Mandaatbesluit Centrale Controle Verordeningen

De deken en de Raad van Toezicht;

Overwegende, dat het wenselijk is om bepaalde bevoegdheden van de deken en de Raad van Toezicht vervat in de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991, de Boekhoudverordening 1998, de Verordening op de praktijkrechtspersoon en de Verordening op de Permanente Opleiding 2000, met het oog op de doelmatige uitvoering van hun taken te mandateren aan de secretaris van de Algemene Raad;

Gelet op de artikelen 26, 28, 33 en 34 van de Advocatenwet;

Gelet op artikel 5 lid 1 van de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991, artikel 5 en artikel 6 lid 1 van de Boekhoudverordening 1998, artikel 9 leden 1 tot en met 5 van de Verordening op de praktijkrechtspersoon en artikel 6 van de Verordening op de Permanente Opleiding 2000, zoals die luiden na implementatie van de Verordening Mandaat Centrale Controle Verordeningen, en gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht,

Hebben het volgende besloten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de deken: de deken van het arrondissement ... (in te vullen) als bedoeld in artikel 22 van de Advocatenwet;

b. de Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht ... (in te vullen) als bedoeld in artikel 22 van de Advocatenwet;

c. de Algemene Raad: de Algemene Raad als bedoeld in artikel 18 van de Advocatenwet;

d. de secretaris: de secretaris van de Algemene Raad als bedoeld in artikel 34 van de Advocatenwet.

Artikel 2

De deken verleent aan de secretaris de bevoegdheid om namens de deken uit te oefenen:

a. de bevoegdheden, vervat in artikel 5 lid 1 van de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991;

b. de bevoegdheden, vervat in artikel 5 en artikel 6 lid 1 van de Boekhoudverordening 1998, en

c. de bevoegdheden, vervat in artikel 6 van de Verordening op de Permanente Opleiding 2000.

Artikel 3

De Raad van Toezicht verleent aan de secretaris de bevoegdheid om namens de Raad van Toezicht uit te oefenen, de bevoegdheden, vervat in artikel 9 leden 1 tot en met 5 van de Verordening op de praktijkrechtspersoon.

Artikel 4

De secretaris is ten aanzien van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde bevoegdheden tot het verlenen van ondermandaat bevoegd aan de ter zake onder zijn verantwoordelijkheid werkzame medewerkers van het landelijk bureau van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Verordening Mandaat Centrale Controle Verordeningen.

Naar boven