Besluit mandaat, volmacht en machtiging Centraal Planbureau 2001

De directeur van het Centraal Planbureau;

Gelet op artikel 18 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ,

Besluit:

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. directeur: directeur van het Centraal Planbureau;

b. hoofden:

- hoofd van de hoofdafdeling Modellen, arbeid en inkomsten (hoofdafdeling I);

- hoofd van de hoofdafdeling Conjunctuur en collectieve sector (hoofdafdeling II);

- hoofd van de hoofdafdeling Bedrijfstakken (hoofdafdeling III);

- hoofd van de hoofdafdeling Institutionele analyse (hoofdafdeling IV);

- hoofd van de hoofdafdeling Economie en fysieke omgeving (hoofdafdeling V);

c. afdelingshoofden:

- hoofd van de afdeling Informatie Technologie;

- hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer;

- hoofd van de Facilitaire dienst;

- hoofd van de Bibliotheek;

d. projectleider: de functionaris die aangewezen is om leiding te geven aan en de begeleiding te verzorgen van zogenaamde aanvullende projecten, zijnde de werkzaamheden van het Centraal Planbureau in de vorm van studies, onderzoeken en berekeningen, die door tweeden en derde worden gefinancierd;

e. mandaat, volmacht en machtiging: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ;

f. toegewezen budget: budget waarvan het beheer is toegewezen aan de in bijlage A genoemde functionarissen;

g. bedrag: bedrag exclusief de verschuldigde omzetbelasting (BTW).

Paragraaf 2: Taakverdeling

Artikel 2

Aan de directeur is voorbehouden: het nemen van besluiten, het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke handeling, betreffende de volgende aangelegenheden:

a. onderwerpen die zijn dienstonderdeel raken;

b. personeelsaangelegenheden, met uitzondering van het verlenen van vakantie, kort buitengewoon verlof en het accorderen van declaraties voor dienstreizen binnenland en kortdurende continentale dienstreizen buitenland;

c. het aangaan van financiële verplichtingen, die qua omvang de maximumbedragen vermeld in de artikelen 5 tot en met 11 te boven gaan.

Artikel 3

De directeur is bevoegd de twee onderdirecteuren mandaat, volmacht en machtiging te verlenen betreffende onderwerpen waarvan hij hen de behandeling toevertrouwt.

Artikel 4

1. Aan de hoofden wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend, ieder voor zich, voor aangelegenheden op zijn werkterrein betreffende:

a. verzoeken van medewerkers voor het maken van een buitenlandse dienstreis, daaronder niet begrepen langdurig verblijf in het buitenland en/of dienstreizen met een intercontinentale bestemming;

b. verzoeken van medewerkers voor het gebruik van de eigen auto voor het maken van dienstreizen.

2. In uitzondering op het eerste lid geldt het mandaat, volmacht en machtiging niet voor aangelegenheden die aan de directeur ter afhandeling worden voorgelegd, omdat zij naar het oordeel van de directeur of het hoofd door de directeur moeten worden behandeld.

Artikel 5

1. Aan de directiesecretaris en adjunct directiesecretaris wordt volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein en voor:

a. het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van betalingen ten laste van het budget voor vertalingen die een bedrag van € 15.000 niet te boven gaan;

b. het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van betalingen ten laste van het budget voor aanvraag ISBN-nummers die een bedrag van € 500 niet te boven gaan.

2. In uitzondering op het eerste lid geldt de volmacht en machtiging niet voor aangelegenheden die aan de directeur ter afhandeling worden voorgelegd, omdat zij naar het oordeel van de directeur of de directiesecretaris/adjunct directiesecretaris door de directeur moeten worden behandeld.

Artikel 6

1. Aan het hoofd van de afdeling Informatie Technologie wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein en voor:

a. het aangaan van financiële verplichtingen voor zover die een bedrag van € 25.000 voor zaken respectievelijk diensten niet te boven gaan en het doen van betalingen, ten laste van de hem toegewezen budgetten;

b. verzoeken van medewerkers van de afdeling voor het gebruik van de eigen auto voor het maken van dienstreizen.

2. In uitzondering op het eerste lid geldt het mandaat, volmacht en machtiging niet voor aangelegenheden die aan de directeur ter afhandeling worden voorgelegd, omdat zij naar het oordeel van de directeur of het hoofd van de afdeling Informatie Technologie door de directeur moeten worden behandeld.

