Wijziging Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999

Regeling van 24 december 2001 houdende uitvoering van de artikelen 2, tweede derde en vijfde lid en 3, tweede en derde lid van het Besluit financiële bijsluiter

De Stichting Toezicht Effectenverkeer;

Gelet op de artikelen 2, tweede, derde en vijfde lid en 3, tweede en derde lid van het Besluit financiële bijsluiter,

Besluit:

De Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1: Wijziging artikelen

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1 onder b komt als volgt te luiden:

- het besluit: het Besluit toezicht effectenverkeer 1995;

- het besluit FB: het besluit Financiële Bijsluiter 2001.

2. Aan artikel 1 wordt een onderdeel m toegevoegd dat luidt als volgt:

Complex product: een financiële dienst of een financieel product, opgebouwd uit componenten die behoren tot verschillende soorten financiële diensten of financiële producten en waarvan de waarde van ten minste een der componenten afhankelijk is van de ontwikkeling op financiële markten of andere markten, alsmede een in bijlage 8 onder 8.2 aangewezen product.

3. Aan artikel 1 wordt een onderdeel n toegevoegd dat luidt als volgt:

Financiële onderneming: een effecteninstelling als bedoeld in artikel 11, eerste en vierde lid van de Wet die partij is of wordt bij een overeenkomst betreffende een complex product anders dan een overeenkomst ter zake van bemiddeling in effecten;

4. Aan artikel 1 wordt een onderdeel o toegevoegd dat luidt als volgt:

Financiële bijsluiter: een door een financiële onderneming aan een afnemer ter beschikking te stellen document waarin met betrekking tot een complex product informatie wordt gegeven over de essentiële kenmerken van het desbetreffende product.

Toelichting:

De invoering van bijlage 8 brengt met zich mee dat in de titel van paragraaf 8 van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (NR'99) het besluit FB genoemd wordt. Derhalve dient het begrip in artikel 1 NR'99 te worden gedefinieerd.

Aan artikel 33 NR '99 wordt voorts een derde lid toegevoegd dat betrekking heeft op verplichtingen van de financiële onderneming met betrekking tot de financiële bijsluiter. Dit brengt met zich dat de begrippen complex product, financiële onderneming en financiële bijsluiter dienen te worden gedefinieerd.

B

Aan de titel van paragraaf 8 wordt toegevoegd: en de artikelen 2, tweede, derde en vijfde lid en artikel 3, tweede en derde lid van het besluit FB.

Toelichting:

In paragraaf 8 zullen naast de bestaande verplichtingen, verplichtingen worden neergelegd die voortvloeien uit het besluit FB.

C

Aan artikel 33 wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt:

3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid houdt een financiële onderneming zich aan de in bijlage 8 opgenomen voorschriften voor het ter beschikking stellen en het ter beschikking houden van een financiële bijsluiter met betrekking tot een complex product

Toelichting

Artikel 33 derde lid geeft aan dat een financiële onderneming wanneer zij een complex product aanbiedt mede dient te voldoen aan de informatievoorschriften als genoemd in bijlage 8.

D

Aan de regeling wordt een nieuwe bijlage toegevoegd die luidt als volgt:

Bijlage 8

Bijlage ter uitvoering van artikel 33 derde lid van deze regeling, houdende voorschriften voor het ter beschikking stellen en het ter beschikking houden van een financiële bijsluiter

8.1 Definities

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a. beleggingsinstelling: een beleggingsmaatschappij of een beleggingsfonds als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen;

b. afnemer: de afnemer of de potentiële afnemer van een door een financiële onderneming verstrekte of aangeboden financiële dienst of financieel product, voor zover die geacht kan worden niet te handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf;

c. kosten: de vergoeding of vergoedingen die een financiële onderneming ter zake van het complexe product op enig moment ten laste brengt of laat komen van de afnemer. De opbrengsten uit de beleggingsportefeuille (zoals rente en dividend) die niet aan het product worden toegerekend maar aan een derde, worden als kosten beschouwd;

d. voorbeeldwaarde: bij verzekeringsproducten is dit de voorbeeldafkoopwaarde dan wel het voorbeeldkapitaal, waaronder wordt verstaan de waarde na aftrek van alle kosten, maar voor heffing inkomstenbelastingen. Bij beleggingsinstellingen wordt de netto-opbrengst bij verkoop van de deelneming in de beleggingsinstelling bedoeld. Hieronder dient te worden verstaan de netto-opbrengst bij verkoop van de belegging, zoals berekend op basis van de in Addendum 3 gegeven voorschriften. Bij effectenleaseproducten is dit de netto-opbrengst bij verkoop of bij beëindiging van de overeenkomst

Reikwijdte

8.2 Aangewezen producten

[Gereserveerd]

8.3 Ter beschikking stellen

Een financiële onderneming draagt er zorg voor dat tijdig voor het sluiten van een overeenkomst met betrekking tot een complex product met een afnemer, kosteloos een financiële bijsluiter aan deze afnemer ter beschikking wordt gesteld.

8.4 Beschikbaar houden

Een financiële onderneming houdt de actuele versie van de financiële bijsluiter inzake door haar aan afnemers op dat moment aangeboden complexe producten, voor een ieder kosteloos beschikbaar.

8.5 Tussenpersonen

1. De verplichting tot het ter beschikking stellen van een financiële bijsluiter geldt tevens voor een financiële onderneming die krachtens overeenkomst wordt vertegenwoordigd door anderen dan zijn werknemers.

2. In afwijking van 8.3 draagt de financiële onderneming er zorg voor dat ondernemingen of instellingen die beroeps- of bedrijfsmatig afnemers voor haar complexe producten bij haar aanbrengen, de bij deze complexe producten behorende financiële bijsluiters aan afnemers ter beschikking stellen conform 8.3, alsmede voor afnemers beschikbaar houden conform 8.4.

8.6

[Gereserveerd]

8.7 Reclameregels

1. Advertenties, reclame-uitingen, alsmede overige vormen van informatieverstrekking aan afnemers waarin een financiële onderneming een complex product aanbiedt of onder de aandacht brengt, bevatten de navolgende standaardtekst: `Voor dit product is een financiële bijsluiter opgesteld met informatie over het product, de kosten en de risico's. Vraag er om en lees hem voordat u het product koopt.'

2. Voor zover de in 8.7.1 bedoelde advertenties, reclame-uitingen, alsmede overige vormen van informatieverstrekking niet op schriftelijke wijze plaatsvinden, maakt een financiële onderneming de standaardtekst zo goed als redelijkerwijs mogelijk aan de afnemer kenbaar.

8.8

[Gereserveerd]

Vorm en inhoud van de financiële bijsluiter

8.9 Opbouw en presentatie van de financiële bijsluiter

1. De financiële bijsluiter dient overeenkomstig de titels, subtitels en de volgorde als gehanteerd in het van deze bijlage deel uitmakende Addendum 1 te worden opgebouwd.

2. Een financiële bijsluiter:

a. is beknopt;

b. is actueel;

c. wordt helder aangeduid en is herkenbaar als financiële bijsluiter, alsmede visueel afgescheiden van eventueel aanwezige overige informatiedragers;

d. sluit in opzet en presentatie aan bij de gemiddelde kwaliteit van overige door een financiële onderneming verschafte informatie met betrekking tot het complexe product en;

e. bevat de datum tot waarop de financiële bijsluiter is bijgewerkt.

8.10 Subtitels

1. De diverse subtitels van een financiële bijsluiter geven informatie die redelijkerwijs verband houdt met en voortvloeit uit de in Addendum 1 genoemde subtitels. Bij de bepaling daarvan dient als leidraad dat de financiële bijsluiter tot doel heeft de afnemer te informeren over belangrijke eigenschappen van het product en de aanbieder alsmede om de vergelijkbaarheid met andere producten te vergroten.

2. De financiële bijsluiter bevat in ieder geval subtitels die overeenkomen met de subtitels a tot en met k van Addendum 1. Indien een subtitel niet van toepassing is wordt dit onder de betreffende subtitel vermeld.

3. De financiële bijsluiter bevat subtitels die overeenkomen met de subtitels l tot en met q van Addendum 1 voor zover deze informatie een toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de informatie bedoeld in 8.10.2.

8.11 Uitsluiting van aansprakelijkheid

Een uitsluiting of beperking van aansprakelijkheid ten aanzien van de inhoud van de financiële bijsluiter heeft uitsluitend betrekking op een eventuele onvolledigheid van de verstrekte informatie en op het feit dat deze is gebaseerd op informatie zoals bekend op de datum als bedoeld in 8.9.2 onder e.

8.12 Informatie in de financiële bijsluiter

De verstrekte informatie is inhoudelijk juist, niet misleidend, consistent en bevat duidelijke en begrijpelijke bewoordingen. Op geen enkele wijze wordt afbreuk gedaan aan de inhoud en ratio van de standaardteksten als voorgeschreven in deze regeling.

8.13 Informatie over de financiële bijsluiter

De subtitel `Over de financiële bijsluiter' bevat uitsluitend de volgende standaardtekst: `Voor producten als dit product is het opstellen van een `financiële bijsluiter' verplicht. Deze financiële bijsluiter is een document van `[Naam van een financiële onderneming]'. Ze is opgesteld volgens een vaste, bij wet voorgeschreven opzet. Het doel is u op hoofdlijnen een beeld te geven van het product `[Naam van het product]' en om u in staat te stellen dit product beter te vergelijken met andere financiële producten. Deze financiële bijsluiter geeft geen informatie die op uw persoonlijke situatie is toegesneden en geeft geen uitputtende beschrijving van de voor u geldende rechten en plichten. Verdere details over `[Naam van het product]' vindt u in het prospectus/de offerte/de overige stukken die u van ons ontvangt/de algemene voorwaarden. `[Naam van een financiële onderneming]' raadt u aan ook hiervan kennis te nemen. De financiële bijsluiter wordt actueel gehouden.'

8.14 Informatie over de inhoud van het complexe product

1. De subtitel `Wat houdt het product `[naam van het product]' in?' beschrijft in korte bewoordingen de aard van het complexe product. Tevens wordt het beoogde doel van het complexe product genoemd (voor zover dat niet duidelijk blijkt uit de beschrijving van het complexe product), evenals de samenstellende delen van het complexe product en de wijze waarop deze op elkaar inwerken en zich tot elkaar verhouden.

2. Deze subtitel bevat tevens de naam en het adres van een financiële onderneming en haar statutaire naam. Indien de in de registers van de toezichthouders opgenomen naam afwijkt van de eventueel overigens in de financiële bijsluiter gebruikte handelsnaam en van de statutaire naam, wordt deze eveneens opgenomen.

