Beleidsvoornemen subsidiëring programma Samenwerking met Internationale Instituten

17 december 2001

DCO/OO-502/01

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op de artikelen 1.1.6, 1.1.10, 2.4.11, onder c, en 2.4.12, onder c, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken1,

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 2.4.11, onder c, en 2.4.12, onder c, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken geldt voor het programma Samenwerking met Internationale Instituten (SII) voor de periode tot en met 31 december 2002 het volgende beleidskader:

a. Doelstelling van het SII:

Het programma richt zich op

- versterking van de (hoger) onderwijssector in ontwikkelingslanden, door financiering van activiteiten die meerdere landen ten goede komen;

- bevordering van studie in de regio.

b. Landen/regio's:

Het programma richt zich specifiek op activiteiten die ondersteunend zijn voor meerdere landen tegelijk (landenoverstijgend). De activiteiten dienen, in lijn met het vigerende OS-beleid, ten goede te komen aan een of meerdere van de landen waarmee Nederland een bilaterale OS-relatie heeft (zie bijlage 1).

c. Prioriteiten:

Activiteiten dienen aantoonbaar aan te sluiten bij behoeftes in ontwikkelingslanden en bij te dragen aan capaciteitsopbouw binnen de onderwijssector (zowel van onderwijsinstellingen als van ministeries en ondersteunende organisaties). Daarnaast is uitbreiding van de steun aan regionale opleidingsinstituten een prioriteit.

d. Soort activiteiten:

Activiteiten binnen het programma dienen bij te dragen aan het bereiken van de bovengenoemde doelstelling en dienen te passen binnen de geformuleerde prioriteiten. Zij kunnen een zeer divers karakter hebben (zoals onderzoek, seminars, workshops, curriculum ontwikkeling, staf en managementtraining). Activiteiten dienen aantoonbaar aan te sluiten op de vraag in ontwikkelingslanden. Voor de financiering van (fellowships voor studie aan) regionale opleidingsinstituten geldt dat curriculae relevant voor bilaterale samenwerkingslanden moeten zijn, in het bijzonder voor de daarbinnen gekozen sectoren en voor capaciteitsopbouw in bredere zin. Financiering van fysieke infrastructuur komt niet in aanmerking.

e. Organisaties:

Voor financiering komen met name activiteiten van internationale organisaties en samenwerkingsverbanden/

netwerken met een internationale oriëntatie in aanmerking (bijv. regionale consortia). De ontvangende organisaties dienen te zijn geregistreerd als rechtspersoon en dienen te beschikken over de noodzakelijke uitvoeringscapaciteit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,namens deze,
De Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,
R. Keller.

1 Stcrt. 1998, nr. 249.

Bijlage 1

Structurele samenwerkingslanden

1. Bangladesh

2. Bolivia

3. Benin

4. Burkina Faso

5. Eritrea

6. Ethiopia

7. Ghana

8. India

9. Yemen

10. Macedonia

11. Mali

12. Mozambique

13. Nicaragua

14. Rwanda

15. Sri Lanka

16. Tanzania

17. Uganda

18. Vietnam

19. Zambia

+3 landen

1. Indonesia

2. South Africa

3. Egypt

Themalanden

1. Albania

2. Armenia

3. Bhutan

4. Bosnia

5. Brazil

6. Cambodia

7. China

8. Colombia

9. Costa Rica

10. Cuba

11. Ecuador

12. El Salvador

13. Philippines

14. Georgia

15. Guatemala

16. Guinea Bissau

17. Honduras

18. Côte d'Ivoire

19. Jordan

20. Cape Verde

21. Kenya

22. Moldova

23. Mongolia

24. Namibia

25. Nepal

26. Nigeria

27. Pakistan

28. Palestinian Territories

29. Peru

30. Senegal

31. Thailand

32. Zimbabwe

Naar boven