Artikel 7

1. Aan het hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein en voor:

a. het aangaan van financiële verplichtingen voor zover die een bedrag van € 25.000 voor zaken respectievelijk diensten niet te boven gaan en het doen van betalingen, ten laste van de hem toegewezen budgetten;

b. verzoeken van medewerkers van de afdeling voor het gebruik van de eigen auto voor het maken van dienstreizen.

2. In uitzondering op het eerste lid geldt het mandaat, volmacht en machtiging niet voor aangelegenheden die aan de directeur ter afhandeling worden voorgelegd, omdat zij naar het oordeel van de directeur of het hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer door de directeur moeten worden behandeld.

Artikel 8

1. Aan het hoofd van de Facilitaire dienst wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein en voor het aangaan van verplichtingen en het doen van betalingen ten laste van de hem toegewezen budgetten, voor zover die een bedrag van € 15.000 voor zaken respectievelijk € 25.000 voor diensten niet te boven gaan.

2. In uitzondering op het eerste lid geldt het mandaat, volmacht en machtiging niet voor aangelegenheden die aan het hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer ter afhandeling worden voorgelegd, omdat zij naar het oordeel van de directeur of het hoofd van de Facilitaire dienst door het hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer moeten worden behandeld.

Artikel 9

1. Aan het hoofd van de Bibliotheek wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein en voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van betalingen ten laste van het budget voor bibliotheek/documentatie, voor zover die een bedrag van € 15.000 voor zaken respectievelijk € 25.000 voor diensten niet te boven gaan.

2. In uitzondering op het eerste lid geldt het mandaat, volmacht en machtiging niet voor aangelegenheden die aan het hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer ter afhandeling worden voorgelegd, omdat zij naar het oordeel van de directeur of het hoofd van de Bibliotheek door het hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer moeten worden behandeld.

Artikel 10

1. Aan de personeelsfunctionaris wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein en voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van betalingen ten laste van de hem toegewezen budgetten, voor zover dien een bedrag van € 15.000 voor zaken respectievelijk € 25.000 voor diensten niet te boven gaan.

2. In uitzondering op het eerste lid geldt het mandaat, volmacht en machtiging niet voor aangelegenheden die aan het hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer ter afhandeling worden voorgelegd, omdat zij naar het oordeel van de directeur of de personeelsfunctionaris door het hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer moeten worden behandeld.

Artikel 11

1. Aan de projectleider wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein en voor de aangelegenheden betreffende de hem opgedragen projecten, bestaande uit het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van betalingen met betrekking tot de hem toegewezen aanvullende projecten voor zover die een bedrag van € 25.000 voor zaken respectievelijk diensten niet te boven gaan.

2. Ten aanzien van het aangaan van financiële verplichtingen, geldt de bepaling dat een medeparaaf is vereist van het hoofd van de hoofdafdeling of diens plaatsvervanger en van de controller of het hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer. De eerste medeparaaf betreft een inhoudelijke accordering en de tweede medeparaaf geeft aan dat de gevolgde procedures overeenstemmen met de bepalingen van het handboek Administratieve Organisatie.

3. In uitzondering op het eerste en tweede lid geldt de volmacht en machtiging niet voor aangelegenheden die aan de directeur ter afhandeling worden voorgelegd, omdat zij naar het oordeel van de directeur of de projectleider door de directeur moeten worden behandeld.

Artikel 12

De hoofden en de afdelingshoofden zijn bevoegd tot het verlenen van vakantie en kort buitengewoon verlof aan de tot hun organisatie-eenheid behorende medewerkers.

Paragraaf 3: Vervanging

Artikel 13

De uit dit besluit voor de hoofden, het hoofd van de afdeling Interne Zaken en Beheer en het hoofd van de Facilitaire dienst voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op hun plaatsvervanger.

Paragraaf 4: Slotbepalingen

Artikel 14

Met betrekking tot de artikelen 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 geldt tot en met 31 december 2001 het volgende:

a. onder € 500 wordt verstaan f 1100;

b. onder € 15.000 wordt verstaan f 33.055;

c. onder € 25.000 wordt verstaan f 55.090.

Artikel 15

De Mandaatregeling Centraal Planbureau van 17 september 1997, kenmerk 97/I&B/36, wordt ingetrokken.