8.15 Informatie over de risico's

De subtitel `Wat zijn de financiële risico's van `[naam van het product]'?' beschrijft de belangrijkste risico's van het complexe product. In Addendum 2 zijn de standaardzinnen en standaardmethodieken voor deze beschrijving opgenomen, welke worden aangevuld met beschrijvingen van de voor dit complexe product specifieke risico's.

8.16 Informatie over financiële verplichtingen

De subtitel `Waartoe verplicht u zich financieel als u `[naam van het product]'' koopt?' vermeldt de financiële verplichtingen van de afnemer en, indien van toepassing, de termijn of termijnen waarover deze lopen.

8.17 Informatie over rendementen en kosten

De subtitel `Voorbeelden van rendementen en kosten' geeft informatie weer over kosten, de voorbeeldrendementen, afkoop en premievrije waarden en daarmee vergelijkbare onderwerpen. In Addendum 3 zijn vier modellen met standaardzinnen en standaardmethodieken voor deze beschrijving opgenomen, welke door de financiële ondernemingen worden aangevuld met specifieke informatie over rendementen en de geaggregeerde kosten van het complexe product. Complexe producten die een op hen toegeschreven model hebben, worden conform dat model beschreven. Overige complexe producten moeten volgens het model worden beschreven dat zo dicht mogelijk aansluit bij de aard van het complexe product.

8.18 Informatie over beëindigingsmogelijkheden

1. De subtitel `Kunt u uit `[naam van het product]'stappen en wat zijn de gevolgen?' beschrijft de wijze waarop de afnemer de overeenkomst eventueel kan beëindigen of de rechten uit de overeenkomst kan overdragen. Ook wordt, indien van toepassing, beschreven hoe een herroepingsmogelijkheid of afkoelingsperiode werkt waardoor de afnemer, al dan niet kosteloos, de overeenkomst kan beëindigen.

2. Deze subtitel vermeldt tevens (1) of aan de in het eerste lid genoemde handelingen gevolgen zijn verbonden voor de uitkering en (2) of aan de in het eerste lid genoemde handelingen mogelijke koersrisico's zijn verbonden.

8.19 Situatie bij overlijden

De subtitel `Wat gebeurt er bij overlijden?' beschrijft de gevolgen van het overlijden van de afnemer in relatie tot het complexe product.

8.20 Informatie over inkomstenbelastingen

De subtitel `Welke informatie is van belang voor de inkomstenbelasting?' geeft in algemene bewoordingen weer wat de fiscale behandeling van het product is voor de Nederlandse inkomstenbelasting. Indien van toepassing bevat deze subtitel de volgende standaardtekst: `Zowel uw persoonlijke situatie als wijzigingen in de belastingregels en de uitleg van deze regels kunnen een positieve of negatieve invloed hebben op de fiscale behandeling van [naam van het product]. Daardoor kan het nettorendement op dit product worden beïnvloed.'

8.21 Informatie over klachtenregelingen

De subtitel `Hoe handelt u bij klachten?' verwijst naar de toepasselijke, meest relevante, klachtenprocedure.

8.22 Informatie over wettelijk voorgeschreven garantiestelsels

De subtitel `Is een wettelijk garantiestelsel van toepassing op `[naam van het product]'?' geeft weer of het complexe product in beginsel onder de reikwijdte van één van de relevante wettelijk voorgeschreven garantiestelsels valt volgens de volgende standaardtekst: `op dit product is geen garantiestelsel van toepassing/[naam garantiestelsel] in beginsel van toepassing. Voor vragen omtrent dit garantiestelsel kunt u terecht bij [naam financiële onderneming die het complexe product aanbiedt].

8.23 Informatie over het toezicht

De subtitel `Wie houdt toezicht op de financiële bijsluiter van `[naam van de financiële onderneming]'?' geeft informatie over de relevante toezichthouder. In ieder geval bevat deze subtitel de volgende standaardtekst `Voor vragen kunt u de Toezichtslijn van [naam toezichthouder op de financiële bijsluiter] bellen: [nummer toezichtslijn toezichthouder] of kijken op de website [naam website toezichthouder].

8.24 Nadere informatie

1. De subtitel `Hoe kunt u verdere informatie verkrijgen?' beschrijft waar verdere informatie over de inhoud en de waarde/koers van het complexe product kan worden verkregen.

2. In de subtitel `Overige informatie' verstrekt een financiële onderneming door haar verder relevant geachte informatie.

Vrijstellingen

8.25 Algehele vrijstelling

1. Van het bepaalde bij of krachtens artikel 2, eerste en tweede lid, Besluit FB wordt vrijstelling verleend indien:

a. complexe producten uitsluitend worden aangeboden aan afnemers die woonachtig zijn buiten Nederland.

b. complexe producten door de afnemer worden verworven door middel van een transactie op een effectenbeurs.

2. Aan een vrijstelling als bedoeld in 8.25.1 onder a wordt het volgende voorschrift verbonden: in het aanbod alsmede in advertenties en documenten als bedoeld in 8.7 aangaande complexe producten, wordt vermeld dat het aanbod niet is onderscheidenlijk zal zijn gericht tot afnemers die woonachtig zijn in Nederland;

3. Aan de vrijstelling als bedoeld in 8.25.1 onder b wordt het volgende voorschrift verbonden: voor zover het verworven product een beleggingsinstelling betreft die als ter beurze genoteerd closed-end fonds verhandeld wordt, zal die instelling de financiële bijsluiter voor afnemers ter beschikking houden.

4. Indien een financiële onderneming in de in 8. 25.1 bedoelde gevallen er, onverplicht, voor kiest om een financiële bijsluiter ter beschikking te stellen of te houden, is deze bijlage onverkort van toepassing op de aldus ter beschikking gestelde of beschikbaar gehouden financiële bijsluiters.

8.26 Partiële vrijstelling

1. Van het bepaalde bij of krachtens artikel 2, eerste en tweede lid, Besluit FB wordt vrijstelling verleend voor zover het betreft de verplichting tot het ter beschikking stellen van de financiële bijsluiter:

a. indien complexe producten worden aangeboden waarvoor een kosteloze herroepingsmogelijkheid is opgenomen in de overeenkomst, en de financiële bijsluiter voor dat product ruim voor het verstrijken van de termijn voor herroeping, doch in ieder geval binnen vier weken na het sluiten van de overeenkomst, aan de afnemer is verzonden;

b. indien de afnemer van de complexe producten woonachtig is buiten Nederland.

2. Aan een vrijstelling als bedoeld in 8.26.1 wordt het navolgende voorschrift verbonden: de afnemer wordt voor het sluiten van een overeenkomst gewezen op het feit dat hem desgevraagd, onverwijld en kosteloos een financiële bijsluiter ter beschikking wordt gesteld;

3. Indien een financiële onderneming in de in 8.26.1 bedoelde gevallen er, onverplicht, voor kiest om een financiële bijsluiter ter beschikking te stellen, is deze bijlage onverkort van toepassing.

Addendum 1 Opbouw en presentatie van de financiële bijsluiter

[Naam en logo van een financiële onderneming]

FINANCIËLE

BIJSLUITER

Krachtens wet voorgeschreven productinformatie over het product `[Naam van het product]'

a. Over de financiële bijsluiter

b. Wat houdt het product `[naam van het product]' in?

c. Wat zijn de financiële risico's van '[naam van het product]'?

d. Waartoe verplicht u zich financieel als u `[naam van het product]' koopt?

e. Voorbeelden van rendementen en kosten

f. Kunt u uit '[naam van het product]' stappen en wat zijn de gevolgen?

g. Wat gebeurt er bij overlijden?

h. Welke informatie is van belang voor de inkomstenbelasting?

i. Hoe handelt u bij klachten?

j. Is een wettelijke garantie stelsel van toepassing op `[naam van het product]'?

k. Wie houdt toezicht op de financiële bijsluiter van`[naam financiële onderneming]'?

l. Heeft u bedenktijd?

m. Welke informatie moet u aan een financiële onderneming verstrekken?

n. Het toepasselijk recht

o. Toetsing en registratie bij het BKR

p. Hoe kunt u verdere informatie verkrijgen

q. Overige informatie

Addendum 2 Risico's

1. Alle complexe producten

Bij de beschrijving van de risico's besteedt de financiële bijsluiter onder meer aandacht aan:

- het wederzijds beïnvloeden van de samenstellende delen en de hieruit voortvloeiende risico's;

- de eventuele specifieke risico's die worden gelopen ten aanzien van de belegging of het product;

- de reikwijdte van de eventueel gebruikte derivaten en de met deze derivaten samenhangende risico's;

- de omstandigheden waaronder bij verzekeringen sprake is van een hogere of lagere uitkering dan de inleg, dan wel er geen uitkering plaatsvindt;

- de risico's van veranderende omstandigheden van de cliënten ten gevolge van het ophouden van betalen of voortijdig beëindigen van de polis/het contract indien er sprake is van een periodieke inleg; en

- de mogelijkheid dat een ten tijde van het aangaan van de overeenkomst bestaande gunstige omstandigheid zich wijzigt.

2. Risico-indicator

[gereserveerd]

3. Complexe producten met een beleggingscomponent

a. Alle complexe producten met een beleggingscomponent bevatten de volgende standaardtekst: 'De waardeontwikkeling van dit product is afhankelijk van ontwikkelingen op kapitaal-/effecten-/valuta-/goederenmarkten.' Een en ander betekent dat de mogelijkheid bestaat dat:

- dit beleggingsproduct weinig of geen inkomsten zal opleveren/

- bij een ongunstig koersverloop uw inleg geheel of ten dele verloren kan gaan/

- mogelijk aan het eind van de looptijd de waarde van de uitkering niet voldoende is om uw eventuele hypotheek/schuld af te lossen.'

b. Indien het complexe product zowel een belegging als een lening omvat, wijst de financiële bijsluiter op het gevaar van een tekort aan het eind van de looptijd. In plaats van de tekst van de tweede volzin in het vorige lid luidt de standaardtekst : `U belegt geheel/deels met geleend geld; dit betekent dat u het risico loopt dat u uw inleg verliest of zelfs een schuld overhoudt.'

