Instelling Voorselectiecommissie Topmanagementgroep ABD

januari 2001

Nr. BABD2001/N51263

Bureau Algemene Bestuursdienst

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Overwegende dat het wenselijk is ten behoeve van selectie van kandidaten voor functies als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van het Algemeen Rijks-ambtenarenreglement, een commissie voor de voorselectie van deze kandidaten in te stellen;

Besluit:

Artikel 1

Er is een `Voorselectiecommissie Topmanagementgroep ABD', hierna te noemen de commissie.

Artikel 2

De commissie heeft tot taak de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst, ressorterend onder de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te adviseren over de voorselectie van benoembare kandidaten voor een van de functies als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 3

1. De commissie bestaat uit een voorzitter en twee vaste leden. Aan de commissie kan een extra lid worden toegevoegd.

2. De voorzitter van de commissie, tevens lid, is niet werkzaam bij een van de ministeries en wordt voor een periode van drie jaar benoemd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Herbenoeming is eenmaal aansluitend mogelijk.

3. De twee vaste leden van de commissie worden op voordracht van het Beraad van secretarissen-generaal uit hun midden benoemd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een periode van in beginsel drie jaar. Herbenoeming is eenmaal aansluitend mogelijk.

4. Als extra lid kan aan de commissie worden toegevoegd de secretaris-generaal van het ministerie waar de vacante functie zich voordoet. Betreft het de vacature van secretaris-generaal, dan kan door de betrokken minister een directeur-generaal van het vacaturehoudende departement als extra lid worden aangewezen.

5. In het geval een vacature zich voordoet, niet zijnde de vacature van secretaris-generaal, bij een ministerie waarbij een van de twee vaste leden werkzaam is, wordt geen extra lid aan de commissie toegevoegd.

Artikel 4

De commissie heeft een secretaris, beschikbaar vanuit het Bureau Algemene Bestuursdienst.

Artikel 5

1. De commissie wordt door de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst in vergadering bijeengeroepen.

2. De commissie neemt voorafgaand aan een vergadering kennis van de vacante functie, het functieprofiel en van alle overige bescheiden die betrekking hebben op de functie, alsmede van de door de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst aangedragen kandidaten. Voor zover bescheiden nog niet zijn overgelegd kunnen zij door de commissie worden opgevraagd.

3. De commissie kan een kandidaat uitnodigen om een nadere toelichting te geven in verband met het kandidaatschap.

4. Binnen een week na haar vergadering brengt de commissie haar schriftelijk advies uit aan de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst.

5. Het advies houdt in welke twee, drie of vier kandidaten naar het oordeel van de commissie de meest gerede zijn om de vacante functie te gaan vervullen, alsmede een onderbouwing van dat advies. Het advies heeft geen bindend karakter.

6. In afwijking van het eerste tot en met het vijfde lid kan de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst in samenspraak met de commissie besluiten om een schriftelijke procedure te volgen.

Artikel 6

Aan de voorzitter wordt een vacatiegeld toegekend op grond van het Vacatiegeldenbesluit 1988.

Artikel 7

1. Met de inwerkingtreding van dit besluit wordt als voorzitter van de commissie benoemd:

mr. J.A.M. Hendrikx, commissaris van de Koningin in Overijssel.

2. Met de inwerkingtreding van dit besluit worden als leden van de commissie benoemd:

mr. R. Bekker, secretaris-generaal van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

drs. W.J. Kuijken, secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2000.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,K.G. de Vries.

Toelichting

Inleiding

In het regeerakkoord (Kamerstukken II 1997/1998, 26 024, nr. N9 blz 76) is een aantal beleidsambities geformuleerd ten aanzien van het personeel in de rijksdienst in het algemeen en het topmanagement in het bijzonder. De uitwerking van deze voornemens zijn uitgewerkt in de Nota Management- en Personeelsontwikkeling Rijksdienst (Nota MPR; II 1999/2000, 26 806, nr. 1), waarbij de nadruk ligt op een systeemwijziging bij de vervulling van vacatures van topfuncties bij ministeries. In het besluit van 8 december 2000, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 in verband met de positie van topambtenaren binnen de Rijksdienst (Staatsblad 554) is deze systeemwijziging in de rechtspositie verankerd. Topambtenaren kunnen worden aangesteld als lid van de Algemene Bestuursdienst in het ambt van lid van de topmanagementgroep. Vervolgens worden zij voor een periode van maximaal zeven jaar benoemd in een van de in artikel 7, vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement genoemde functies:

- secretaris-generaal

- directeur-generaal

- inspecteur-generaal van het Onderwijs

- thesaurier-generaal

- directeur bureau voor de industriële eigendommen

- directeur Centraal Planbureau

- hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Een belangrijk aspect bij de selectie van deze topfunctionarissen is de scheiding tussen de voorselectie en de eindselectie. De voorselectie van benoembare kandidaten geschiedt door de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst (DGABD), in samenspraak met een commissie. De eindselectie vindt plaats door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de vakminister. De voorliggende regeling dient ter instelling van de Voorselectiecommissie topmanagementgroep ABD.

De taak en samenstelling van de commissie

Vanuit het perspectief van management-development en met het zicht op mensen en taken (op korte en langere termijn) komt de DGABD in samenspraak met de commissie tot de voorselectie van twee, drie of vier kandidaten. Deze commissie waakt over de kwaliteit van de kandidaten in relatie tot het functieprofiel, over objectiviteit van de voorselectie en ondersteunt de DGABD in diens overwegingen. De DGABD besteedt behalve aan de geschiktheidsafweging aandacht aan de onderscheidenlijke (loopbaan-)posities van de `zittende' topambtenaren, vanuit de verantwoordelijkheid voor het benoemingensysteem van topambtenaren.

De commissie staat onder voorzitterschap van een persoon, werkzaam buiten de rijksdienst, en bestaat verder uit twee leden uit de kring van secretarissen-generaal. De zittingsduur van voorzitter en leden is in beginsel beperkt, waarbij in beginsel wordt uitgegaan van een periode van drie jaar. Herbenoeming is eenmaal aansluitend mogelijk.

Een extra lid kan aan de commissie worden toegevoegd. Hiertoe wordt aangewezen de secretaris-generaal van het betreffende ministerie waar de vacante functie zich voordoet. Betreft het een vacature van secretaris-generaal, dan wordt een directeur-generaal van het vacaturehoudende departement door de betrokken minister als lid van de commissie aangewezen. De aanwezigheid van een secretaris-generaal of directeur-generaal van het vacaturehoudende ministerie in de commissie waarborgt dat de specifieke wensen en eisen die bij het vervullen van de betreffende functie bestaan, bijvoorbeeld in verband met de bijzondere taakstelling of cultuur van het dienstonderdeel, bij de voorselectie nadrukkelijk aan de orde worden gesteld.

De commissie zal worden ondersteund door een secretaris, die beschikbaar is vanuit het onder de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorterende Bureau ABD.

Op hoofdlijnen is in dit besluit aangegeven op welke wijze en binnen welke termijn de commissie tot advisering komt. Om praktische redenen kan de DGABD in samenspraak met de commissie besluiten de vergadering om tot een advies te komen, te vervangen door een schriftelijke procedure. De adviezen van de commissie hebben geen bindend karakter. In geval aangetoond kan worden dat sprake is van een onredelijke passering van interne kandidaten kan de DGABD namens de minister van BZK weigeren een externe kandidaat in de voorselectie op te nemen. Zodra de lijst met voorgeselecteerde kandidaten wordt aangereikt aan de vacaturehoudende minister vindt er een eindselectie plaats door de minister van BZK en de vakminister, waarbij de laatste, gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid een vetorecht heeft. Buiten de ABD-voorselectie kan niet worden geselecteerd. In voorkomende gevallen kan de minister-president worden geconsulteerd.

Inwerkingtreding

Aan dit besluit wordt terugwerkende kracht gegeven tot en met 1 juli 2000. Dat is de datum waarop de systeemwijziging voor topambtenaren in materiële zin van start is gegaan en de commissie met haar werkzaamheden een aanvang heeft genomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.G. de Vries.

Naar boven