Artikel 16

Afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de directeur Financieel Economische Zaken, de directeur Personeel, Organisatie en Informatiemanagement, de directeur van de Accountantsdienst, de Algemene Rekenkamer en aan degenen, aan wie krachtens dit besluit mandaat, volmacht en machtiging is verleend.

Artikel 17

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 oktober 2001.

Artikel 18

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging voor het Centraal Planbureau 2001.

Dit besluit zal met bijlage A in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage,
F.J.H. Don, directeur van het Centraal Planbureau.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de minister van Economische Zaken, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20101, 2500 EC 's-Gravenhage.

Toelichting

Algemeen

In verband met de reorganisatie is door de minister bij besluit van 29 maart jl. een nieuw Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ vastgesteld, waarin mandaat, volmacht en machtiging wordt verleend aan de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal en de hoofden van dienst, waaronder de directeur Centraal Planbureau.

In dat besluit wordt bij het verlenen van mandaat steeds het verlenen van volmacht en van machtiging voor het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling mede betrokken. Daartoe noopte de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die met ingang van 1 januari 1998 in werking is getreden. Daarbij zijn onder meer bepalingen over mandaat, machtiging en volmacht (artikelen 10:1 tot en met 10:12) ingevoerd. In de oude Mandaatregeling 1988 was niet voorzien in volmacht voor het verrichten van privaatrechtelijke handelingen en machtiging tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, zoals artikel 10:12 Awb voorschrijft. Het nieuwe Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ, en in navolging daarvan het onderhavige besluit, voorziet daar wel in.

Onder mandaat wordt ingevolge artikel 10:1 Awb verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Een besluit is ingevolge artikel 1:3 Awb: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. De Minister van Economische Zaken is een bestuursorgaan.

Volmacht heeft betrekking op privaatrechtelijke rechtshandelingen. Een voorbeeld daarvan is het sluiten van een overeenkomst. De gevolmachtigde handelt niet namens een (bestuurs)orgaan, zoals bij mandaat, maar namens een rechtspersoon. Het Ministerie van Economische Zaken is géén rechtspersoon. Dat is in dit geval de Staat der Nederlanden. Overeenkomsten worden dus aangegaan door de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken. Is volmacht verleend, dan wordt getekend door de gevolmachtigde ambtenaar, namens de minister. Volmacht is geregeld in Boek 3, titel 3, van het Burgerlijk Wetboek (BW). De daarin opgenomen bepalingen gelden echter voor volmacht aan ondergeschikten van de minister slechts voor zover zij niet in strijd zijn met de artikelen 10:2 t/m 10:11 Awb.

Bij andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling kan gedacht worden aan niet-schriftelijke beslissingen en aan feitelijke handelingen. Voorbeelden daarvan zijn: het opmaken en verzenden van andere schriftelijke stukken dan besluiten, het in ontvangst nemen of uitreiken van stukken en het doen van mededelingen.

De verlening van mandaat, volmacht en machtiging in dit besluit kan uiteraard alleen betrekking hebben op aangelegenheden ten aanzien waarvan de directeur Centraal Planbureau bevoegd is. De directeur ontleent zijn bevoegdheden aan het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ. Daaruit vloeien een aantal beperkingen op het mandaat van de directeur voort. Dat geldt ook voor de bepalingen in de Awb over mandaat. Een en ander brengt met zich mee, dat de artikelen 3 en 4 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ mede van toepassing zijn op ondermandaat, volmacht en machtiging ingevolge het onderhavige besluit.

Dat betekent dat ook voor ondermandaat geldt dat het zich niet kan uitstrekken tot aangelegenheden die aan de minister zijn voorbehouden, dat het te allen tijde kan worden ingetrokken, dat de mandaatgever altijd bevoegd blijft de gemandateerde bevoegdheid zelf uit te oefenen, dat de mandaatgever aan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies kan geven en dat de gemandateerde op verzoek van de mandaatgever inlichtingen dient te verschaffen.