Addendum 3 Modellen voor kosten en voorbeeldrendementen

1. Model Wtv 1993 voor beleggingsverzekeringen en spaarkasovereenkomsten

Artikel 1.1

a. Het model Wtv 1993 voor beleggingsverzekeringen wordt gebruikt voor levensverzekeringsproducten waarbij de premie wordt belegd in (een combinatie van) aandelen, obligaties, deposito's, vastgoed of andere beleggingsvormen en waarbij het risico van beleggen geheel of deels bij de verzekeringnemer ligt. Dit model wordt ook gebruikt voor spaarkasovereenkomsten.

b. De financiële bijsluiter bevat het volgende schema met voorbeeldwaarden:

stcrt-2001-250-p129-SC32629-1.gif

c. Het schema gaat uit van de daadwerkelijke situatie van de afnemer.

d. Voorbeeldwaarden worden berekend op basis van bruto voorbeeldrendementspercentages: De pessimistische rendementspercentages en de 4% worden bepaald op grond van artikel 1.3 van dit Addendum. Daarnaast worden voorbeeldwaarden berekend op basis van een eigen netto historisch rendementspercentage. Dit historisch rendementspercentage wordt bepaald op grond van artikel 1.5 van dit Addendum.

e. Kosten die niet zijn verdisconteerd in de voorbeeldwaarden, maar die een afnemer wel in rekening worden gebracht (bijvoorbeeld switchkosten) worden afzonderlijk, onder het schema, vermeld.

f. Het schema dient te worden ingevuld voor de genoemde tijdsperioden; hierbij stelt n het laatste jaar van de verzekering voor. Indien de verzekering geen einddatum kent, dient voor n een logische waarde te worden genomen (bijvoorbeeld de beoogde pensioendatum).

Artikel 1.2

a. Aan het begin van de paragraaf `Rendement en kosten' wordt als standaardtekst opgenomen: `Het hieronder gegeven cijfervoorbeeld is alleen als voorbeeld bedoeld. De uiteindelijke resultaten zijn niet te voorspellen. Het is dan ook waarschijnlijk dat uw daadwerkelijke rendement in de toekomst niet gelijk zal zijn aan het hieronder vermelde. De gegeven voorbeeldwaarden zijn na aftrek van alle kosten, maar vóór effecten van inkomstenbelasting'

b. Als standaardtekst wordt onder de tabel opgenomen: `In de tabel ziet u onder andere een voorbeeld van wat u in handen zou krijgen bij een pessimistische ontwikkeling van de financiële markten. De berekening is gebaseerd op door de toezichthouder voorgeschreven rendementen en is afhankelijk van een aantal veronderstellingen en de aard van de beleggingen. De uiteindelijke uitkomst kan naar boven maar ook naar beneden afwijken. Het bruto voorbeeldpercentage van 4% is eveneens door de toezichthouder voorgeschreven en is voor alle producten gelijk. De tabel is bedoeld om u een indruk te geven van de verschillen in de mogelijke uitkomsten.'

Als standaardtekst voor vermelding van de netto rendementen onder het schema wordt opgenomen: `Bij een voorbeeld van een pessimistische rendementsontwikkeling bedraagt het netto rendement op de premie(s) op de einddatum x,x% per jaar. Bij een bruto voorbeeldrendement van vier procent bedraagt het netto rendement op de premie(s) op de einddatum y,y% per jaar. Op basis van het netto historisch rendement bedraagt het rendement op de premie(s) op de einddatum z,z% per jaar' Hierbij worden op de plaats van x,x, y,y en z,z de berekende waarden ingevuld, zoals hieronder aangegeven.

Als standaardtekst wordt opgenomen: `Deze verzekeringsovereenkomst is een overeenkomst voor de lange termijn. Indien u deze verzekeringsovereenkomst voortijdig beëindigt gedurende de eerste jaren van de looptijd, kunt u beduidend minder ontvangen dan u aan premies ingelegd heeft.

c. `Ter afsluiting wordt als standaardtekst opgenomen: `De waarde van beleggingen kan fluctueren. Rendementen vanuit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Kijk in de risicoparagraaf van deze bijsluiter voor uw financiële risico's.'

d. De tabel wordt zonodig door de instelling voorzien van extra toelichting.

Artikel 1.3

a. In de financiële bijsluiter worden, naast voorbeeldwaarden op basis van het netto historische rendementspercentage, ook voorbeeldwaarden gegeven op basis van vooraf door de gezamenlijke toezichthouders vastgestelde bruto voorbeeldrendementspercentages. De bruto voorbeeldrendementspercentages kunt u vinden in Addendum 4. Indien de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen de percentages worden herzien.

b. Indien er een minimum garantie is verstrekt mag in kolom a het garantiepercentage worden gehanteerd.

Artikel 1.4

a. De voorbeeldwaarden in de kolommen a en b kunnen worden berekend met behulp van de betaalde premie(s), de voorgeschreven bruto voorbeeldrendementspercentages, de risicopremies en alle (in rekening te brengen) kosten van de verzekeraar en de onderliggende Fondsen. In dit Addendum wordt onder een Fonds verstaan: een beleggingsmaatschappij, een beleggingsfonds (al dan niet met een vergunning krachtens de Wtb) of een (gesepareerd) beleggingsdepot.

b. Opbrengsten uit de beleggingsportefeuille (zoals rente en dividend) die niet aan het product toekomen maar aan een derde, moeten ook als kosten worden beschouwd.

c. Bij een indirecte belegging (dus door middel van onderliggende Fondsen) wordt voor de vergelijkbaarheid van de uitkomsten, bij de bepaling van de voorbeeldwaarden op onderstaande wijze rekening gehouden met kosten op lagere beheerniveaus:

- Als er sprake is van onderliggende Fondsen die binnen de groep worden beheerd, wordt uitgegaan van administratieve kostengegevens op alle lagere niveaus. Deze worden opgeteld bij de kosten op het hoogste niveau.

- Als er belegd wordt in externe Fondsen dan worden de kosten van deze instellingen ingeschat, bijvoorbeeld aan de hand van het prospectus en jaarverslagen. Deze kosten worden opgeteld bij de kosten op het hoogste niveau.

d. Indien slechts een deel van de portefeuille indirect wordt belegd, geschiedt bovenstaande naar rato.

e. Een combinatie van bovengenoemde kan ook voorkomen, indien een instelling bijvoorbeeld belegt in een eigen fonds dat weer belegt in externe Fondsen. In een dergelijk geval moeten zowel de kosten van het eigen Fonds als de externe Fondsen bij de bepaling van de voorbeeldwaarden worden meegenomen.

f. Indien de kosten op lagere beheerniveaus niet bekend zijn of kunnen worden gemaakt, wordt een kostenpercentage van 4% gehanteerd voor dat deel van de portefeuille waarvoor de kosten op één van de lagere beheerniveaus niet volledig op bovenstaande wijze kunnen worden bepaald.

g. De netto rendementspercentages op de premie(s), `x,x' en `y,y', zijn de meetkundig gemiddelde rendementen per jaar op de premie(s), waarmee de berekende voorbeeldwaarden op de einddatum worden bereikt.

Artikel 1.5

a. Het netto historisch rendementspercentage wordt berekend op basis van de rendementen over de laatste twintig afgesloten boekjaren van de Fondsen waarin belegd wordt. Het gaat hierbij om de verkregen rendementen van de Fondsen waarin wordt belegd. Dit betreft derhalve de rendementen ná aftrek van de kosten van de Fondsen.

b. Indien de referentieperiode van (een van) de Fondsen korter is dan twintig boekjaren wordt de eigen historie aangevuld met de rendementen van een daarbij passende relevante indexreeks voor de betreffende boekjaren. Een relevante indexreeks is een openbare statistiek van historische rendementen op beleggingen in (een combinatie van) aandelen, obligaties, deposito's, vastgoed of andere beleggingscategorieën. Op de relevante indexreeks dienen de gemiddelde jaarlijkse kosten van het Fonds/de Fondsen, berekend op basis van de eigen historie, nog in mindering te worden gebracht. Indien nodig dient rekening te worden gehouden met het gestelde in artikel 1.4 sub c tot en met sub f.

c. Over deze twintigjaars periode wordt een meetkundig gemiddeld rendement per jaar bepaald, in twee decimalen nauwkeurig. Dit is het netto historisch rendementspercentage.

d. Als het Fonds waarin wordt belegd korter dan vijf jaar bestaat geldt het volgende:

- Vanwege de korte historie mogen geen voorbeeldwaarden worden gegeven op basis van het historische rendement. De kolom op basis van historie blijft staan maar wordt niet ingevuld.

- De volgende tekst dient te worden opgenomen: `Omdat het Fonds, waarin wordt belegd, korter dan vijf jaar bestaat worden op basis van historische rendementen geen voorbeelden gegeven.'

e. Bij belegging in meerdere Fondsen geldt het volgende:

Indien één of meer van de Fondsen waarin wordt belegd korter dan vijf jaar bestaat, wordt de combinatie van Fondsen ook geacht korter dan vijf jaar te bestaan. De tekst bij artikel 1.5 sub a komt dan als volgt te luiden: `Omdat tenminste één van de Fondsen, waarin wordt belegd, korter dan vijf jaar bestaat worden op basis van historische rendementen geen voorbeelden gegeven.'

f. Wanneer het gestelde in sub b van dit artikel van toepassing is, dient de volgende standaardtekst te worden opgenomen: `Omdat de historie van het Fonds / ten minste één van de Fondsen korter is dan twintig jaar, is het historische rendement niet uitsluitend gebaseerd op de eigen historie. De eigen historie is daarom aangevuld tot twintig jaar door middel van een relevante indexreeks.'

g. Omdat het verschil in definitie van bruto voorbeeldrendementspercentages en netto historische rendementspercentages tot verwarring kan leiden, mag de hoogte van het netto historisch rendementspercentage niet in de kop van kolom c worden genoemd.

Artikel 1.6

a. De voorbeeldwaarden in kolom c kunnen worden berekend met behulp van de betaalde premie(s), het netto historische rendementspercentage, de risicopremies en met alle (in rekening te brengen) kosten van de verzekeraar. De kosten van de Fondsen zijn al verwerkt in het historisch rendement, overeenkomstig artikel 1.5 sub a van dit Addendum.

b. Het netto rendementspercentage op de premies, `z,z', is het meetkundig gemiddelde rendement per jaar op de premie(s) waarmee de berekende voorbeeldwaarde op de einddatum wordt bereikt.

2. Model Wtv 1993 voor verzekeringsovereenkomsten met een recht op winstdeling

Artikel 2.1

a. Het model Wtv 1993 voor verzekeringsovereenkomsten met een recht op winstdeling wordt gebruikt voor alle levensverzekeringsproducten met contractuele overrentedeling (winstdeling op basis van een objectieve intrest maatstaf) en/of maatschappijwinstdeling (winstdeling afhankelijk van de bedrijfsresultaten).

Hieronder worden niet verstaan:

- levenslange levensverzekeringen bij overlijden;

- winstdelende risicoverzekeringen;

- spaarhypotheken.

b. Indien de overeenkomst voorziet in een afkoopwaarde en/of premievrije waarde bevat de financiële bijsluiter het volgende schema met voorbeeldwaarden:

stcrt-2001-250-p129-SC32629-2.gif

c. Het schema gaat uit van de daadwerkelijke situatie van de afnemer.

d. De afkoopwaarde is gebaseerd op de rekenrente in de tariefstelling. De premievrije waarde is het verlaagde verzekerde kapitaal welke kan worden verkregen met de afkoopwaarde.

e. Het schema dient te worden ingevuld voor de genoemde tijdsperioden; hierbij stelt n het laatste jaar van de verzekering voor.

