Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur UWV

20 december 2001

WBJA/W1/2001/86783

Directie Wetgeving Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst,

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

b. Lid: een lid van de Raad van bestuur van het UWV, niet zijnde de voorzitter.

Artikel 2. Bezoldiging

1. De bezoldiging van een lid bedraagt € 129.327 bruto per jaar.

2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is inclusief een vakantie- en een eindejaarsuitkering overeenkomstig de bepalingen van de voor het UWV geldende CAO.

3. De bezoldiging, bedoeld in het eerste lid, wordt, met uitzondering van vakantie- en eindejaarsuitkering, uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen.

De vakantie- en eindejaarsuitkering worden eens per jaar uitbetaald, in de maanden mei respectievelijk december van ieder jaar.

4. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt aangepast aan de ontwikkeling van de lonen in de voor het UWV geldende CAO.

5. Indien een lid naar het oordeel van de voorzitter in een kalenderjaar door hem vastgestelde bijzondere doelstellingen heeft bereikt, kan hij op voordracht van de voorzitter uiterlijk in de maand april van het jaar, volgend op dat kalenderjaar, een toelage ontvangen van maximaal 10% van de bezoldiging, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3. Kostenvergoedingen

1. Een lid heeft recht op een vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen van de voor het UWV geldende CAO.

2. Een lid ontvangt en vaste onkostenvergoeding van € 2268,90 per jaar.

3. De vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt zover en zolang fiscaal mogelijk netto uitbetaald.

4. Een lid ontvangt een tegemoetkoming in de ziektekosten overeenkomstig het de bepalingen van de voor het UWV geldende CAO.

Artikel 4. Verlof

Een lid heeft aanspraak op de verloffaciliteiten die gelden voor de personen in dienst van het UWV.

Artikel 5. Arbeidsongeschiktheid

In geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte of gebreken, zwangerschap of bevalling zijn de bepalingen ten aanzien van doorbetaling van de bezoldiging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, alsmede de suppletieregeling gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de sector rijk, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Ontslag en niet-herbenoeming

1. In geval van niet-herbenoeming dan wel tussentijds ontslag, anders dan op eigen verzoek en anders dan ten gevolge van eigen schuld of toedoen, heeft een lid in aanvulling op de reguliere aanspraak op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet aanspraak op een bovenwettelijke uitkering.

2. De hoogte en duur van deze uitkering worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Besluit bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid voor de sector Rijk, met dien verstande dat als berekeningsbasis voor de hoogte van genoemde uitkering geldt het salarisbedrag dat geldt voor leden van de topmanagementgroep, bedoeld in bijlage A van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, exclusief bijzondere toeslagen.

Artikel 7. Functievervulling

1. Een lid onthoudt zich van het openbaren van gedachten of gevoelens, indien daardoor de goede vervulling van zijn functie of het goede functioneren van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zouden zijn verzekerd.

2. Het is een lid verboden nevenbetrekkingen te vervullen die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

3. Het is een lid in zijn ambt verboden vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen.

Artikel 8. Uitvoering van deze regeling

1. De kosten die voortvloeien uit deze regeling komen ten laste van het UWV.

2. Het UWV is belast met de uitvoering van deze regeling.

3. Voor zover niet anders is vermeld zijn de bepalingen van de voor het UWV geldende CAO van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Rechtspositieregeling lid Raad van bestuur UWV.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 20 december 2001.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.F. Hoogervorst.

Toelichting

In artikel 5, eerste lid, Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) is bepaald dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de rechtspositie van de leden van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) vaststelt. Het UWV heeft op basis van de Wet SUWI onder meer tot taak om de werknemersverzekeringen uit te voeren.

Het UWV heeft een Raad van bestuur en een Raad van advies. De Raad van bestuur is belast met de dagelijkse leiding van de organisatie en neemt uit dien hoofde alle beslissingen. De Raad van bestuur wordt daarbij in adviserende zin terzijde gestaan door de Raad van advies.

Deze ministeriële regeling voorziet in een uitputtende regeling met betrekking tot de rechtspositie van de leden van de Raad van bestuur van het UWV, met uitzondering van de voorzitter. Voor de voorzitter is een aparte rechtspositieregeling vastgesteld.

De hoogte van de bezoldiging van de bestuursleden, evenals die van de voorzitter, is tot stand gekomen op basis van de belangrijkste organisatiekenmerken van het UWV (een zeer grote administratieve organisatie met complexe werkprocessen waarin veel geld omgaat en die functioneert in een politieke omgeving) en de referentiemarkten (financiële zelfstandige bestuursorganen, grote organisaties in de zakelijke dienstverlening, zorgverzekeraars en pensioenverzekeraars). Een vergelijking met overeenkomstige functies in de hiervoor genoemde marktsegmenten heeft geresulteerd in het in artikel 2 genoemde beloningsniveau. De bezoldiging van de voorzitter is overigens hoger gesteld dan die van de overige bestuursleden, omdat hij de eindverantwoordelijkheid draagt binnen het bestuur en het bepalende gezicht naar buiten is.

Naast dit basisbedrag is in artikel 2, vijfde lid, geregeld dat een bestuurslid een toelage, ofwel bonus, kan ontvangen. Het toekennen van een bonus is in overeenstemming met de trend die in de gekozen vergelijkingsmarkt zichtbaar is en sluit aan op het beleid om tot een vorm van prestatiebeloning voor topfunctionarissen te komen.

Voor de overige arbeidsvoorwaarden, zoals de vergoeding voor representatie- en vervoerkosten, ziektekosten, verlof, is - met uitzondering van de wachtgeld- en arbeidsongeschiktheidsuitkering waarvoor de regelingen van de sector rijk gelden - in beginsel aansluiting gezocht bij de bepalingen van de voor het UWV geldende CAO.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst.

Naar boven