Regeling onderbroken en opeenvolgende dienstverbanden

20 december 2001

SV/WV/2001/88177

Directie Sociale Verzekeringen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst,

Gelet op artikel 79b, zesde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de artikelen 82, zesde lid, 82a, zevende lid, en 97c, elfde lid, van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

b. WW: Werkloosheidswet.

Artikel 2. Nieuwe dienstbetrekking bij zelfde werkgever na volledig genoten premiekortingsperioden

1. Geen aanspraak op premiekorting, als bedoeld in artikel 79b, eerste lid, van de WAO en de artikelen 82, tweede lid, 82a, eerste lid, en 97c, zesde lid, van de WW, ontstaat, indien de werknemer binnen drie jaar na ommekomst van de in die artikelleden bedoelde periode van drie jaar, na beëindiging van de dienstbetrekking, wederom bij dezelfde werkgever in dienst treedt.

2. Geen aanspraak op premiekorting, als bedoeld in artikel 79b, eerste lid, van de WAO en de artikelen 82, tweede lid, 82a, eerste lid, en 97c, zesde lid, van de WW ontstaat, indien de werknemer binnen één jaar na ommekomst van de in de artikel 79b, tweede lid, van de WAO en de artikelen 82, derde lid lid, 82a, tweede lid, en 97c, zevende lid, van de WW bedoelde periode van één jaar, na beëindiging van de dienstbetrekking, wederom bij dezelfde werkgever in dienst treedt.

Artikel 3. Nieuwe dienstbetrekking bij zelfde werkgever na niet volledig genoten premiekortingsperioden

Indien een werkgever niet gedurende een periode van in totaal drie respectievelijk één jaar premiekorting als bedoeld in artikel 79b, eerste respectievelijk tweede lid, van de WAO en de artikelen 82, tweede respectievelijk derde lid, 82a, eerste respectievelijk tweede lid, en 97c, zesde respectievelijk zevende lid, van de WW heeft genoten, worden dienstbetrekkingen bij dezelfde werkgever die elkaar met tussenpozen van:

a. minder dan 3 maanden opvolgen, geacht niet te zijn onderbroken en worden de perioden waarin aanspraak bestaat op premiekorting opgeteld totdat in totaal drie respectievelijk één jaar premiekorting is genoten;

b. 3 maanden of meer doch ten hoogste 3 jaar opvolgen, ontstaat geen nieuwe aanspraak op premiekorting en beslaat de premiekortingsperiode het moment dat de eerdere premiekortingsperiode een aanvang nam totdat respectievelijk drie of één jaar zijn verstreken, zonder dat over de tussenliggende periode aanspraak op premiekorting bestaat.

Artikel 4. Herplaatsing bij werkgever na volledig genoten premiekortingsperioden

Geen aanspraak op premiekorting als bedoeld in artikel 79b, eerste respectievelijk tweede lid, van de WAO en de artikelen 82, tweede respectievelijk derde lid, 82a, eerste respectievelijk tweede lid, en 97c, zesde respectievelijk zevende lid, van de WW ontstaat in het geval zich binnen één jaar na ommekomst van de periode van drie jaar respectievelijk één jaar als bedoeld in genoemde artikelleden, de situatie voordoet als bedoeld in artikel 79b, eerste lid, van de WAO en de artikelen 82, tweede lid, 82a, eerste lid, en 97c, zesde lid, van de WW, dan wel zich wederom de situatie voordoet als bedoeld in artikel 79b, tweede lid, van de WAO en de artikelen 82, derde lid, 82a, tweede lid, en 97c, zevende lid, van de WW.