Artikel 2.2

a. Als standaardtekst wordt onder het schema opgenomen: `De afkoopwaarde is het bedrag dat bij afkoop (voortijdige beëindiging van de verzekering) door de verzekeraar aan u wordt uitgekeerd. Dit bedrag stelt de waarde van uw verzekering voor.

De premievrije waarde is van belang als u wenst te stoppen met betalen van premies, maar u de verzekering niet wenst te beëindigen. Het verzekerde kapitaal wordt dan verlaagd. Dit verlaagde verzekerde kapitaal wordt ook wel premievrije waarde genoemd.'

b. Ter afsluiting wordt (indien van toepassing) als standaardtekst opgenomen: `Deze verzekeringsovereenkomst is een overeenkomst voor de lange termijn. Indien u deze verzekeringsovereenkomst voortijdig beëindigt gedurende de eerste jaren van de looptijd, kunt u beduidend minder ontvangen dan u aan premies ingelegd heeft.'

Artikel 2.3

Indien de overeenkomst niet voorziet in een afkoopwaarde of premievrije waarde wordt in plaats van het schema in artikel 2.1 en de teksten in artikel 2.2 de volgende tekst opgenomen:

`Deze overeenkomst voorziet niet in een afkoopwaarde of premievrije waarde. Dat betekent dat wanneer de overeenkomst voortijdig wordt beëindigd u geen aanspraak kunt maken op enige uitbetaling van de verzekeraar.'

Artikel 2.4

De volgende standaardtekst dient te worden opgenomen: `Het verzekerde kapitaal op de einddatum bedraagt X (bij 0% winstdeling). Het netto rendement op de ingelegde premies op de einddatum bedraagt dan x,x%. Op basis van het gemiddelde historische winstdelingspercentage (z,z%) zou het bij in leven zijn op de einddatum uit te keren bedrag Y bedragen. Aan de hoogte van dit bedrag kunnen geen rechten worden ontleend; het betreft slechts een voorbeeld. Het netto rendement op de ingelegde premies op de einddatum zou dan y,y% zijn'. Hierbij worden op de plaats van X, x,x, Y, y,y en z,z de berekende waarden ingevuld, zoals hieronder aangegeven.

Artikel 2.5

a. Het netto rendement x,x% is het rendement (samengestelde intrest) op de premie(s) waarmee het kapitaal X wordt bereikt.

b. Het netto rendement y, y% is het rendement (samengestelde intrest) op de premie(s) waarmee het voorbeeldkapitaal Y (rekening houdend met historische winstdeling; zie artikel 2.6) wordt bereikt.

Artikel 2.6

a. Maatschappijwinstdeling en contractuele resultatendeling.

Gecreëerd dient te worden een reeks van twintig winstdelingspercentages gebaseerd op de laatste winstdelingspercentages van de betreffende maatschappij.

b. Indien de referentieperiode van de maatschappij korter is dan twintig jaar geldt het volgende:

- Wanneer er sprake is van maatschappijwinstdeling wordt, voor elk jaar dat het winstdelingspercentage ontbreekt, de eigen reeks aangevuld met het rekenkundig gemiddelde van deze eigen reeks.

- Wanneer er sprake is van contractuele resultatendeling, wordt de eigen reeks aangevuld met een daarbij passende relevante indexreeks (een openbare statistiek van historische rendementen).

c. Van deze reeks wordt een meetkundig gemiddelde bepaald: dit is het gemiddelde historische winstdelingspercentage (z,z%).

d. Indien de referentieperiode van de maatschappij korter is dan vijf jaar wordt vanwege de korte historie geen voorbeeldkapitaal gegeven. Daarom wordt niet de tekst van artikel 2.4 opgenomen, maar de volgende tekst: `Het verzekerde kapitaal op de einddatum bedraagt X (bij 0% winstdeling). Het netto rendement op de ingelegde premies op de einddatum bedraagt dan x,x%. Omdat de historie van winstdeling niet verder teruggaat dan vijf jaar wordt op basis van het historische winstdelingspercentage geen voorbeeld gegeven.'.

e. Wanneer het gestelde in sub b van dit artikel van toepassing is, dient de volgende standaardtekst te worden opgenomen: `Omdat de winstdelingshistorie van de maatschappij korter is dan twintig jaar, is het historische winstdelingspercentage niet uitsluitend gebaseerd op de eigen historie. De eigen historie is daarom aangevuld tot twintig jaar door middel van een relevante indexreeks.'

3. Model Wtb voor beleggingsinstellingen

Artikel 3.1

a. Het model Wtb wordt gebruikt voor beleggingsinstellingen die een vergunning hebben uit hoofde van de Wtb.

b. De financiële bijsluiter bevat het volgende schema met voorbeeldwaarden:

stcrt-2001-250-p129-SC32629-3.gif

c. Het schema gaat uit van een standaardsituatie gebaseerd op een éénmalige inleg van duizend euro, tenzij de verplichte initiële inleg hoger is. Als het product in een andere valuta dan de euro noteert, wordt een bedrag van ongeveer gelijke grootte aangehouden.

d. Voorbeeldwaarden worden berekend op basis van bruto voorbeeldrendementspercentages: pessimistische percentages die dienen te worden bepaald conform artikel 3.3 van dit Addendum en 4% ter vergelijking. Daarnaast worden voorbeeldwaarden berekend op basis van een eigen netto historisch rendementspercentage. Dit historisch rendementspercentage wordt bepaald conform artikel 3.5 van dit Addendum.

e. Kosten die niet zijn verdisconteerd in de voorbeeldwaarden, maar die een afnemer wel in rekening kunnen worden gebracht (zoals bijvoorbeeld transactiekosten van de beleggingsgiro, of de kosten van een beurstransactie door de afnemer ter aankoop van deelnemingsrechten in de beleggingsinstelling) worden afzonderlijk, onder het schema, vermeld.

f. De berekeningen worden uitgevoerd voor de in het schema genoemde tijdsperioden, tenzij het de bedoeling is de beleggingsinstelling binnen twintig jaar te liquideren. In dat geval wordt gekozen voor tijdsperioden die zoveel mogelijk overeenkomen met de perioden die in het schema zijn voorgeschreven, waarbij in ieder geval de voorbeeldwaarde aan het eind van geplande bestaansduur van de beleggingsinstelling wordt getoond.

Artikel 3.2

a. Aan het begin van de paragraaf `Rendement en kosten' wordt als standaardtekst opgenomen: `Het hieronder gegeven cijfervoorbeeld is alleen als voorbeeld bedoeld. De uiteindelijke resultaten zijn niet te voorspellen. Het is dan ook waarschijnlijk dat uw daadwerkelijke rendement in de toekomst niet gelijk zal zijn aan de hieronder vermelde. De gegeven voorbeeldwaarden zijn na aftrek van alle kosten, maar vóór effecten van inkomstenbelasting'

b. Als standaardtekst voor vermelding van de netto rendementen onder het schema wordt opgenomen: `Bij pessimistische rendementsontwikkelingen bedraagt het netto rendement op de inleg na 20 jaar x,x% per jaar. Bij een bruto voorbeeldrendement van vier procent bedraagt het netto rendement op de inleg na 20 jaar y,y% per jaar. Op basis van het netto historisch rendement bedraagt het rendement op de inleg na 20 jaar z,z% per jaar' Hierbij worden op de plaats van x,x, y,y en z,z de berekende waarden ingevuld, zoals hieronder aangegeven.

c. Onder de tabel worden voorts de volgende standaardteksten opgenomen:

- Het voorbeeld is berekend op basis van een eenmalige belegging van euro 1000.

- Bruto rendementspercentages zijn percentages vóór aftrek van alle kosten.

- In de tabel ziet u onder andere wat u in handen zou krijgen bij een pessimistische ontwikkeling van de financiële markten. De berekening is gebaseerd op door de toezichthouder voorgeschreven rendementen en is afhankelijk van een aantal veronderstellingen en de aard van de belegging. De uitkomst kan hiervan naar boven, maar ook naar beneden afwijken.

- Het bruto voorbeeldpercentage van 4% is ook door de toezichthouder voorgeschreven en is voor alle producten gelijk.

- De tabel is bedoeld om u een indruk te geven van de verschillen die er kunnen zijn in mogelijke uitkomsten.

d. Ter afsluiting wordt als standaardtekst opgenomen: `De waarde van beleggingen kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Kijk in de risicoparagraaf van deze bijsluiter voor uw financiële risico's.'

e. De tabel wordt zonodig toegelicht.

Artikel 3.3

a. In de financiële bijsluiter worden, naast voorbeeldwaarden op basis van het netto historische rendementspercentage, ook voorbeeldwaarden gegeven op basis van vooraf door de gezamenlijke toezichthouders vastgestelde bruto voorbeeldpercentages. De bruto voorbeeldrendementspercentages kunt u vinden in Addendum 4. Indien de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen de percentages worden herzien.

b. Indien de voorbeeldwaarde berekend op basis van pessimistische rendementspercentages voor een bepaald jaar lager uitkomt dan een eventuele garantiewaarde, mag als voorbeeldwaarde in de tabel de garantiewaarde worden opgenomen.

Artikel 3.4

a. De voorbeeldwaarden in de kolommen a en b kunnen worden berekend met behulp van de inleg, de voorgeschreven bruto voorbeeldrendementspercentages en een reële inschatting van alle in rekening te brengen kosten van de beleggingsinstelling, inclusief maximale aan- en verkoopkosten die door de beleggingsinstelling in rekening worden gebracht.

b. Opbrengsten uit de beleggingsportefeuille (zoals rente en dividend) die niet aan het product toekomen maar aan een derde, moeten ook als kosten worden beschouwd.

c. Bij een indirecte belegging (dus door middel van onderliggende beleggingsinstellingen al dan niet met een Wtb-vergunning) wordt voor de vergelijkbaarheid van de uitkomsten, bij de bepaling van de voorbeeldwaarden op onderstaande wijze rekening gehouden met kosten op lagere beheerniveaus:

- Als er sprake is van onderliggende beleggingsinstellingen die binnen de groep worden beheerd, wordt uitgegaan van administratieve kostengegevens op alle lagere niveaus. Deze worden opgeteld bij de kosten op het hoogste niveau.

