Wijziging Regelen verzekeringsovereenkomsten

Regeling houdende wijziging van de Regelen verzekeringsovereenkomsten in verband met het opnemen van het recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen in de Pensioen- en spaarfondsenwet en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen

30 november 2001

SV/VP/01/82508

Directie Sociale Verzekeringen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst;

Gelet op artikel 2, vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet,

Besluit:

Artikel I

De Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet worden als volgt gewijzigd:

A

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding `1' voor het eerste lid vervalt en de aanhef en onderdeel a worden vervangen door:

Onverminderd de artikelen 16a en 16b kunnen in een verzekeringsovereenkomst bedingen worden opgenomen op grond waarvan pensioen of aanspraken op pensioen worden afgekocht, indien de rechthebbende daarmee instemt en indien:

a. de afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van de afkoopsom pensioen of aanspraken op pensioen te verwerven overeenkomstig een toezegging omtrent pensioen van een andere inhoud van een andere werkgever dan de werkgever die het af te kopen pensioen heeft toegezegd, bij de instelling waar die andere werkgever de toezegging omtrent pensioen heeft ondergebracht.

2. Onderdeel b, wordt vervangen door:

b. de in onderdeel a bedoelde afkoopsom rechtstreeks wordt overgedragen aan de instelling jegens welke de in onderdeel a bedoelde aanspraken op pensioen worden verworven.

3. Het tweede en derde lid vervallen.

B

In artikel 16a, eerste lid, onderdeel a, wordt `de onderneming waaraan hij verbonden is' vervangen door: de nieuwe onderneming waaraan hij verbonden is.

C

Na artikel 16a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16b

1. Onverminderd de artikelen 16 en 16a kunnen in de verzekeringsovereenkomsten bedingen opgenomen worden op grond waarvan pensioen of aanspraken op pensioen afgekocht worden, indien:

a. de rechthebbende daarmee instemt;

b. die afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van de afkoopsom pensioen of aanspraken op pensioen overeenkomstig een toezegging omtrent pensioen van de werkgever die het af te kopen pensioen heeft toegezegd of op grond van een toezegging omtrent pensioen met dezelfde inhoud van een andere werkgever die de onderneming of een deel van de onderneming van de werkgever die het af te kopen pensioen heeft toegezegd, heeft overgenomen, te verwerven bij de instelling waar de werkgever de toezegging omtrent pensioen heeft ondergebracht;

c. met de pensioenbelangen van de echtgenoot of gewezen echtgenoot op redelijke wijze rekening is gehouden;

d. de afkoopsom of zodanig wordt vastgesteld dat het te verwerven pensioen voor mannen en vrouwen gelijk is of, indien het pensioen wordt berekend of mede wordt berekend op grond van een geldelijke bijdrage, zodanig wordt vastgesteld dat de omvang van het te verwerven pensioen naar het inzicht op het tijdstip van vaststelling van die afkoopsom gelijk is;

e. onverminderd de artikelen 2b en 2c van de wet, het in te kopen pensioen collectief actuarieel gelijkwaardig is aan het af te kopen pensioen;

f. het pensioen of de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een instelling als bedoeld in artikel 32ba, onderdeel f, van de wet.

2. Indien de rechthebbende aan de onderneming verbonden is geweest of verbonden zou zijn geweest indien het verbonden zijn niet was geëindigd, en deze onderneming is opgehouden te bestaan, kan ingeval van liquidatie van de verzekeraar afkoop overeenkomstig het eerste lid plaatsvinden. Ingeval de afkoopsom wordt overgedragen aan een pensioenfonds zijn de wet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing. Indien de afkoopsom wordt overgedragen aan een verzekeraar zijn artikel 2, vierde lid, van de wet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing op dat pensioen.

D

In artikel 18 wordt `Artikel 16, eerste lid, onderdeel e' vervangen door: Artikel 16, onderdeel e.

Artikel II

1. Artikel I, onderdeel C, artikel 16b, eerste lid, onderdelen d en e, van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet is uitsluitend van toepassing op aanspraken op pensioen die vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling worden opgebouwd.

