stcrt. 1977, 255, zoals laatstelijk gewijzigd bij regeling van 26 november 2001, Stcrt. 229.

Toelichting

Op grond van artikel 11 van verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (PbEG L 389) worden elke vier jaar de doelstellingen en voorwaarden voor de herstructurering van de communautaire visserijsector vastgesteld.

Op dit moment is in dit verband beschikking 97/413/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 juni 1997 inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan (PbEG L 175) van kracht. Op grond van die beschikking worden door de Europese Commissie de doelstellingen en de voorwaarden voor herstructurering van de vissersvloot vastgelegd in de zogenoemde meerjarige oriëntatieprogramma's (MOP). Deze doelstellingen van het MOP bestaan uit een per lidstaat vastgestelde totale hoeveelheid aan motorvermogen en tonnage waaruit de vloot van die lidstaat op een bepaald tijdstip mag bestaan. Bij de vaststelling van deze doelstellingen wordt rekening gehouden met de opbouw en de omvang van de bestaande vloot.

In het kader van de vaststelling van die MOP-doelstellingen zijn de nationale vloten van de verschillende lidstaten ingedeeld in vlootsegmenten, waarbij rekening is gehouden met de bestanden waarop wordt gevist alsmede de toegepaste vangstechnieken. Voor elk afzonderlijk vlootsegment is een MOP-doelstelling vastgesteld.

De Nederlandse vloot is bij verordening (EG) nr. 2091/98 (PbEG L 266) ingedeeld in 6 vlootsegmenten, te weten: segment 4J1, betreffende de kleinschalige kustvisserij, segment 4J2, betreffende de pelagische trawlers, segment 4J3, betreffende de kotter, segment 4J4, betreffende de eurokotters, segment 4J5, betreffende de kleine vissersvaartuigen en segment 4JZ, zijnde het restsegment bestaande uit de visserij op uitsluitend garnalen en de overige visserij op niet licentiesoorten.

Bij beschikking 2001/21/EG (PbEG L 5) van 21 december 2000 heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 voor de verschillende vlootsegmenten van de Nederlandse vloot de MOP-doelstellingen definitief vastgesteld. Deze MOP-doelstellingen hebben zowel betrekking op de varende licenties, als op de capaciteit van de gereserveerde licenties. Met het vaststellen van de MOP-doelstellingen kwam een eind -althans voor wat de kottersector betreft- aan een jarenlange discussie over de cijfers waarop de Europese Commissie de doelstellingen van de opeenvolgende meerjarige oriëntatieprogramma's voor de Nederlandse vloot baseerde. Over de doelstelling voor de pelagische vloot is nog geen overeenstemming met de Europese Commissie bereikt. Deze discussie zal in de komende maanden worden voortgezet.

In de bijlage bij beschikking 2001/21/EG is per vlootsegment een op 31 december 2001 te realiseren capaciteitsdoelstelling, uitgedrukt in motorvermogen (kW) en tonnage (GT), vastgesteld. Voor sommige vlootsegmenten (4J1, 4J4 en 4J5) moet aan de hand van die doelstelling worden geconcludeerd dat er, uitgaande van de varende licenties, ruimschoots aan de MOP-doelstelling wordt voldaan, maar dat de doelstelling door de hoeveelheid gereserveerde licenties toch enigzins wordt overschreden. Ten aanzien van segment 4J6 moet worden geconcludeerd dat zelfs de varende capaciteit niet voldoet aan de doelstelling en dat de totale capaciteit van dat segment de MOP-doelstelling derhalve ruimschoots overschrijdt.

Met ingang van 1 januari 2002 loopt het huidige MOP IV af. Aangezien de Europese Commissie er nog niet in is geslaagd een nieuw meerjarig oriëntatieprogramma vast te stellen voor de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005, heeft de Commissie voorgesteld het huidige MOP IV met één jaar te verlengen. Daarbij heeft de Commissie voorgesteld de voor MOP IV geldende doelstellingen lineair door te trekken voor het komende jaar. Tijdens de Visserijraad van 17 en 18 december 2001 is dit voorstel van de Commissie aangenomen, hetgeen betekent dat een verdergaande reductie van de capaciteit noodzakelijk is. Dit kan zelfs betekenen dat er ook in segmenten die aan de tot 31 december 2001 geldende MOP IV-doelstelling voldoen, verdergaande reductie aan de orde zal zijn.