- Als er belegd wordt in externe beleggingsinstellingen dan worden de kosten van deze instellingen ingeschat, bijvoorbeeld aan de hand van het prospectus en jaarverslagen. Deze kosten worden opgeteld bij de kosten op het hoogste niveau.

d. Indien slechts een deel van de portefeuille indirect wordt belegd, geschiedt bovenstaande naar rato.

e. Een combinatie van bovengenoemde kan ook voorkomen, indien een instelling bijvoorbeeld belegt in een eigen besloten fonds dat weer belegt in een externe beleggingsinstelling. In een dergelijk geval moeten zowel de kosten van het eigen besloten fonds als de externe beleggingsinstelling bij de bepaling van de voorbeeldwaarden worden meegenomen.

f. Indien de kosten op lagere beheerniveaus niet bekend zijn of kunnen worden gemaakt, wordt een kostenpercentage van 4% gehanteerd voor dat deel van de portefeuille waarvoor de kosten op één van de lagere beheerniveaus niet volledig op bovenstaande wijze kunnen worden bepaald.

g. De netto rendementspercentages op de inleg, `x,x' en `y,y', zijn de meetkundig gemiddelde rendementen per jaar op de inleg, waarmee de berekende voorbeeldwaarden op de einddatum worden bereikt.

Artikel 3.5

a. Het netto historisch rendementspercentage wordt berekend op basis van de ontwikkeling van de netto intrinsieke waarde van de beleggingsinstelling over de laatste twintig afgesloten boekjaren.

b. Indien de referentieperiode van de beleggingsinstelling korter is dan twintig boekjaren wordt de eigen historie aangevuld met de rendementen van een daarbij passende relevante indexreeks voor de betreffende boekjaren. Een relevante indexreeks is een openbare statistiek van historische rendementen op beleggingen in (een combinatie van) aandelen, obligaties, deposito's, vastgoed of andere beleggingscategorieën. Op de relevante indexreeks dienen de gemiddelde jaarlijkse kosten van de beleggingsinstelling, berekend op basis van de eigen historie, nog in mindering te worden gebracht. Indien nodig dient hierbij rekening te worden gehouden met het gestelde in artikel 3.4 sub c tot en met sub f.

c. Over deze twintigjaarsperiode wordt een meetkundig gemiddeld rendement per jaar bepaald, in twee decimalen nauwkeurig. Dit is het netto historisch rendementspercentage.

d. Bij de berekening wordt verondersteld dat eventuele door de beleggingsinstelling uitgekeerde dividenden, onder aftrek van eventuele kosten, waaronder dividendbelasting, zijn herbelegd, tenzij dat expliciet anders is geregeld in de voorwaarden van de beleggingsinstelling.

e. Indien de beleggingsinstelling korter bestaat dan vijf jaar, mogen geen voorbeeldwaarden worden gegeven op basis van het netto historische rendementspercentage. De kolom op basis van historie blijft staan, maar wordt niet ingevuld. De volgende tekst wordt opgenomen: `Omdat de beleggingsinstelling korter dan vijf jaar bestaat, worden op basis van historische rendementen geen voorbeelden gegeven.'.

f. Wanneer het gestelde in sub b van dit artikel van toepassing is, dient de volgende standaardtekst te worden opgenomen: `Omdat de historie van de beleggingsinstelling korter is dan twintig jaar, is het historische rendement niet uitsluitend gebaseerd op de eigen historie. De eigen historie is daarom aangevuld tot twintig jaar door middel van een relevante indexreeks.'

g. Omdat het verschil in definitie van bruto voorbeeldrendementspercentages en netto historische rendementspercentages tot verwarring kan leiden, mag de hoogte van het netto historisch rendementspercentage niet in de kop van kolom c worden genoemd.

Artikel 3.6

a. De voorbeeldwaarden in kolom c kan worden berekend met behulp van de inleg, het netto historisch rendementspercentage en de maximale aan- en verkoopkosten die door de beleggingsinstelling in rekening worden gebracht.

b. Het netto historisch rendementspercentage op de inleg, `z,z', is het meetkundig gemiddelde rendement per jaar op de inleg, waarmee de berekende voorbeeldwaarde wordt bereikt.

4. Model Wte 1995 voor effectenlease producten

Artikel 4.1

a. De financiële bijsluiter voor effectenleaseproducten bevat het volgende schema met voorbeeldwaarden:

stcrt-2001-250-p129-SC32629-4.gif

b. Het schema is voor een lening van duizend euro. Wanneer de lening in een andere valuta dan de euro is uitgedrukt, wordt een bedrag van gelijke grootte aangehouden.

c. Indien er sprake is van een valutarisico, omdat de lening niet in euro's is aangegaan, dan dient dit vermeld te worden.

d. Voorbeeldwaarden worden berekend op basis van bruto voorbeeldrendementspercentages: pessimistische percentages die dienen te worden bepaald conform artikel 4.3 van dit Addendum en een bruto rendement van vier procent ter vergelijking. Daarnaast worden voorbeeldwaarden berekend op basis van een eigen netto historisch rendementspercentage. Dit historisch rendementspercentage wordt bepaald op grond van artikel 4.5 van dit Addendum.

e. Kosten die niet te verdisconteren zijn in de voorbeeldwaarden (bijvoorbeeld kosten die afhankelijk zijn van acties van de afnemer gedurende de looptijd van het complexe product), maar die een afnemer wel in rekening kunnen worden gebracht (zoals bijvoorbeeld het overstappen van het ene fonds in een ander fonds) worden afzonderlijk, onder het schema, vermeld. Eveneens dient duidelijk het effectieve rentepercentage van de afgesloten lening vermeld te worden.

f. Het schema dient te worden ingevuld voor de genoemde tijdsperioden; hierbij stelt N het laatste jaar van de overeenkomst voor.

g. Indien er sprake is van negatieve voorbeeldwaarden wordt de volgende standaardtekst opgenomen: `Een negatieve opbrengst in dit schema betekent dat u dit bedrag verschuldigd bent bij beëindigen van het contract. Dat komt doordat de beleggingsopbrengsten onvoldoende zijn om de lening die u met dit product bent aangegaan (volledig) af te lossen.'

h. Indien bij het tussentijds opzeggen van de overeenkomst boetes in rekening gebracht worden, dient de hoogte van de boete duidelijk vermeld te worden.

Artikel 4.2

a. De paragraaf `Voorbeelden van rendementen en kosten' als bedoeld in 8.17 bevat duidelijk zichtbaar de volgende standaardtekst: `Het hieronder gegeven cijfervoorbeeld is alleen als voorbeeld bedoeld. De uiteindelijke resultaten zijn niet te voorspellen. Het is dan ook waarschijnlijk dat uw daadwerkelijke rendement in de toekomst niet gelijk zal zijn aan de hieronder vermelde rendementen. Bij de bepaling van de nettorendementen zijn alle kosten afgetrokken, maar er is geen rekening gehouden met de effecten van inkomstenbelasting.'

b. Als standaardtekst voor de vermelding van de netto rendementen wordt onder het schema opgenomen: `Bij een bruto voorbeeldrendement van pessimistische percentages bedraagt het netto rendement op de einddatum x,x%. Bij een bruto voorbeeldrendement van vier procent bedraagt het netto rendement op de einddatum y,y%. Het netto historisch rendement op de einddatum bedraagt z, z%.' Voor de bepaling van de diverse percentages wordt verwezen naar het artikel 4.3 van dit Addendum.

c. De netto rendementspercentages op de premie(s), `x,x' , `y,y' en `z,z', zijn de meetkundig gemiddelde rendementen per jaar, waarmee de berekende voorbeeldwaarden op de einddatum worden bereikt.

d. De paragraaf eindigt met de standaardtekst: `De waarde van beleggingen kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Kijk in de risicoparagraaf van deze bijsluiter voor uw financiële risico's.'

e. De tabel wordt zonodig toegelicht.

Artikel 4.3

a. In de financiële bijsluiter worden, naast voorbeeldwaarden op basis van het netto historische rendementspercentage, ook voorbeeldwaarden gegeven op basis van vooraf door de gezamenlijke toezichthouders vastgestelde bruto voorbeeldpercentages. Deze voorbeeldrendementspercentages zijn afhankelijk van de aard van de beleggingen. De bruto voorbeeldrendementspercentages kunt u vinden in Addendum 4. Indien de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen de percentages worden herzien.

b. Indien een voorbeeldwaarde berekend op basis van pessimistische voorbeeldrendementspercentages voor een bepaald jaar lager uitkomt dan een eventuele garantiewaarde, mag als voorbeeldwaarde in de tabel de garantiewaarde worden opgenomen.

Artikel 4.4

a. De voorbeeldwaarden in de kolommen a en b kunnen worden berekend met behulp van de inleg, de voorgeschreven bruto voorbeeldrendementspercentages en een reële inschatting van alle in rekening te brengen kosten van het effectenleaseproduct, inclusief maximale aan- en verkoopkosten die door de financiële onderneming in rekening worden gebracht.

b. Opbrengsten uit de beleggingen (zoals rente en dividend) die niet aan het product toekomen maar aan een derde, moeten ook als kosten worden beschouwd.

c. Bij een eventuele indirecte belegging (bijvoorbeeld door middel van onderliggende beleggingsinstellingen) wordt voor de vergelijkbaarheid van de uitkomsten, bij de bepaling van de voorbeeldwaarden rekening gehouden met kosten op lagere beheerniveaus.

d. Indien slechts een deel van de beleggingen indirect wordt belegd, geschiedt bovenstaande naar rato.

e. Indien de kosten op lagere beheerniveaus niet bekend zijn of kunnen worden gemaakt, wordt een kostenpercentage van 4% gehanteerd voor dat deel van de beleggingen waarvoor de kosten op één van de lagere beheerniveaus niet volledig kunnen worden bepaald.

