Aan: de burgemeesters, de gemeentebesturen, de commissarissen van
de Koningin
Onderwerp: Ambtstoelage burgemeesters
Doelstelling: Informatie over beleid
Juridische grondslag: Artikel 66 van de Gemeentewet en artikel 16
van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994
Relaties met andere circulaires: 19 december 2000, nr. BW2000/103039
Ingangsdatum: 1 januari 2002
Geldig tot: nadere berichtgeving
1. Ambtstoelage burgemeesters
In artikel 16, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters
1994 is bepaald dat de ambtstoelage van burgemeesters per 1 januari van elk
jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de
maand september van het voorafgaande kalenderjaar.
De genoemde consumenteprijsindex voor 2001 is bepaald op 117.6. In 2000
was dat indexcijfer bepaald op 112.3.
Dit houdt in dat de bedragen van de ambtstoelage per 1 januari 2002 worden
verhoogd met 4.7%.
Voor uw informatie meld ik u dat het indexcijfer is gebaseerd op gegevens
van het CBS van medio november 2001.
Met ingang van 1 januari 2002 worden de bedragen genoemd in artikel 16,
eerste lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 als volgt gewijzigd:
2. Algemene informatie over de eurobedragen
Bij besluit van 14 september 2001, Staatsblad 2001, 415, zijn de guldenbedragen
in de officiële regelingen reeds omgerekend naar eurobedragen.
Dit geldt ook voor de guldenbedragen van bovengenoemde ambtstoelage.
Om te komen tot de eurobedragen die met ingang van 1 januari 2002 gelden,
zijn deze eurobedragen verhoogd met de bovengenoemde indexcijfers (3,6%
resp. 4,7%).
3. Ambtstoelage in relatie met het jaarinkomen dat aan
het ABP wordt verstrekt
De ambtstoelage mag niet worden meegenomen bij de vaststelling van het
jaarinkomen dat jaarlijks aan het ABP wordt verstrekt.
In dat kader wijs ik u op het volgende.
Op grond van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP wordt onder
inkomen verstaan het tot een jaarbedrag te herleiden vast salaris dat op 1
januari van het desbetreffende jaar voor de deelnemer geldt, vermeerderd met
de vakantie-uitkering over dat salaris.
Naast het vaste salaris en de daarbij behorende vakantie-uitkering dienen
vaste toelagen eveneens te worden betrokken bij de vaststelling van het jaarinkomen.
Dit voor zover de toelagen als beloning voor verrichtte arbeid gelden en niet
op grond van een kostenvergoeding ter compensatie van door de deelnemer (werknemer)
gemaakte kosten worden verstrekt.
Het jaarinkomen vormt de basis voor de berekeningsgrondslag waarnaar de
pensioenaanspraken worden berekend.
De ambtstoelage heeft het karakter van een onkostenvergoeding. Het feit
dat de ambtstoelage is gebruteerd en onderhevig aan belastingwetgeving doet
daaraan niets af.
Op grond daarvan mag de ambtstoelage niet worden meegenomen bij de vaststelling
van het jaarinkomen dat jaarlijks aan ABP wordt verstrekt.
In 2001 is dat in een aantal gevallen wel gebeurd. In voorkomend geval
dient dit te worden gecorrigeerd. Om deze correctie te realiseren moet contact
worden opgenomen met het ABP.
Contactpersoon bij het ABP voor deze aangelegenheid is de heer B. Cordewener,
telefonisch te bereiken onder nummer 045 - 579 45 52.