Onderzoek Concessie Hoofdrailnet

Op voorstel van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft het Presidium van de Tweede Kamer der Staten-Generaal besloten om een extern onderzoeksbureau een second opinion te laten uitvoeren naar de Concessie Hoofdrailnet, zoals deze in de loop van 2001 door de Staat aan NS Reizigers zal worden verleend.

Graag nodigt het Presidium belangstellenden uit offerte uit te brengen aan de hand van de volgende aandachtspunten.

1. Ter inleiding

De minister van Verkeer en Waterstaat heeft op 13 december 2000 de Kamer het nieuwe Overgangscontract Staat - NS Reizigers (NSR) toegezonden. Dit Overgangscontract II zal fungeren als nieuw Overgangscontract vanaf 1 januari 2001 tot aan het moment waarop de Concessie Hoofdrailnet op basis van de dan in werking getreden nieuwe wetgeving (Spoorwegwet/Concessiewet) wordt verleend. Het is de bedoeling van de minister om de overgang hiertussen zo veel mogelijk één op één te laten verlopen.

2. Doel en omvang van het onderzoek

Algemeen doel van het onderzoek is de Kamer in staat te stellen zich een oordeel te vormen over de gewenste kwaliteit van de Concessie Hoofdrailnet, zoals deze in de loop van 2001 door de minister aan NSR zal worden verleend. Basis voor het onderzoek vormt het op 13 december 2000 aan de Kamer gezonden Overgangscontract II.

Bovengenoemd oordeel dient in het licht bezien te worden van de ervaringen in de voorbije jaren met de uitvoering van Rail 21, de naleving van het oude Overgangscontract uit 1995, de contractsector en de positionering van de taakorganisaties op basis van de nieuwe Spoorwegwet.

Uitgangspunt bij dit alles dient steeds de vraag te zijn of met de voorgestelde Concessie Hoofdrailnet de positie en belangen van met name de reiziger en de Staat voldoende worden gewaarborgd.

In het onderzoek dient een drietal kernvragen centraal te staan:

1. Hoe is de effectiviteit van het in 1995 tussen Staat en NS overeengekomen Overgangscontract te beoordelen, in het licht van de kwaliteit en ontwikkeling van het reizigersvervoer?

Inzicht dient gegeven te worden in de mate waarin en de wijze waarop partijen aan de gemaakte afspraken invulling hebben gegeven. Van belang hierbij is dat inzicht wordt geboden in o.a. de aard en omvang van de door Staat gedane investeringen in de railinfrastructuur, de door NS gedane investeringen in treindiensten, en de mate waarin al deze investeringen hebben bijgedragen aan de in het SVV-II voorgestane groei van het reizigersvervoer per spoor.

In het onderzoek dient tevens een beoordeling van het politieke besluitvormingsproces (regering en Kamer) vanaf 1993 tot heden met betrekking tot de relatie Staat - NS betrokken te worden.

2. Hoe moeten de in het Overgangscontract II gemaakte afspraken beoordeeld worden, in termen van o.a. realiseerbaarheid, toetsbaarheid, handhaafbaarheid, duurzaamheid en flexibiliteit?

Het onderzoek zal inzichtelijk moeten maken in hoeverre het nieuwe Overgangscontract II voorziet in het wegnemen van de bij het oude Overgangscontract opgetreden problemen. Duidelijk zal onder meer moeten worden in welke mate het nieuwe Contract voorziet in de behoeften van de reiziger en in welke mate het bijdraagt aan realisering van het door de rijksoverheid voorgestane mobiliteitsbeleid.

3. Welke aanbevelingen kunnen worden geformuleerd voor de te verlenen Concessie Hoofdrailnet, waarbij de belangen van de reiziger, de Staat en de (toekomstige) concessiehouder optimaal worden gewaarborgd?

Het onderzoek dient, in de vorm van aanbevelingen, bouwstenen aan te reiken voor de beoordeling door de Kamer van de Concessie voor het Hoofdrailnet. Door de Kamer dient beoordeeld te kunnen worden in hoeverre het thans voorliggende Overgangscontract II hiertoe moet worden aangepast, een en ander in het licht van de bevindingen sub 1. en sub 2. In het onderzoek kunnen hierbij de ervaringen die in de eerste helft van 2001 met het Overgangscontract II worden opgedaan, worden meegenomen.