Artikel 4.5

a. Het netto historisch rendementspercentage wordt berekend op basis van de rendementen over de laatste twintig afgesloten boekjaren van de effecten waarin belegd wordt. Dit betreft de rendementen ná aftrek van de kosten van de beleggingen.

b. Indien de referentieperiode van de effecten korter is dan twintig boekjaren wordt de eigen historie aangevuld met rendementen van een daarbij passende relevante indexreeks voor de betreffende boekjaren. Een relevante indexreeks is een openbare statistiek van historische rendementen op beleggingen in (een combinatie van) aandelen, obligaties, deposito's, vastgoed of andere beleggingscategorieën. Op de relevante indexreeks dienen de beleggingskosten per boekjaar nog in mindering te worden gebracht. Indien nodig dient hierbij rekening te worden gehouden met het gestelde in artikel 4.4 sub c tot en met sub e.

c. Over deze twintigjaarsperiode wordt een meetkundig gemiddeld rendement per jaar bepaald, in twee decimalen nauwkeurig. Dit is het netto historisch rendementspercentage.

d. Als de effecten waarin wordt belegd korter dan vijf jaar genoteerd zijn, geldt het volgende:

a. Vanwege de korte historie mogen geen voorbeeldwaarden worden gegeven op basis van het historische rendement. De kolom op basis van historie blijft staan maar wordt niet ingevuld.

b. De volgende tekst dient te worden opgenomen: `Omdat de effecten, waarin wordt belegd, korter dan vijf jaar genoteerd zijn, worden op basis van historische rendementen geen voorbeelden gegeven.'

e. Bij belegging in meerdere (afzonderlijke) effecten geldt het volgende:

Indien één of meer van de effecten waarin wordt belegd korter dan vijf jaar zijn genoteerd, wordt de combinatie van de effecten ook geacht korter dan vijf jaar te bestaan. De tekst komt dan als volgt te luiden: `Omdat tenminste één van de effecten, waarin wordt belegd, korter dan vijf jaar genoteerd is, worden op basis van historische rendementen geen voorbeelden gegeven.'

f. Omdat het verschil in definitie van bruto voorbeeldrendementspercentages en netto historische rendementspercentages tot verwarring kan leiden, mag de hoogte van het netto historisch rendementspercentage niet in de kop van kolom c worden genoemd.

Artikel 4.6

a. De voorbeeldwaarden in kolom c kunnen worden berekend met behulp van de inleg, het netto historisch rendementspercentage en de maximale aan- en verkoopkosten die door de financiële onderneming in rekening worden gebracht.

b. Het netto historisch rendementspercentage op de inleg, `z,z', is het meetkundig gemiddelde rendement per jaar op de inleg, waarmee de berekende voorbeeldwaarde wordt bereikt.

Addendum 4 Voorbeeldrendementspercentages

De voorbeeldrendementspercentages worden separaat door de STE aan de sector ter beschikking gesteld en gepubliceerd.

Toelichting bij Bijlage 8

Bijlage ter uitvoering van artikel 33 derde lid van deze regeling, houdende voorschriften voor het ter beschikking stellen en het ter beschikking houden van een financiële bijsluiter

Algemeen

De plicht tot het beschikbaar houden en het ter beschikking stellen van een financiële bijsluiter geldt voor financiële ondernemingen, te weten effecteninstellingen als bedoeld in artikel 11, eerste en vierde lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995). Bijlage 8 geeft nadere voorschriften voor vorm en inhoud van een dergelijke door financiële ondernemingen op te stellen financiële bijsluiter.

Voor zover producten door een toezichthouder niet zijn aangewezen als complex product moeten aanbieders op grond van de definitie van complex product (zie artikel 1, onder A, tweede lid) zelf vaststellen voor welke van hun producten een bijsluiter moet worden gemaakt. Men kan ervan uitgaan dat indien twee of meer productsoorten gezamenlijk in één product worden samengevoegd, dit een indicatie is dat het product complex kan zijn. Indien het product dan ook nog een onzekere component heeft, kan verstrekking van een financiële bijsluiter noodzakelijk zijn.

Een aanwijzing bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een `product' is het bestaan van een aparte folder, het maken van reclame voor een speciaal product, et cetera. Daarbij hoeft het product niet noodzakelijkerwijs op één exact moment effectief te worden (een aanbieder kan een product uiteen laten vallen in een reeks samenhangende handelingen in de tijd).

Het primaire doel van de financiële bijsluiter is de consument op hoofdlijnen te informeren over de belangrijkste kenmerken van een product, opdat de consument snel en (relatief) eenvoudig een oordeel kan vormen over de aard van het product dat hij overweegt te kopen. De financiële bijsluiter is derhalve te beschouwen als een vereenvoudiging van de overige documentatie zoals contracten, bijlagen, algemene voorwaarden en prospectussen. Omdat de informatie ook transparant en toegankelijk moet zijn, zal de financiële bijsluiter geen volledigheid kunnen bieden. De aansprakelijkheid van een financiële onderneming voor de inhoud van de financiële bijsluiter is daarbij een punt van aandacht. In dit voorlichtingsdocument mag enerzijds geen overvloed aan aansprakelijkheidsuitsluitingen of al te formele informatie worden opgenomen, terwijl anderzijds de consument erop moet kunnen worden gewezen door een financiële onderneming dat de informatie, voor zover op dat moment bekend, wel juist maar wellicht niet volledig is. Bepaalde exoneratieclausules zijn derhalve onvermijdelijk. Deze opmerkingen worden gecombineerd met de algemeen wenselijk geachte aanbeveling aan de afnemers om naast de financiële bijsluiter ook kennis te nemen van de overige documentatie waarin onder andere rechten en plichten van de betrokken partijen zijn weergegeven.

Deze regeling is opgesteld na overleg tussen de toezichthouders in het kader van de Raad van Financiële Toezichthouders en is besproken met representatieve organisaties van de financiële ondernemingen en met de behartigers van consumentenbelangen. In dat kader is tevens een onderzoek door het NIPO uitgevoerd over nut en effectiviteit van een financiële bijsluiter. De regeling wordt geëvalueerd, zodra er ervaring in de markt en bij de toezichthouder is opgedaan met de financiële bijsluiter (op dit moment wordt overwogen de evaluatie één jaar na inwerkingtreding van de regels te starten).

Het creëren van een cross-sectoraal level playing field op nationaal niveau, is van groot belang. Om te voorkomen dat de wettelijke verplichtingen terzake van de financiële bijsluiter concurrentieverstorend werken tussen instellingen behorende tot verschillende financiële sectoren, is het streven de verschillende regelingen zoveel mogelijk identiek te houden. Daarbij is essentieel dat de toezichthouders de regelgeving, inclusief de vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheden en de bestuurlijke handhavingsinstrumenten, zoveel mogelijk eenvormig toepassen. Hiertoe zal veelvuldig en intensief overleg worden gepleegd tussen de toezichthouders.

Rubrieksgewijze toelichting

8.1 Definities

Een financiële bijsluiter is een document van een onder toezicht staande financiële onderneming met als doel afnemers in staat te stellen om een financieel product te kunnen beoordelen.

Met een afnemer wordt bedoeld degene voor wiens rekening en risico het complexe product wordt aangeschaft. Zodra die persoon kan worden geacht te handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf, wordt hij niet beschouwd als afnemer aan wie een financiële bijsluiter ter beschikking moet worden gesteld.

De definitie van complex product is overgenomen uit het Besluit FB. Indien een product zowel uit meerdere componenten is opgebouwd en daarnaast voldoet aan de eis dat tenminste één van die componenten wat betreft waarde afhankelijk is van marktontwikkelingen, is het per definitie een complex product, waarvoor derhalve de verplichting van een financiële bijsluiter geldt. Deze complexiteit van een product is derhalve het meest wezenlijke onderscheidende criterium. Het feit dat er langlopende verplichtingen worden aangegaan of stevige financiële verplichtingen spelen is in dat licht wel relevant maar niet doorslaggevend.

Wanneer een complex product wordt samengesteld, terwijl één van de componenten waaruit het is samengesteld reeds zelf een complex product is, behoeft deze geen zelfstandige financiële bijsluiter meer omdat alle relevante informatie terug te vinden is in de financiële bijsluiter voor het nieuw gecreëerde product.

Naast producten die onder de reikwijdte van de definitie complex product vallen, is in deze bijlage krachtens artikel 2, vijfde lid, van het Besluit FB de mogelijkheid opgenomen om producten die niet onder de reikwijdte van de definitie vallen, als complex product aan te wijzen. Bij de inwerkingtreding van deze bijlage zijn op grond van de Wte 1995 nog geen complexe producten aangewezen. Als voorbeeld van producten die onder de reikwijdte van de definitie van complex product vallen kunnen bijvoorbeeld effectenleaseproducten worden genoemd.

8.2 Aangewezen producten

In 8.2 is de mogelijkheid tot het aanwijzen van complexe producten gecreëerd. In andere sectoren zijn de volgende producten aangewezen als complex: a. Rechten van deelneming in een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 12, lid 1 Wet toezicht beleggingsinstellingen. b. Overeenkomsten van levensverzekering als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel b van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 voor zover het betreft verzekeringsovereenkomsten met winstdeling.

Hierbij hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld. Voor de beleggingsinstellingen is de ratio achter deze aanwijzing dat er een nadrukkelijke beleggingscomponent aanwezig is en een dergelijk product concurreert met beleggingsverzekeringen. Ter wille van de vergelijkbaarheid is dan in beide gevallen een financiële bijsluiter gewenst. Ook zijn bepaalde verzekeringsproducten waarbij enige discussie zou kunnen ontstaan of zij als complex kwalificeren, als complex product aangewezen.

8.3 Ter beschikking stellen

Tijdig voor het sluiten, of met andere woorden, de totstandkoming van de overeenkomst, moet de financiële bijsluiter kosteloos ter beschikking worden gesteld.

Aan het begrip tijdigheid kan op de volgende wijze invulling gegeven worden:

- Indien een financiële onderneming en de afnemer voor het sluiten van een overeenkomst over een complex product bijeenkomsten hebben moet de financiële bijsluiter aan de afnemer worden overhandigd. Indien tijdens dezelfde bijeenkomst als waarop de financiële bijsluiter wordt verstrekt, de overeenkomst wordt gesloten, dient er desalniettemin tijd te zijn voor de afnemer om de bijsluiter te lezen.

- Indien uitsluitend via communicatiemiddelen op afstand wordt gehandeld bij de totstandkoming van overeenkomsten kan worden volstaan met het tijdig versturen van de financiële bijsluiter. Met tijdig versturen wordt beoogd dat de afnemer voldoende tijd heeft om de financiële bijsluiter te lezen voor het sluiten van de overeenkomst.

In het kader van consumentenvoorlichting ligt het in de verwachting dat dit `ter beschikkingstellen' steeds meer via internet of via e-mail zal gebeuren. Niet iedereen heeft echter voldoende toegang tot of ervaring met elektronische informatievergaring. Ter beschikking stellen houdt daarom in dat op verzoek altijd een papieren versie moet worden verstrekt. Het gebruik van elektronische media mag op geen enkele wijze afbreuk doen aan de toegankelijkheid van de in de financiële bijsluiter opgenomen informatie. Dat betekent onder meer dat de wijze waarop een financiële bijsluiter elektronisch ter beschikking wordt gesteld zodanig moet zijn dat de afnemer in ieder geval een eigen afdruk van de bijsluiter kan maken of deze op eigen apparatuur kan opslaan.