Om de zeevisserij te mogen uitoefenen dient men te beschikken over een Europese visvergunning. Daarnaast dient men voor de visserij op gequoteerde soorten te beschikken over een geldige licentie. De licenties zijn gekoppeld aan het motorvermogen en de tonnage van het vissersvaartuig ten behoeve waarvan de licentie is toegekend.

De licenties zijn geheel of gedeeltelijk overdraagbaar en kunnen voor een bepaalde periode worden aangehouden (gereserveerd) in verband met onder andere nieuwbouw.

Om de capaciteit van de vloot te beheersen worden al geruime tijd geen nieuwe licenties uitgegeven en is het onmogelijk om licenties naar een ander segment over te dragen of over te schrijven. In verband met de bestaande MOP-doelstellingen en het voorstel van de Europese Commissie voor het komende jaar is het echter noodzakelijk de toetreding tot de verschillende vlootsegmenten nader te reguleren.

Voor de MOP-doelstelling zijn zowel de varende capaciteit als de capaciteit in de vorm van gereserveerde licenties van belang. Zoals aangegeven voldoet de capaciteit van de varende vloot in de meeste segmenten aan de MOP-doelstelling, maar wordt met de totale capaciteit de MOP-doelstelling overschreden. Om een verdergaande capaciteitsvermindering van de totale capaciteit te bereiken heb ik een aantal mogelijkheden overwogen.

Ten eerste is het mogelijk de gehele toetreding tot de vlootsegmenten te bevriezen, waardoor het inzetten van gereserveerde licenties wordt verboden. Ten aanzien van het vervangen van bestaande vissersvaartuigen zijn daarbij een aantal mogelijkheden.

Ten eerste kan het vervangen net als het inzetten van reserveringen geheel worden verboden. Een minder vergaande en beter te rechtvaardigen optie zou echter zijn om vervanging van bestaande vissersvaartuigen toe te laten, maar daarbij een bepaald percentage van de bestaande capaciteit af te romen.

Het invoeren van een dergelijke maatregel zal, zelfs indien vervanging onder afroming blijft toegestaan, tot een aanzienlijke veroudering van de vloot kunnen leiden. Immers, ondernemers zullen het vervangen van hun vissersvaartuig achterwege laten of uitstellen in geval van afroming. Voorts zal de maatregel een ongelijke behandeling van eigenaren van varende en van gereserveerde licenties tot gevolg hebben. Gereserveerde licenties zullen zolang de MOP-doelstelling wordt overschreden immers niet in kunnen worden gezet. Zelfs bij verlenging van de reserveringstermijn, zal de waarde van deze reserveringen derhalve fors afnemen.

Aangezien met een dergelijke maatregel de toename van de varende capaciteit wordt voorkomen, maar weinig verdere reductie wordt bewerkstelligd, heb ik besloten op een andere wijze invulling te geven aan de nakoming van de MOP-doelstellingen en heb ik gekozen voor een systeem waarbij alle ondernemers in een bepaald segment gelijk zullen worden behandeld en er geen onnodige veroudering van de vloot hoeft plaats te vinden.

Op grond van de onderhavige regeling blijft het mogelijk licenties over te dragen en over te schrijven en kunnen gereserveerde licenties binnen de reserveringstermijn op de gebruikelijke wijze ten behoeve van vissersvaartuigen worden toegekend. Om toch een, gelet op de MOP-doelstellingen, noodzakelijk reductie van de capaciteit te bewerkstelligen zal bij elke overdracht of overschrijving van een, al dan niet gereserveerde, licentie een afroming van het motorvermogen en de tonnage plaatsvinden. De bestaande afroming van 10% bij het overdragen of overschrijven van gereserveerde licenties komt daarbij te vervallen.

Indien bij het overdragen of overschrijven van een licentie bij een motorvermogen van meer dan 2000pk reeds een gedeelte van het motorvermogen op grond van artikel 7a van de Regeling visserijlicentie komt te vervallen, zal de afroming worden verminderd met hetgeen is komen te vervallen.