In artikel 3 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ is bepaald waarop mandaat, volmacht en machtiging ingevolge dat besluit géén betrekking hebben. Daarbij gaat het om gevallen waarin mandaat altijd uitgesloten moet worden geacht. Dat betekent dat uitsluitend de minister bevoegd is. Genoemd worden:

a. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling met betrekking waartoe een wettelijk voorschrift zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;

b. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet of die genoemd zijn in artikel 10:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Als voorbeelden van aangelegenheden waarvan de aard zich in ieder geval tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet, zijn onder meer genoemd:

1°. beslissingen die belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kunnen hebben;

2°. beslissingen omtrent politieke beleidswijzigingen en omtrent de uitbreiding of beperking van de bemoeienissen van de minister;

3°. beslissingen waaruit belangrijke financiële consequenties voor het rijk voortvloeien, behoudens voor zover een beslissing een rechtstreeks gevolg is van de bestaande aard en omvang van de regeringsbemoeienis op economisch gebied;

4°. het vaststellen van ministeriële regelingen en beleidsregels;

5°. delegatie van bevoegdheden.

Deze opsomming is niet limitatief. Steeds dient te worden nagegaan, of de aard van de aan de orde zijnde aangelegenheid zich niet tegen mandaat verzet. Dat kan bij voorbeeld het geval zijn indien een bevoegdheid zó ingrijpend is, dat niet wel denkbaar is dat hij anders dan op het hoogste (politieke) niveau wordt uitgeoefend. Is dat het geval, dan strekt ook een met dit besluit verleend ondermandaat zich niet tot die aangelegenheid uit en is uitsluitend de minister bevoegd.

Ten slotte is in artikel 3 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ is ook bepaald dat mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dat besluit geen betrekking heeft op het afdoen van stukken bestemd voor:

a. de Koningin en het Kabinet der Koningin;

b. de raad van ministers of de daaruit gevormde vaste colleges;

c. een minister of een staatssecretaris;

d. de voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit een van die kamers gevormde commissie;

e. de Raad van State, behoudens voor zover het betreft bestuursrechtelijke procedures of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

f. de Algemene Rekenkamer behoudens voor zover het betreft door het Bureau Economische Zaken gevraagde inlichtingen of gedane verzoeken of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

g. een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges;

h. autoriteiten in binnen- of buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een minister of staatssecretaris. Deze opsomming is als zodanig wel limitatief. Dat betekent echter niet dat stukken, geadresseerd aan anderen dan de in dit lid genoemden, nooit door de minister behoeven te worden afgedaan. Integendeel, het zal regelmatig voorkomen dat stukken die bestemd zijn voor anderen dan de in het derde lid genoemden door de minister worden afgedaan. Daarnaast zijn er de gevallen waarin mandaat niet ten principale uitgesloten is, maar het handelen krachtens mandaat in een concreet geval niet toegestaan moet worden geacht. Daarover gaat artikel 4 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ. Ingevolge dit artikel heeft een bij of krachtens dit besluit verleent mandaat, volmacht en machtiging geen betrekking op:

a. het beslissen op een bezwaarschrift door degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen;

b. aangelegenheden waarbij de gemandateerde belanghebbende is;

c. andere aangelegenheden ten aanzien waarvan de gemandateerde weet of moet begrijpen dat de omstandigheden van het geval zich ertegen verzetten dat hij handelt krachtens mandaat, volmacht of machtiging. Omdat het hierbij gaat om gevallen waarin de aard van de bevoegdheid niet ten principale aan mandaat in de weg staat, maar het handelen krachtens mandaat in een concreet geval niet toegestaan moet worden geacht, is het in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ zodanig geformuleerd, dat het ook geldt indien krachtens dat besluit ondermandaat wordt verleend, zoals bij het onderhavige besluit. Indien een in dit artikel beschreven geval zich voordoet met betrekking tot een functionaris waaraan ondermandaat is verleend, betekent dat in eerste instantie dus slechts dat hìj niet krachtens mandaat kan handelen. Dat sluit niet uit dat de directeur die het ondermandaat heeft verleend dat wèl kan. Dat zal met name het geval zijn indien de positie van de gemandateerde een belemmering oplevert - zoals in het onder b genoemde geval - bij voorbeeld uit een oogpunt van integriteit. Bij de onder c bedoelde gevallen daarentegen is het zeer wel mogelijk dat in tweede instantie ook de directeur tot het inzicht komt, dat de omstandigheden zich ertegen verzetten dat hij krachtens mandaat handelt. In die gevallen is uitsluitend de minister bevoegd en zal de zaak aan de minister moeten worden voorgelegd.