2. Bij de toepassing van artikel 16b van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet is op aanspraken die vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 16b, eerste lid, onderdeel e, van de Regelen zijn opgebouwd, artikel 16, onderdeel e, van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet van toepassing.

3. Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid aanspraken op pensioen betreft die, als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd voorzover de verzekerde is opgehouden aan de onderneming verbonden te zijn, is artikel 16b, eerste lid, onderdelen d en e van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet uitsluitend van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na de datum van inwerkingtreding van het betreffende artikelonderdeel.

Artikel III

1. Deze artikelen van deze regeling met uitzondering van artikel I, onderdeel C, artikel 16b, eerste lid, onderdelen d en e, van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet voorzover het betreft pensioenen zoals omschreven in het tweede en derde lid treden in werking m.i.v. 1 januari 2002.

2. Artikel I, onderdeel C, artikel 16b, eerste lid, onderdelen d en e, van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet voorzover het betreft pensioen dat wordt berekend of mede wordt berekend op grond van een geldelijke bijdrage treedt in werking m.i.v. 1 januari 2005.

3. Artikel I, onderdeel C, artikel 16b, eerste lid, onderdelen d en e, van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet voor zover het betreft voorzieningen als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet waarbij een zodanig pensioen is toegezegd dat op individueel niveau wordt gestreefd naar een pensioen dat wordt bepaald op basis van het salaris en de diensttijd van de betrokkene en ter dekking waarvan een of meer kapitaalverzekeringen met pensioenclausule worden gesloten met dien verstande dat bij die voorziening zodanige voorbehouden gelden dat de betrokkene slechts aanspraak kan maken op het pensioen dat aan de hand van de op de uitkeringsdatum geldende tarieven aangekocht kan worden met het alsdan opgebouwde kapitaal, treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 30 november 2001.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Op 1 januari 2002 zal een deel van de wet van 21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling, Stb. 625) in werking treden. Die wet geeft invulling aan het keuzerecht tussen nabestaanden- en ouderdomspensioen zoals opgenomen in artikel 2b van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW). Daarnaast wordt in die wet de gelijke behandeling van mannen en vrouwen geregeld met betrekking tot beschikbare premieregelingen. Dat wil zeggen dat ook bij dit type regelingen de pensioenuitkeringen voor mannen en vrouwen gelijk moeten zijn.

Daar artikel 2, vierde lid, laatste alinea, van de PSW bepaalt dat de regelen, die gelden ingeval een werkgever zijn pensioentoezeggingen uitvoert door het (doen) sluiten van verzekeringen, moeten waarborgen, dat de positie van de betrokkenen niet beter of slechter is dan bij uitvoering van toezeggingen door onderbrenging in een pensioenfonds, dienen artikel 16, 16a en 18 van de regelen te worden gewijzigd en een nieuw artikel 16b toegevoegd. De onderhavige regeling strekt daartoe. In artikel II is het overgangsrecht opgenomen.

Artikel I, onderdeel A

Artikel 16 regelt de beperking van de bevoegdheid van verzekeraars om pensioen of aanspraken op pensioen af te kopen. In het oorspronkelijke artikel 16 waren alle vormen van vrijwillige waardeoverdracht geregeld. Het artikel wordt gewijzigd in die zin dat artikel 16 voortaan alleen van toepassing is op waardeoverdracht waarbij pensioen of aanspraken op pensioen worden verworven op grond van een andere toezegging omtrent pensioen van een andere werkgever dan de werkgever die het af te kopen pensioen had toegezegd.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 16a regelt het recht op waardeoverdracht. Het recht op waardeoverdracht is van toepassing op een waardeoverdracht in verband met het feit dat de werknemer naar een andere werkgever gaat. Om dit duidelijk tot uitdrukking te brengen wordt in de tekst aangegeven dat het moet gaan om overdracht naar de uitvoerder van de nieuwe onderneming.