De mate waarin wordt afgeroomd is afhankelijk van de verhouding tussen de totale capaciteit in het betrokken segment en de voor dat segment vastgesteld doelstelling. Daarnaast zal rekening worden gehouden met de hoeveelheid capaciteit die op grond van saneringsregelingen is uitgekocht, aangezien het op grond van verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337, FIOV-verordening) niet is toegestaan om met overheidsmiddelen uitgekochte capaciteit weer op te vullen. Voor segmenten waarbij de capaciteit binnen de doelstelling is, zal de afroming derhalve nihil zijn, terwijl bij overschrijding van de doelstelling een afroming zal plaatsvinden.

Deze afroming is tijdelijk van aard. In de loop van de tijd zal het afromingspercentage immers geleidelijk afnemen en zal dit op het moment dat de capaciteit van een segment voldoet aan de MOP-doelstelling komen te vervallen.

In verband met dit afromingspercentage zal de minister op grond van het gewijzigde artikel 5b van de Regeling visserijlicentie per kwartaal voor elk afzonderlijk segment het afromingpercentage vaststellen dat in de Staatscourant zal worden gepubliceerd. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat de reeds afgeroomde capaciteit in de loop van het jaar wordt meegenomen in de berekening van het afromingspercentage.

Aangezien er over de doelstelling van de pelagische vloot (4J2) nog geen overeenstemming is bereikt met de Europese Commissie, zal voor dat segment voorlopig een andere regime gelden. In afwachting van een definitieve doelstelling zal de toetreding tot dit segment worden bevroren en zullen op grond van het derde lid van artikel 4 voor dit segment geen nieuwe visvergunningen worden verstrekt. Immers, op grond van de in de thans geldende MOP-IV beschikking vastgestelde doelstelling voor dit segment, is er sprake van een aanzienlijke overschrijding van de doelstelling. Het moet dan ook voorkomen worden dat er een verdere uitbreiding van de capaciteit in dit segment plaatsvindt. Het overdragen of overschrijven van licenties is in dit segment daardoor voorlopig niet mogelijk. Zodra met de Europese Commissie overeenstemming is bereikt en er een definitieve vaststelling van de doelstelling heeft plaatsgevonden, zal toekenning van visvergunningen weer mogelijk zijn en zal er ook bij dit segment afroming plaatsvinden bij overdracht en overschrijving van de licenties.

Bij beschikking 2001/21/EG heeft de Europese Commissie naast de doelstellingen voor de licentiesegmenten (visserij op gequoteerde soorten) tevens voor het garnalensegment (4J6) een capaciteitsdoelstelling vastgesteld.

Voor de visserij op uitsluitend garnalen is geen licentie vereist maar dient de ondernemer onder andere te beschikken over een geldige garnalenvergunning. Een garnalenvergunning kan in afwachting van een nieuw te bouwen vaartuig worden aangehouden en kan worden overgedragen of overgeschreven.

Om de toetreding tot dit segment te beheersen, worden al geruime tijd geen nieuwe garnalenvergunningen verleend. Voorts is niet meer mogelijk om garnalenvergunningen over te dragen of over te schrijven naar andere segmenten. Aangezien de garnalenvergunningen echter tot op heden niet zijn gekoppeld aan het motorvermogen of de tonnage van het vissersvaartuig, werd hiermee slechts de hoeveelheid vissersvaartuigen en niet de capaciteit van het segment beheerst. Met de onderhavige regeling wordt ook de toetreding tot dit segment nader gereguleerd.

Op grond van de onderhavige wijziging van de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren wordt ten eerste de verlening van garnalenvergunningen gekoppeld aan het motorvermogen en de tonnage van vissersvaartuigen. Voorts zal er, net als bij de licentiesegmenten, een afroming van het motorvermogen en de tonnage plaatsvinden bij overdracht of overschrijving van garnalenvergunningen. De minister zal één keer per kwartaal het afromingspercentage vaststellen en in de Staatscourant bekend maken. Toekenning van een garnalenvergunning zal slechts plaats kunnen vinden ten behoeve van een vissersvaartuig waarvan het motorvermogen en de tonnage niet meer bedraagt dan waar de garnalenvergunning na afroming recht op geeft.