Overigens geldt voor het beslissen op bezwaarschriften dat de directeur en de door hem ondergemandateerden nimmer bevoegd zijn tot het beslissen op bezwaarschriften, omdat daarvoor in de artikelen 6, tweede lid, onder e, 10, 11 en 13 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ mandaat is verleend aan respectievelijk de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de algemeen directeur van Senter en de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit.

Mandaat, volmacht en machtiging passen bij uitstek bij de figuur van de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarom wordt ook steeds bij besluiten en privaatrechtelijke rechtshandelingen tot uitdrukking gebracht dat de ondertekenende ambtenaar dit doet namens de minister (artikel 10:10 Awb en artikel 15 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ). De minister is steeds verantwoordelijk voor al hetgeen wordt gedaan door zijn ambtenaren, in het bijzonder ook wanneer hij hen mandaat, volmacht en machtiging heeft verleend. Daarom zijn zij ook gehouden om de minister inlichtingen te verschaffen over de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden en om door de minister gegeven instructies op te volgen (artikel 10:6 Awb). Die instructies kunnen algemeen zijn of per geval gegeven worden.

Het verlenen van mandaat betekent nìet, dat de mandaatgever niet meer bevoegd zou zijn de betrokken bevoegdheid uit te oefenen en dat nog slechts de gemandateerde die bevoegdheid zou hebben. Dat geldt zowel voor de minister als voor de directeur die ondermandaat verleent. De mandaatgever blijft altijd bevoegd de bevoegdheid zelf uit te oefenen (artikel 10:7 Awb). De mandaatgever kan het mandaat ook te allen tijde intrekken (artikel 10:8 Awb).

In dit besluit is steeds algemeen mandaat, volmacht en machtiging aan de orde. Daarnaast is ook (onder)mandaat, volmacht en machtiging voor een bepaald geval mogelijk. Uiteraard is daarvoor een uitdrukkelijke beslissing van de directeur vereist. In beginsel zal die in geval van mandaat en volmacht steeds schriftelijk worden gegeven.

Het besluit, mandaat, volmacht en machtiging EZ bevat ook instructies over de uitvoering van mandaat en volmacht. Artikel 15 bepaald dat mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

a. ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen circulaires en instructies;

b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie;

c. artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ.

Deze instructie zijn beperkt tot enkele algemene aspecten en de wijze van ondertekening van stukken. Dit laat uiteraard onverlet dat nog tal van nadere instructies gegeven kunnen worden, met name ook op inhoudelijk terrein. Ingevolge artikel 10:6 Awb kunnen deze instructies zowel per geval als in het algemeen gegeven worden. Niet vereist is, dat zij schriftelijk worden gegeven; het kan dus ook mondeling.

De onder a en b genoemde aspecten spreken voor zich. Uiteraard dienen het geldende recht, bestaande aanwijzingen en (medeparaaf)procedures in acht genomen te worden. Bij twijfel omtrent het geldende recht kan daarover worden ingewonnen bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Onder c is een bijzondere medeparaafprocedure met name genoemd. In artikel 2, tweede lid van het besluit taak FEZ is bepaald dat stukken omtrent zaken, die financiële gevolgen hebben of kunnen hebben, de medeparaaf behoeven van de directeur FEZ. Indien deze bezwaren heeft, pleegt hij overleg met het betrokken hoofd van dienst. Wanneer dat overleg niet tot overeenstemming leidt, brengt hij zijn bezwaren ter kennis van de minister.

Artikel 16 schrijft de ondertekening van stukken krachtens mandaat en volmacht voor. Ondertekening geschiedt als volgt:

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

(handtekening)

(naam functionaris)

(functie)

Dit artikel is beperkt tot mandaat en volmacht. Bij machtiging tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn is het uitdrukkelijk vermelden dat de ambtenaar handelt namens de Minister van Economische Zaken niet altijd praktisch en in veel gevallen ook reeds evident. Niettemin is het van belang dat een ieder zich er voortdurend van bewust is, dat hij handelt onder ministeriële verantwoordelijkheid. In bepaalde gevallen zal het ook aangewezen zijn om uitdrukkelijk kenbaar te maken - mondeling of schriftelijk - dat men handelt namens de minister. Uiteraard is daarbij steeds vereist dat machtiging is verleend, ingevolge dit besluit, een besluit tot verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging of ingevolge een machtiging voor een bijzonder geval.