Bovenstaande kernvragen vormen het basisonderzoek. Een aanvullend punt van aandacht is echter de relatie tussen het nieuwe Overgangscontract, c.q. de toekomstige Concessie Hoofdrailnet enerzijds en de toekomstige positionering van de taakorganisaties (Railned, Railinfrabeheer, Verkeersleiding), zoals deze in de nieuwe Spoorwegwet zal worden vastgelegd, anderzijds. Centrale vraag hierbij is aan welke voorwaarden uitplaatsing van de taakorganisaties dient te voldoen om de belangen van Staat, concessiehouder en reiziger in voldoende mate te waarborgen. Inzicht dient geboden te worden in de bevoegdheden waarover de taakorganisaties voor een adequate en onafhankelijke taakuitoefening dienen te beschikken, en in de voorwaarden waaraan de rijksoverheid dient te voldoen om de taakorganisaties adequaat aan te sturen.

Het Presidium overweegt dit element als een afzonderlijk onderdeel in het onderzoek te betrekken. U wordt daarom verzocht in uw offerte separaat aan te geven hoe u hieraan invulling denkt te geven (incl. benodigde tijd en kosten) en hoe zich dit verhoudt tot het offerige onderzoek. Op basis van de ontvangen offertes kan het Presidium beoordelen in hoeverre het, binnen de totale doorlooptijd van 4 maanden, wenselijk en/of mogelijk is dit onderdeel in het onderzoek te betrekken.

3. Vorm van het onderzoek

U zult verantwoordelijk zijn voor de integrale uitvoering van het onderzoek. Ook het eindrapport zal onder uw verantwoordelijkheid tot stand komen. U wordt verzocht in uw offerte aan te geven voor welke delen van het onderzoek u eventueel expertise van derden inroept.

Voor de Kamer is het van groot belang dat zij kan beschikken offer een onafhankelijke beoordeling. Dit betekent, dat van alle leden van het onderzoeksteam, inclusief eventueel ingeroepen derden, wordt verwacht dat zij geen rol hebben gespeeld in de advisering van hetzij NS Reizigers, hetzij de Staat, hetzij enig andere direct betrokken partij met betrekking tot het nieuwe Offergangscontract of de voorgenomen uitplaatsing van de taakorganisaties, noch dat zij voornemens zijn dit in de nabije toekomst te doen. U wordt verzocht in uw offerte de samenstelling van het onderzoeksteam aan te geven, inclusief een kort CV waaruit deskundigheid en onafhankelijkheid van betrokkenen dient te blijken.

Het Presidium zal optreden als formeel opdrachtgever voor het onderzoek. Voor de begeleiding van het onderzoek zal uit de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat een begeleidingscommissie worden ingesteld. Deze zal tot taak hebben de feitelijke voortgang van het onderzoek te bewaken. Na afronding van het onderzoek zal het eindrapport door het Presidium ter beschikking van de vaste commissie worden gesteld ter verdere behandeling.

Het Presidium zal bij aanvang van het onderzoek alle haar ter beschikking staande relevante informatie ter beschikking stellen. Tevens zal vooraf de minister van Verkeer en Waterstaat opgeroepen worden offerige relevante informatie ter beschikking te stellen. Een zelfde verzoek zal worden gericht aan de directie van de Nederlandse Spoorwegen.

4. Duur en planning van het onderzoek

Afronding van het onderzoek, door oplevering van de eindrapportage, dient uiterlijk 4 maanden na de datum van gunning te geschieden. Bij aanvang van het onderzoek zal met het onderzoeksbureau bezien worden in hoeverre het mogelijk is om offer bevindingen, die van directe betekenis zijn voor de Kamerbehandeling van het wetsvoorstel voor een nieuwe Spoorwegwet, eventueel tussentijds te rapporteren.

Het Presidium streeft er naar uiterlijk 15 maart 2001 tot opdrachtverlening offer te gaan.

5. Kosten

In uw offerte dient de kostenopgave gespecificeerd plaats te vinden. U wordt verzocht separaat een kostenraming op te nemen voor de onderzoeksvraag betreffende de positionering van de taakorganisaties.

Tevens wordt u verzocht separaat de meerkosten aan te geven van het eventueel aanleveren van 500 gedrukte exemplaren van het eindrapport in eenvoudige opmaak.

6. Verdere procedure

Uw offerte dient uiterlijk 19 februari 2001 in 10-voud door het Presidium te zijn ontvangen. U kunt uw offerte adresseren aan:

Presidium van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Overwogen wordt na ontvangst van de offertes de offrerende partijen uit te nodigen hun offerte in een gesprek toe te lichten.

Voor verdere informatie kunt u contact opnemen met de griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, de heer drs. C.J.M. Rooffers (tel.: 070 - 318 2025).

Naar boven