Artikel I, onderdeel C

Naast de regelingen betreffende waardeoverdracht in de artikelen 16 en 16a geeft artikel 16b nog een bevoegdheid aan verzekeraars om pensioen of aanspraken op pensioen af te kopen. Namelijk indien die afkopen ertoe strekken dat onder aanwending van de afkoopsom pensioen of aanspraken op pensioen worden verworven op grond van een toezegging omtrent pensioen van de werkgever die het af te kopen pensioen heeft toegezegd of op grond van eenzelfde toezegging omtrent pensioen van een andere werkgever die de onderneming of een deel van de onderneming van de werkgever die het af te kopen pensioen heeft toegezegd, heeft overgenomen.

Artikel 16b ziet op situaties waarin waardeoverdracht plaatsvindt terwijl de verzekerde niet van werkgever verandert. Dit is bijvoorbeeld het geval bij uitruil zoals omschreven in de artikelen 2b en 2c van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Een ander voorbeeld is de situatie dat de werknemer in dienst blijft bij dezelfde werkgever maar binnen dezelfde onderneming een andere functie gaat vervullen waardoor hij onder de werkingssfeer van een andere pensioenregeling gaat vallen. Ook is afkoop op grond van artikel 16b toegestaan indien de pensioenregeling ongewijzigd blijft maar een andere pensioenuitvoerder de regeling gaat uitvoeren. Verder kan worden gedacht aan het geval waarin ten behoeve van de verzekerden een nieuwe pensioenregeling tot stand wordt gebracht. Ook dan is afkoop op grond van artikel 16b toegestaan omdat sprake is van een (andere) toezegging omtrent pensioen van de werkgever die het af te kopen pensioen heeft toegezegd.

Op grond van artikel 16b is afkoop ook toegestaan indien de afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van de afkoopsom pensioen of aanspraken op pensioen te verwerven op grond van eenzelfde toezegging omtrent pensioen van een andere werkgever die de onderneming of een deel van de onderneming van de werkgever die het af te kopen pensioen heeft toegezegd, heeft overgenomen.

Artikel II, onderdelen 1 en 2

In de Wet van 21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen, Stb. 625) is overgangsrecht opgenomen bij waardeoverdracht in het kader van artikel 32ba van de PSW (waardeoverdracht terwijl de werknemer bij dezelfde werkgever blijft) met betrekking tot de bepalingen omtrent de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Daarbij is bepaald dat deze bepalingen uitsluitend van toepassing zijn op aanspraken op pensioen die vanaf de datum van inwerkingtreding van het betreffende artikelonderdeel van die wet worden opgebouwd. Aanspraken op pensioen die vóór de inwerkingtreding van het betreffende artikelonderdeel zijn opgebouwd worden overgedragen conform artikel 32a, eerste lid, onderdeel f, van de PSW. Dat wil zeggen dat de actuariële waarde van het af te kopen pensioen ten minste gelijk moet zijn aan de actuariële waarde van het in te kopen pensioen. Artikel II, onderdeel 1, regelt dit op dezelfde wijze voor waardeoverdracht bij verzekeringsovereenkomsten in het kader van artikel 16b.

Artikel II, onderdeel 3

In de Wet van 21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen, Stb. 625) is in het overgangsrecht een eerbiedigende bepaling opgenomen met betrekking tot de zogenoemde premievrije voortzetting van pensioenopbouw. Deze regeling kwam voort uit de gedachte dat premievrije voortzetting een faciliteit is waarvoor tijdens de actieve periode gelden zijn gereserveerd en het niet in de rede ligt om aan reeds ingegane premievrije voortzettingsregelingen nieuwe voorwaarden te verbinden, terwijl hiermee in financiële zin geen rekening is gehouden. In artikel II, onderdeel 3, is op gelijke wijze voorzien in een regeling met betrekking tot waardeoverdracht bij verzekeringsovereenkomsten bij premievrije voortzettingsregelingen.

Artikel III

Artikel III regelt de inwerkingtreding van de artikelen van deze regeling. Ook daarbij is aangesloten bij de inwerkingtreding zoals deze is geregeld in de Wet van 21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht op keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen, Stb. 625). Daarbij is ten aanzien van beschikbare premieregelingen en streefregelingen een latere inwerkingtreding in een andere datum van inwerkingtreding voorzien, voor die regelingen geldt dat zij niet inwerkingtreden op 1 januari 2002 maar pas op 1 januari 2005.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst.

Naar boven