Bij de toekenning van de garnalenvergunningen wordt uitgegaan van het motorvermogen en de tonnage van het vissersvaartuig. Gevolg hiervan is dat, indien de garnalenvergunning op verzoek van de ondernemer wordt toegekend ten behoeve van een kleiner vissersvaartuig dan waar de garnalenvergunning recht op geeft, het resterende motorvermogen en tonnage komt te vervallen. Reservering van het resterende motorvermogen en tonnage is derhalve niet mogelijk.

Overigens blijft het toegestaan de garnalenvergunning in afwachting van bijvoorbeeld nieuwbouw voor een periode van maximaal 2 jaar aan te houden.

Momenteel is een aantal garnalenvergunningen gereserveerd in afwachting van nieuwbouw van een vissersvaartuig. Aangezien het in die gevallen thans niet mogelijk is het motorvermogen en de tonnage vast te stellen, zal op grond van het vijfde lid van artikel 11 van de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren het motorvermogen en de tonnage pas bij het in gebruik nemen van die vergunningen op de vergunning worden vermeld. Bij het voor de eerste keer in gebruik nemen van die vergunningen zal dan ook geen afoming plaatsvinden.

Aangezien de capaciteit van dit segment de MOP-doelstelling momenteel ruimschoots overschrijdt, zal het afromingspercentage in eerste instantie vrij hoog zijn. Naarmate de capaciteit in het segment verder afneemt, zal het percentage lager kunnen worden.

Om naast de afroming van de licenties en garnalenvergunning op korte termijn een reductie van de totale capaciteit in de vlootsegmenten te bewerkstelligen, zal ik met ingang van 1 januari 2002 de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002 open stellen voor aanvragen voor subsidieverstrekking voor de definitieve beëindiging van de zeevisserij in de wateren van de Europese Unie.

Voorts heb ik een concept van een opkoopregeling voor gereserveerde licenties, op grond waarvan een opkoop van gereserveerde licenties kan plaatsvinden, ter goedkeuring aangeboden aan de Europese Commissie. Ik ben voornemens ook deze regeling op een zo kort mogelijke termijn - zodra de goedkeuring van de Europese Commissie is verkregen - open te stellen voor aanvragen. Bij voldoende deelname aan beide regelingen kan een aanzienlijke capaciteitsvermindering worden bereikt, hetgeen de hoogte van de toe te passen afromingspercentages gunstig kan beïnvloeden.

Naast de onderhavige regulering van de toetreding tot de vlootsegmenten, wordt met betrekking tot de pelagische vloot artikel 5a van de Regeling visserijlicentie gewijzigd. Op grond van deze bepaling kan de minister voor een periode van twee jaar de toekenning van een licentie geheel of gedeeltelijk aanhouden. Dit artikel was uitsluitend van toepassing op vissersvaartuigen met een lengte over alles van 59 meter of minder. Ten aanzien van de reservering van licenties van vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 59 meter golden de afspraken die in 1992 zijn neergelegd in een convenant tussen de Redersvereniging voor de zeevisserij en het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Inmiddels is dit convenant vervallen en is de behoefte ontstaan aan een duidelijke regeling. Daartoe is in artikel 5a thans bepaald dat ook voor de pelagische vloot een reserveringstermijn van 2 jaar geldt. Deze termijn treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van deze regeling.

Tenslotte behelst de onderhavige regeling een wijziging van de Regeling visserijlicentie in verband met de inwerkingtreding van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002. Indien aan een ondernemer op grond van die regeling subsidie wordt verstrekt voor de definitieve beëindiging van de zeevisserij in de wateren van de Europese Unie, komt de ten aanzien van het desbetreffende vissersvaartuig toegekende licentie te vervallen.

Om eventuele anticipatie op deze regeling te voorkomen is voorzien in inwerkingtreding met ingang van de dag van plaatsing van deze regeling in de Staatscourant.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G.H. Faber.

Naar boven