De in artikel 16 voorgeschreven formulering voor de ondertekening van stukken is het voorheen gebruikelijke `voor deze' vervangen door `namens deze'. Dat geeft de mandaatverhouding duidelijker weer. Bij ondertekening krachtens ondermandaat of volmacht, wordt niet vermeld dat het om ondermandaat of volmacht van de directeur gaat. Ingevolge artikel 2 van dit besluit dient in de deze formulering `De Minister van Economische Zaken' te worden vervangen door `De Staatssecretaris van Economische Zaken' indien het gaat om aangelegenheden waarmee de staatssecretaris is belast.

Bijlage A

Voorschriften voor fiattering van facturen en declaraties

Iedere factuur of declaratie dient vóór betaling te worden gefiatteerd. Deze fiattering geschiedt door de budgetbeheerder van de kostensoort of kostenpost waar deze factuur of declaratie betrekking op heeft. Automatische afschrijvingen dienen vooraf te zijn gefiatteerd door de betrokken budgetbeheerder.

Voor de diverse kostensoorten of kostenposten heeft de directie de volgende budgethouders aangewezen:

Materiële uitgaven

- kostensoort huisvestingskosten: hoofd Facilitaire Dienst

- kostensoort bureaukosten:

kostenpost kantoorartikelen: hoofd Facilitaire Dienst

kostenpost bibliotheek/

documentatie1: hoofd Bibliotheek

kostenpost telefoon/telefax: hoofd Facilitaire Dienst

kostenpost frankeren/vrachtkosten: hoofd Facilitaire Dienst

kostenpost aanschaf papier met huisstijl: hoofd Facilitaire Dienst

kostenpost drukwerk: hoofd IZB

kostenpost vertalingen: directiesecretaris

kostenpost kopieerkosten: hoofd Facilitaire Dienst

kostenpost representatie/vergaderkosten: hoofd IZB

kostenpost aanvraag ISBN-nummer: hoofd IZB

kostenpost bankkosten: hoofd IZB

kostenpost lidmaatschappen/contributie: hoofd IZB

kostenpost boeken- en dinerbonnen extern: hoofd IZB

kostenpost diverse: hoofd IZB

- kostensoort reis- en verblijfkosten:

kostenpost declaraties binnenland: afdelingschef/hoofd IZB2

kostenpost declaraties buitenland: hoofden van de afdelingen/directie

kostenpost vervoersmanagement: personeelsfunctionaris

- kostensoort expl. Bedrijfsrestaurant: hoofd IZB

- kostensoort specifieke uitgaven:

kostenpost specifieke uitgaven: directie

kostenpost aankoop CPB-Report en overige CPB publicaties: hoofd IZB

- kostensoort aanschaffingen: hoofd Facilitaire Dienst

- kostensoort projectgebonden uitgaven: de desbetreffende projectleider

- kostensoort exploitatie automatiseringskosten: hoofd ICT

- kostensoort investering automatiseringskosten: hoofd ICT

- kostensoort vastgoed: hoofd IZB

- kostensoort lonen en salarissen: directie

- kostensoort stagiaires, decl, adviseurs: personeelsfunctionaris

- kostensoort eenmalige P-uitgaven:

kostenpost eenmalige p-uitgaven: directie

kostenpost activiteiten dag: personeelsfunctionaris

kostenpost boeken- dinerbonnen intern: personeelsfunctionaris

- kostensoort Opleidingskosten:

kostenpost cursussen en trainingen incl. reiskosten: personeelsfunctionaris

kostenpost seminars en congressen binnenland, incl. reiskosten: hoofden van de afdelingen

kostenpost seminars en congressen buitenland, incl. reiskosten: hoofden van de afdelingen

- kostensoort werving en selectie: personeelsfunctionaris

- kostensoort loonkosten derden: personeelsfunctionaris

- kostensoort overwerkvergoedingen: personeelsfunctionaris

1 Inclusief databestanden (o.a. cd-roms).

2 De afdelingschef dient declaraties binnenland te accorderen. Het hoofd IZB is budgetbeheerder en houdt daarom toezicht op het totale budget voor declaraties binnenland m.b.v. overzichten.

Naar boven