Indien een identiek complex product wordt aangeboden door verschillende gerelateerde instellingen, kan het om praktische redenen ongewenst of onnodig duur zijn om per juridische entiteit een aparte financiële bijsluiter te laten drukken. Gedacht kan worden aan complexe producten die door verschillende lokale banken worden aangeboden, maar dit kan ook binnen andere concerns of samenwerkingsverbanden het geval zijn. In dat geval kan een ontheffing worden gevraagd van onderdelen van deze verplichting, evenals van andere onderdelen waar specifiek op de juridische entiteit van de aanbieder wordt ingegaan. Indien de belangen van de afnemers op andere wijze worden gewaarborgd (afhankelijk van de omstandigheden bijvoorbeeld door middel van garanties of door het gewaarborgde verschaffen van inlegvellen), kan krachtens het Besluit FB - al dan niet onder het stellen van voorwaarden - een ontheffing worden gegeven. In dat geval ligt het in de rede dat een financiële onderneming aanvullende informatie verschaft over de gerelateerde instellingen c.q. samenwerkende entiteiten.

8.4 Beschikbaar houden

De verplichting een financiële bijsluiter ter beschikking te houden betreft uitsluitend de actuele versie van de financiële bijsluiter. Die moet op verzoek zijn te raadplegen of op te vragen. Deze plicht geldt zolang een financiële onderneming een complex product daadwerkelijk aanbiedt. Oudere versies van een courant product hoeven niet beschikbaar te worden gehouden voor afnemers. Niet meer courante producten behoeven in beginsel geen (actuele) financiële bijsluiter. Echter als een financiële onderneming aandringt op verlenging, oversluiting en dergelijke, ligt het in de rede om de voor vergelijking noodzakelijke informatie wel te verstrekken. Bij de evaluatie van de regelgeving zal worden bezien of dit afdoende gebeurt.

8.5. Tussenpersonen

8.5.1 is van toepassing indien een financiële onderneming gebruik maakt van krachtens last, volmacht of andere vertegenwoordigingsbevoegdheid opererende personen die namens de financiële onderneming verplichtingen aangaat met betrekking tot complexe producten (en daarbij afnemers voor de financiële instelling kan accepteren en de financiële onderneming jegens derden kan verbinden). In dergelijke gevallen dient de financiële onderneming te bewerkstelligen (contractueel en/of feitelijk) dat in de praktijk de financiële bijsluiters betreffende complexe producten door deze tussenpersoon voor het afsluiten van de overeenkomst aan afnemers ter beschikking worden gesteld. Uitbesteding van bedrijfsprocessen wordt bijvoorbeeld door dit lid beheerst. Impliciet volgt de inhoud van 8.5.1 uit 8.3, er is voor gekozen om voor deze vertegenwoordigingsbevoegde niet-werknemers de regel nog eens te expliciteren. Met werknemers worden hier overigens alle vaste of tijdelijke werknemers van de instelling bedoeld, waarmee een gezagsverhouding als bij een arbeidsovereenkomst bestaat. Ingehuurde deskundigen of uitzendkrachten vallen dus niet onder 8.5.1 omdat zij worden aangemerkt als werknemers.

8.5.2 heeft een andere strekking en behelst een uitzondering op 8.3. De bemiddelaars waaraan hier wordt gerefereerd, zijn alle ondernemingen en instellingen die complexe producten van de financiële onderneming in de markt zetten zonder last, volmacht of andere vertegenwoordigingsbevoegdheid. Veelal zal minimaal sprake zijn van expliciete of impliciete afspraken over provisie. Ingevolge 8.3 rust de verstrekkingsplicht bij de financiële onderneming zelf. Wanneer de contacten rond de aanbieding echter via de tussenpersoon lopen kan de financiële onderneming de financiële bijsluiter niet zelf aan de afnemer ter beschikking stellen. De tussenpersoon is niet de normadressant van deze bepalingen, tenzij hij zelf het complexe product samenstelt en in de markt zet én zelf onder een van de toezichtswetten valt. Om toch te bewerkstelligen dat de afnemer in deze gevallen een financiële bijsluiter ontvangt, dient de financiële onderneming zich zodanig in te spannen dat deze tussenpersoon daadwerkelijk de financiële bijsluiters ter beschikking kan stellen dan wel kan houden. Dat kan door de tussenpersoon hiertoe praktisch in staat te stellen en hem financiële bijsluiters te geven, c.q. in staat te stellen de financiële bijsluiter correct elektronisch ter beschikking te stellen. Tevens impliceert de inspanningsplicht dat de tussenpersoon geïnstrueerd wordt over het ter beschikking stellen en/of houden van de financiële bijsluiter. De afspraken tussen de aanbieder en de tussenpersoon zouden ook uit contractuele afspraken moeten zijn af te leiden. Daarnaast zal de financiële onderneming die merkt dat een tussenpersoon ondanks afspraken de financiële bijsluiter niet of niet correct ter beschikking stelt en/of houdt, de tussenpersoon hierop aan moeten spreken en corrigeren. Wanneer ondanks de inspanning van de financiële onderneming de tussenpersoon in gebreke blijft, zou dit consequenties moeten hebben voor de relatie tussen de financiële onderneming en de tussenpersoon. De financiële onderneming dient nadrukkelijk aandacht te besteden aan de wijze waarop de tussenpersoon met de financiële bijsluiter omgaat.

8.7 Reclameregels

De financiële bijsluiter is pas effectief indien bekend is dat er voor het betreffende complexe product een bijsluiter aanwezig is. Naast de algemene bekendheid die aan het bestaan van financiële bijsluiters wordt gegeven, ligt hier een ondersteunende taak van de financiële ondernemingen. In commerciële uitingen over een product waarvoor een financiële bijsluiter aanwezig is, zal daarnaar moeten worden verwezen.

8.9 Opbouw en presentatie van de financiële bijsluiter

De financiële bijsluiter als zodanig dient duidelijk herkenbaar te zijn. Op deze wijze kan het karakter ervan worden onderstreept ter onderscheiding van de commercieel getinte informatie die een financiële onderneming vaak tegelijkertijd aan de afnemers zal geven. Tevens zal hierdoor de onderlinge vergelijkbaarheid tussen financiële bijsluiters en de hierin opgenomen informatie worden bevorderd. Met betrekking tot de actualiteit zij vermeld dat wezenlijke veranderingen in relevante aspecten van het product zo snel als redelijkerwijs mogelijk in de financiële bijsluiter verwerkt moeten zijn. De letters in de kantlijn van Addendum 1 dienen slechts ten behoeve van de verwijzing naar deze regels, en behoeven in de financiële bijsluiter niet te worden opgenomen.

8.11 Uitsluiting van aansprakelijkheid

Deze rubriek bedoelt te realiseren dat wanneer financiële ondernemingen exoneratieclausules ten aanzien van de inhoud van de financiële bijsluiter opnemen in de financiële bijsluiter, er geen situatie ontstaat waarbij de onderneming op dat gebied iedere aansprakelijkheid uitsluit of beperkt. Dit artikel schrijft voor dat in dergelijke gevallen wel op de onvolledigheid van de informatie opgenomen in de financiële bijsluiter mag worden gewezen en dat aangegeven mag worden dat de informatie gebaseerd is op c.q. de situatie weergeeft van het moment waarop de financiële bijsluiter tot stand is gekomen dan wel is geactualiseerd. In deze opzet kan een financiële onderneming dan aansprakelijk zijn wanneer de inhoudelijke informatie in de financiële bijsluiter achteraf toch onjuist is gebleken, terwijl de juiste informatie op het moment van het tot stand komen of actualiseren van de financiële bijsluiter bij een financiële onderneming bekend was of redelijkerwijs bekend had moeten zijn.

8.14 Informatie over de inhoud van het complexe product

De aard van het product wordt in enkele kernachtige statements (bijvoorbeeld `dit product is een levensverzekeringsproduct', `dit product is een beleggingsproduct', `dit product is een gemengd product bestaande uit ...', et cetera) en een korte omschrijving uiteengezet. Het gaat om informatie op hoofdlijnen, zodat de voor afnemers relevante en belangrijke informatie wordt vermeld. Tevens wordt het doel genoemd. Voorbeelden van te noemen doelen zijn:

- het realiseren van een zo hoog mogelijk rendement op de inleg door middel van beleggingen in het betrokken product;

- ervoor zorgen dat nabestaanden gedurende hun leven periodiek een vast bedrag ontvangen;

- aflossing van een (hypothecair) krediet mogelijk maken;

- aanvulling op een ouderdomspensioen,

- het voorzien in de mogelijkheid om eerder met pensioen te gaan; en

- het dienen van een ideële of milieudoelstelling.

Indien het een uit meerdere componenten opgebouwd complex product betreft, wordt, indien relevant voor de afnemer, aangegeven hoe de componenten bedoeld zijn op elkaar in te werken en in welke verhouding de verschillende componenten tot elkaar staan. Ter illustratie van een complex product met meerdere componenten wordt gewezen op een complex product dat voor een belangrijk deel bestaat uit een gegarandeerde uitkering uit verzekering, maar waarbij de uitbetalingen in overwegende mate afhankelijk zijn van beleggingen.

8.16 Informatie over financiële verplichtingen

Deze rubriek betreft de vermelding van de financiële verplichtingen van de afnemer. Gedacht wordt aan bijvoorbeeld premie-, betalings-, aflossingsverplichtingen als directe verplichtingen. Een indirecte verplichting is bijvoorbeeld het bij een beleggingshypotheek in rekening brengen van de beleggingskosten, dan wel het in mindering brengen van deze kosten op het beleggingsresultaat, of de kosten van aanvullende opties en dergelijke. Directe en indirecte verplichtingen zijn er ook bij ongedekt geschreven opties en futures. Informatie over betalingen/vergoedingen die aan tussenpersonen als provisie of andere vergoeding worden uitgekeerd, hoeft niet te worden gespecificeerd, omdat deze betalingen/vergoedingen niet afzonderlijk in rekening worden gebracht bij de afnemer (anders dan bijvoorbeeld de beheerskosten van de bovengenoemde beleggingsfondsen). Voor provisies wordt verwezen naar de rubrieksgewijze toelichting op 8.17.

