Wijziging Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen

20 december 2001

Nr. GZB/VVB 2243536

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op richtlijn 2001/39/EG van de Commissie van 23 mei 2001 houdende wijziging van de bijlagen bij de richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (PbEG L 148); op richtlijn 2001/48/EG van de Commissie van 28 juni 2001 houdende wijziging van de bijlagen bij de richtlijnen 86/362/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen, respectievelijk in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (PbEG L 180); op richtlijn 2001/57/EG van de Commissie van 25 juli 2001 houdende wijziging van de bijlagen bij de richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (PbEG L 208); alsmede gelet op artikel 1 van het Residubesluit;

Besluit:

Artikel I

De Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen1 wordt als volgt gewijzigd:

In Bijlage II worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In de kolom Motief komen de cijfers te vervallen.

b. De stoffen azimsulfuron en prohexadion met bijbehorende in de kolommen opgenomen tekst, genoemd in de bijlage bij deze regeling, worden op alfabetische wijze ingevoegd.

c. De in de kolommen opgenomen tekst behorende bij de bestrijdingsmiddelen genoemd in de bijlage bij deze regeling, niet zijnde azimsulfuron en prohexadion, wordt vervangen door de in de kolommen opgenomen tekst van deze bijlage.

d. Het motief komt als volgt te luiden:

Motief:

1. Aanpassing aan richtlijn 2001/39/EG van 23 mei 2001 (PbEG L 148)

2. Aanpassing aan richtlijn 2001/48/EG van 28 juni 2001 (PbEG L 180)

3. Aanpassing aan richtlijn 2001/57/EG van 25 juli 2001 (PbEG L 208)

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002, met dien verstande dat artikel I, onderdeel c, en onderdeel d, voor wat betreft motief 2 en 3, met ingang van 1 maart 2002 in werking treden.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 december 2001 .
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,E. Borst-Eilers.

1Stcrt. 1984, 54; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 26 juli 2001 (Stcrt. 121)

Toelichting

Deze regeling strekt tot uitvoering van meerdere richtlijnen. In de eerste plaats tot uitvoering van de richtlijn 2001/39/EG van de Commissie van 23 mei 2001 houdende wijziging van de bijlagen bij de richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (PbEG L 148).

Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230, verder te noemen: richtlijn 91/414/EEG) regelt de toelating, het op de markt brengen, het gebruik en de controle binnen de Gemeenschap van gewasbeschermingsmiddelen in hun commerciële aanbiedingsvorm en de controle binnen de Gemeenschap van werkzame stoffen, die voor een in deze richtlijn nader omschreven gebruik, zijn bestemd. Richtlijn 1999/80/EG van de Commissie van 28 juli 1999 houdende opneming van een werkzame stof (azimsulfuron) in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 210, verder te noemen: richtlijn 1990/80/EG) en richtlijn 2000/50/EG van de Commissie van 26 juli 2000 houdende opneming van een werkzame stof (prohexadioncalcium) in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 198, verder te noemen: richtlijn 2000/50/EG) regelen de toevoeging van azimsulfuron respectievelijk prohexadion-calcium als nieuwe werkzame stoffen aan bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG.

Voordat de stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG werden opgenomen, was overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de richtlijn het gebruik in bepaalde lidstaten toegestaan. Nadat de stoffen in bijlage I waren opgenomen, werd door deze lidstaten overeenkomstig artikel 4 van deze richtlijn een aantal gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten, toegelaten.

Om ervoor te zorgen dat de consument op adequate wijze wordt beschermd tegen blootstelling aan residuen in of op producten waarvoor geen toelating is gegeven, is het verstandig om voor alle betrokken producten die onder de richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG vallen, de voorlopige maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen vast te stellen op de ondergrens van de analytische bepaling. De vaststelling op communautair niveau van dergelijke maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen belet niet dat de lidstaten voor producten waarvoor nog geen specifieke gehalten zijn vastgesteld, zelf maximumgehalten aan residuen voor azimsulfuron en prohexadion-calcium vaststellen overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder f), van Richtlijn 91/414/EEG en bijlage VI bij die richtlijn. Een periode van vier jaar wordt voldoende geacht om de voor de meeste toepassingen van azimsulfuron en prohexadion-calcium een maximumgehalte te bepalen. Na deze periode, lopende vanaf de inwerkingtreding van de betreffende richtlijn zal de vaststelling van de maximumgehalten aan residuen van azimsulfuron en prohexadion-calcium volledig zijn.