Artikel 5. Herplaatsing bij werkgever na niet volledig genoten premiekortingsperioden

Geen aanspraak op premiekorting als bedoeld in artikel 79b, tweede lid, van de WAO en de artikelen 82, derde lid, 82a, tweede lid, en 97c, zevende lid, van de WW, ontstaat, indien zich tijdens de periode van drie respectievelijk één jaar als bedoeld in artikel 79b, eerste respectievelijk tweede lid, van de WAO en de artikelen 82, tweede respectievelijk derde lid, 82a, eerste respectievelijk tweede lid, en 97c, zesde respectievelijk zevende lid, van de WW, zich wederom de situatie voordoet als bedoeld in artikel 79b, tweede lid, van de WAO en de artikelen 82, derde lid, 82a, tweede lid, en 97c, zevende lid, van de WW.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip dat de Wet van 14 december 2001 houdende wijziging van enkele sociale zekerheidswetten (Belastingplan 2002 V - Sociale zekerheidswetgeving) (Stb. 644) in werking treedt.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderbroken en opeenvolgende dienstverbanden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 20 december 2001.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.F. Hoogervorst.

Toelichting

In de Wet van 14 december 2001 houdende wijziging van enkele sociale zekerheidswetten (Belastingplan 2002 V - Sociale zekerheidswetgeving; Stb. 644) wordt in de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Werkloosheidswet (WW) een systeem van premiekortingen voor werkgevers geïntroduceerd die een arbeidsgehandicapte werknemer in dienst nemen (premiekorting gedurende drie jaar) of herplaatsen (premiekorting gedurende één jaar).

De betreffende artikelen in de WAO en WW, voorzien in de mogelijkheid bij ministeriële regeling nadere en zo nodig afwijkende regels te stellen met betrekking tot de gevallen waarin en de situaties waaronder bij onderbreking van het dienstverband dan wel bij opeenvolgende dienstverbanden bij dezelfde dan wel een andere werkgever, wel premie verschuldigd is. Deze regeling voorziet in die regels. Dergelijke regels worden noodzakelijk geacht om onduidelijkheden in verband met eventuele samenloop tussen premiekortingsperioden en ter voorkoming van misbruik

Artikel 2 regelt de situatie dat door de arbeidsgehandicapte werknemer met dezelfde werkgever een nieuwe dienstbetrekking wordt aangegaan binnen drie jaar na ommekomst van de premiekortingsperiode van drie jaar (lid 1) of binnen één jaar na ommekomst van de premiekortingsperiode van één jaar (lid 2). In dergelijke situaties ontstaat voor de werkgever geen aanspraak op een nieuwe premievrijstellingsperiode van drie jaar voor deze werkgever. Mocht hij voor deze werknemer wel kosten maken als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten dan kan hij voor deze kosten wel subsidie aanvragen op grond van genoemd artikel 16.

Artikel 3 ziet op de situatie dat tijdens de drie- of éénjaarsperiode de dienstbetrekking wordt verbroken en nadien weer wordt aangegaan. Voor de premiekorting van de werkgever heeft dit tot gevolg dat indien de dienstbetrekking ten hoogste drie maanden is onderbroken (onderdeel a) dat de eerder aangevangen premiekortingsperiode wordt geacht op geschort geweest te zijn en zal doorlopen totdat in totaal drie- respectievelijk één jaar is verstreken.

Is de dienstbetrekking drie maanden of meer doch ten hoogste drie jaar onderbroken geweest (onderdeel b; gedacht kan daarbij worden aan seizoensarbeid) dan vangt de premiekortingsperiode aan bij de aanvang van de eerste dienstbetrekking tot drie respectievelijk één jaar nadien. De premiekortingsperioden worden in dit geval niet opgeschort. Ook in deze situatie geldt dat in het geval een werkgever voor deze arbeidsgehandicapte werknemer meer kosten maakt dan de premiekortingen die hem worden verleend, hij op grond van artikel 16 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten voor deze kosten wel subsidie kan aanvragen.

Artikel 4 ziet op de situatie dat de arbeidsgehandicapte werknemer bijvoorbeeld als gevolg van een verslechtering van zijn situatie, herplaatst dient te worden binnen één jaar na ommekomst van de driejaars- of éénjaarsperiode of wederom herplaatst dient te worden binnen één jaar na ommekomst van de éénjaarsperiode. Ook in dergelijke gevallen ontstaat geen nieuw recht op premiekorting.

Artikel 5 ten slotte ziet op de situatie dat de arbeidsgehandicapte werknemer binnen de drie- of éénjaarsperiode herplaatst wordt. Ook in dergelijke situaties ontstaat geen nieuwe aanspraak op premiekorting.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst.

Naar boven