8.17 Informatie over rendementen en kosten

Deze rubriek betreft het op uniforme wijze verstrekken van informatie over kosten, voorbeeldrendementen, afkoop, premievrije waarden en soortgelijke informatie. De afnemer van een financieel product - aan wie een financiële bijsluiter ter beschikking gesteld wordt - krijgt aan de hand van deze informatie inzicht in een aantal belangrijke aspecten van het product. Door deze informatie op een uniforme wijze aan te bieden, vergroot men op dit punt de mogelijkheid een objectievere keus voor een financieel product te maken. Door het opnemen van voorbeeldrendementen kan men producten onderling ook beter vergelijken. De krachtens 8.17 op te nemen informatie moet worden gezien in samenhang met andere te verstrekken informatie. In 8.17 wordt verwezen naar Addendum 3. Dit addendum moet mede bevorderen dat de presentatie van de financiële bijsluiter in al haar aspecten op een zo uniform mogelijke wijze gestalte krijgt. In Addendum 3 zijn vier modellen voor rendementen en kosten weergeven. De modellen knopen aan bij de verschillende toezichtwetten, omdat op de diverse producten verschillende eisen van toepassing zijn en de terminologie in de aanpalende toepasselijke regelgeving en de terminologie tussen verschillende branches uiteenloopt. De eerste twee modellen zijn gerelateerd aan de Wet toezicht verzekeringswezen 1993 (Wtv 1993) en betreffen het `Model Wtv 1993 voor beleggingsverzekeringen en spaarkasovereenkomsten' en het `Model Wtv 1993 voor levensverzekeringen met winstdeling'. Het derde model is gerelateerd aan de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb) en wordt gebruikt voor beleggingsinstellingen. Het vierde model tenslotte betreft het `Model Wte 1995 voor effectenlease producten'. Voor overige producten moet het model worden gekozen dat zo dicht mogelijk aansluit bij de aard van het product. In de modellen worden alle kosten die ten laste gaan van het product geaggregeerd meegenomen, inclusief bijvoorbeeld provisiesen aan- en verkoopkosten. Indien relevant voor de gemiddelde afnemer wordt aanvullende informatie verstrekt.

8.19 Situatie bij overlijden

In deze subtitel hoeven enkel de productspecifieke kenmerken te worden beschreven van het overlijden. Het gaat daarbij om onderwerpen als de eventuele automatische uitkering van het product bij overlijden, de gedwongen productbeëindiging bij overlijden, of de automatische overdracht van met het product samenhangende rechten bij overlijden.

8.22 Informatie over wettelijk voorgeschreven garantiestelsels

Informatie over garantiestelsels is essentieel, maar laat zich moeilijk in kort bestek uitleggen. Het is een onderwerp dat voor een goede beeldvorming eigenlijk een omstandige uitleg vergt. Met name de reikwijdte van dergelijke stelsels en de omvang van de garantie/compensatie vergen nuancering. Bij een beperkte uitleg roept dit onderwerp eerder meer vragen op. Er is gegeven deze achtergrond voor gekozen te zorgen dat een financiële onderneming aangeeft of de bestaande garantiestelsels van toepassing zijn op zijn complexe product. Voor nadere informatie kan dan door de onderneming zelf in een uitleg voorzien worden. Voorts kan de Toezichtslijn van de STE de afnemer in algemene zin informeren over de werking van garantiestelsels.

8.23 Informatie over toezicht

Een belangrijk aspect van de aan de afnemer te verstrekken informatie betreft het feit wie toezicht houdt op de naleving van de financiële bijsluiter van de financiële onderneming. Om de afnemer te helpen op dit onderdeel kennis te verwerven, wordt in ieder geval verwezen naar de Toezichtslijn en de website van de STE.

8.24 Nadere informatie

Voor subtitel `overige informatie' is geen specifieke informatie opgenomen die verplicht moet worden verschaft. Deze restbepaling maakt het een financiële onderneming mogelijk om aanvullende productinformatie te geven die niet onder een andere subtitel gevat kan worden. Hierbij is niet van belang of de verplichting ter zake van de desbetreffende informatie reeds nu geldt, zie bijvoorbeeld de verplichting tot het opnemen van een risico-indicator. Zo is het bijvoorbeeld niet toegestaan een kwantitatieve risico-indicator onder deze subtitel op te nemen. Dit gezien het feit dat een dergelijke indicator thans wordt ontwikkeld en het niet wenselijk is dat vooruitlopend hierop een diversiteit aan indicatoren ontstaat.

8.25 Algehele vrijstelling

Het creëren van een level playing field, zowel op Europees als op nationaal niveau, is van groot belang. De Europese dimensie heeft een tweetal directe gevolgen. Ten eerste dient er geen `extraterritoriale' werking te zijn van de plicht tot het beschikbaar houden respectievelijk ter beschikking stellen van de financiële bijsluiter. Dat wil zeggen dat er geen verplichting voor de Nederlandse financiële ondernemingen is om elders binnen of buiten de EU/EER financiële bijsluiters te verstrekken. Daarom zijn vrijstellingen gecreëerd in 8.25.1, onder a, en 8.26.1, onder b. Ten tweede dient de opstellings- en verstrekkingsplicht ook te gelden voor financiële ondernemingen die vanuit het buitenland in Nederland (grensoverschrijdend of via een bijkantoor) complexe producten aanbieden. Voor zover de diverse rechtsbasissen in de toezichtswetten alsmede het Europees recht geen problemen opleverden, is het level playing field vorm gegeven door het aanwijzen van financiële ondernemingen waarop deze regeling van toepassing zijn, alsmede door het creëren van vrijstellingen. Met het oog op toekomstige Europeesrechtelijke harmonisatie op het gebied van consumentenvoorlichting, zullen vrijstellingen worden opgenomen respectievelijk aanvullende regels worden gesteld.

Via 8.25.1 onder b wordt ook een vrijstelling gecreëerd voor de complexe producten die via de secundaire handel worden verhandeld. Een aantal complexe producten wordt op de beurs verhandeld, de meest in het oog springende in deze context zijn ter beurze genoteerde beleggingsinstellingen. Indien in de deelnemingsbewijzen uitsluitend rechtstreeks (dus buiten een beurs om) met de beleggingsinstelling dan wel een vertegenwoordiger hiervan wordt gehandeld is de situatie helder. Dan moet deze beleggingsinstelling de financiële bijsluiter beschikbaar stellen en houden. Dit geldt evenzeer voor via een tussenpersoon verrichte transactie. Hierop wordt een uitzondering gemaakt indien het gaat om ter beurze verrichte transacties. Dit zou een onhaalbare situatie creëren, waarbij bij de soms in groten getale dagelijks verhandelde deelnemingsrechten (individuele stukken kunnen binnen enkele dagen worden verhandeld), een grote hoeveelheid financiële bijsluiters zou moeten worden nagezonden. Het ter beschikking stellen van een financiële bijsluiter in deze gevallen leidt tot een onevenredige belemmering van de handel.

In dergelijke gevallen is een financiële onderneming vrijgesteld van de plicht een financiële bijsluiter beschikbaar te stellen. Het is dan aan de koper (de persoon die bijvoorbeeld deelnemingsrechten in een beursgenoteerd beleggingsinstelling koopt via de effectenbemiddelaar) om zelf het initiatief te nemen en de financiële bijsluiter bij het door hem verworven complexe product op te vragen (een financiële onderneming heeft in dat opzicht een passieve plicht). Aangezien de financiële bijsluiter ter beschikking wordt gehouden door de beleggingsinstelling, is er geen belemmering kennis te nemen van de bijsluiter. Daarnaast verplicht 8.7 dat een financiële onderneming in advertenties, reclame-uitingen en overige vormen van informatieverstrekking aan afnemers duidelijk maken dat er een financiële bijsluiter is. Op deze wijze wordt de beste balans gevonden tussen het vereiste dat op enig moment kennis kan worden genomen van de financiële bijsluiter bij een complex product dat via de beurs is gekocht, zonder dat dit leidt tot onredelijk zware administratieve lasten voor de faciliterende partijen.

8.26 Partiële vrijstelling

Een aantal overeenkomsten voor financiële producten wordt gesloten met daarin de expliciete voorziening dat er voor de afnemer een kosteloze herroeping bestaat. Veelal zal de afnemer dan na enige bedenktijd, maar binnen een bepaalde termijn, aan kunnen geven de overeenkomst toch geen gestand te willen doen. Deze optie komt voor bij producten waarbij men gelijk op een bepaald moment in wil stappen en/of producten die via een techniek voor communicatie op afstand worden aangeboden (bijvoorbeeld telefonisch afgesloten overeenkomsten). Indien het een complex product betreft zouden de eisen met betrekking tot het vooraf beschikbaar stellen problematisch kunnen zijn. Behoudens individuele ontheffingen is in 8.26.1, onder a, voor complexe producten waarbij een kosteloze herroeping bestaat, een vrijstelling gecreëerd van de plicht vooraf een financiële bijsluiter beschikbaar te stellen. De financiële bijsluiter hoeft niet vóór het sluiten van de overeenkomst beschikbaar te worden gesteld, indien een afnemer de overeenkomst kan herroepen binnen een bepaalde, afgesproken, periode zonder dat hem daarvoor kosten in rekening worden gebracht (de zogenaamde herroepingsclausule). Voorwaarde is wel dat de afnemer de financiële bijsluiter heeft kunnen bestuderen tijdens de herroepingstermijn. Op die manier wordt het doel van de financiële bijsluiter (vergelijkbaarheid en goede informatie voor de vraag of de afnemer aan deze overeenkomst gebonden wil zijn) toch bereikt. Deze termijn tussen het beschikbaar stellen van de financiële bijsluiter en het aflopen van de termijn waarbinnen de herroepingsclausule kan worden ingeroepen, moet zodanig ruim zijn dat de afnemer de financiële bijsluiter redelijkerwijs heeft kunnen ontvangen, lezen en vergelijken, beslissen en deze beslissing weer naar een financiële onderneming kan terugkoppelen. Om deze reden wordt hier niet voor de term `tijdig' gekozen, maar voor de term `ruim voor het verstrijken van de termijn'. In ieder geval (zie het Besluit FB) dient een financiële bijsluiter binnen vier weken na het sluiten van de overeenkomst te worden verstrekt.

De andere vrijstelling die in 8.26.1, onder b, is opgenomen betreft de vrijstelling van het ter beschikkingstellen van de financiële bijsluiter van een complex product voor zover dat wordt aangeboden aan een afnemer die woonachtig is buiten Nederland. Voorstelbaar is dat een complex product zowel in Nederland als in België wordt aangeboden door een financiële onderneming. In dat geval hoeft men bij de aanbieding buiten Nederland geen financiële bijsluiter ter beschikking te stellen. De financiële bijsluiter wordt wel ter beschikking van dergelijke afnemers gehouden, doch dit kan praktisch niet bezwaarlijk zijn, omdat een effecteninstelling dat reeds ten behoeve van haar Nederlandse afnemers doet.

Artikel 2: Overgangsbepaling

Artikel 1 blijft buiten toepassing tot de eerste dag van de zesde kalendermaand na de datum van inwerkingtreding van deze wijziging van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999.

Artikel 3: Inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als `Nadere regeling financiële bijsluiter', wordt in de Staatscourant geplaatst en treedt op 3 januari 2002 in werking.

Amsterdam, 24 december 2001.
Drs. J.W.F. Kaptein, bestuurder.
P.M. Koster RA, bestuurder.

Naar boven