In de tweede plaats strekt deze regeling tot uitvoering van richtlijn 2001/48/EG van de Commissie van 28 juni 2001 houdende wijziging van de bijlagen bij de richtlijnen 86/362/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen, respectievelijk in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met in begrip van groenten en fruit (PbEG L 180).

Bij de vaststelling van maximumgehalten aan residuen is erkend dat deze gehalten voortdurend opnieuw moeten worden bezien en aangepast om rekening te houden met nieuwe informatie en nieuwe gegevens. Richtlijn 1999/71/EG van de Commissie van 14 juli 1999 houdende wijziging van de bijlagen bij de richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (PbEG L 194, verder te noemen richtlijn 1999/71/EG), richtlijn 2000/48/EG van de Commissie van 25 juli 2000 houdende wijziging van de bijlagen bij de richtlijnen 86/362/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen, respectievelijk in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (PbEG 197, verder te noemen: richtlijn 2000/48/EG) en richtlijn 2000/58/EG van de Commissie van 22 september 2000 houdende wijziging van de bijlagen van de richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vastelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (PbEG L 244, verder te noemen: richtlijn 2000/58/EG) regelen de vaststelling van de maximumgehalten voor residuen. Uit deze richtlijnen blijkt dat de lidstaten voor andere granen, groenten en fruit nationale voorlopige maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen kunnen vaststellen in het kader van hun procedure voor toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die azoxystrobine of kresoxim-methyl bevatten, en dat zij deze maximumgehalten aan de Commissie moeten meedelen overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder f), van Richtlijn 91/414/EEG.

Voor diverse toepassingen van azoxystrobine en kresoxim-methyl in plantaardige producten zijn nieuwe gegevens verstrekt. Deze gegevens zijn geëvalueerd. Het wordt dienstig geacht de maximumgehalten voor residuen die in de richtlijnen 1999/71/EG, 2000/48/EG en 2000/58/EG voor deze producten zijn vastgesteld, te wijzigen. De voorlopige maximumgehalten aan residuen zullen voor azoxystrobine met ingang van 12 augustus 2003 en voor kresoxim-methyl met ingang van 19 oktober 2004 volledig zijn.

In de derde plaats strekt deze regeling tot uitvoering van richtlijn 2001/57/EG van de Commissie van 25 juli 2001 houdende wijziging van de bijlagen bij de richtlijnen 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met in begrip van groenten en fruit (PbEG L 208).

De bestaande werkzame stof fluroxypyr is bij Richtlijn 2000/10/EG van de Commissie opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Voor deze werkzame stof werden geen geharmoniseerde maximumgehalten aan residuen vastgesteld. Daarna hebben de lidstaten overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 91/414/EEG een aantal gewasbeschermingsmiddelen toegelaten die de stof bevatten en zoals vereist volgens artikel 4, lid 1, onder f) , van die richtlijn voorlopige maximumgehalten voor residuen vastgesteld. Zoals in de richtlijn is bepaald, zijn deze gehalten en de informatie waarop zij zijn gebaseerd aan de Commissie medegedeeld. Deze informatie is samen met beschikbare gegevens uit andere bronnen onderzocht, en zij volstaat om voorlopig bepaalde maximumgehalten aan residuen vast te stellen.

Een periode van vier jaar wordt als voldoende beschouwd om de meeste verdere toepassingen van fluroxypyr vast te stellen. De maximumgehalten aan residuen van fluroxypyr zullen vier jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn volledig zijn.

De lidstaten dienen de bepalingen van richtlijn 2001/39/EG toe te passen met ingang van 1 januari 2002 en die van de richtlijnen 2001/48/EG en 2001/57/EG met ingang van 1 maart 2002.

In onderstaande tabel wordt aangegeven hoe richtlijnen 2001/39/EG, 2001/48/EG en 2001/57/EG zijn uitgevoerd.

stcrt-2001-250-p10-SC32595-1.gif

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers.

Bijlage

stcrt-2001-250-p10-SC32595-2.gif
Naar boven