Wijziging besluit aanwijzing luchtvaartterrein Lelystad

Besluit, als bedoeld in artikel 27 juncto artikel 24 van de Luchtvaartwet, houdende wijziging van de Aanwijzing luchtvaartterrein Lelystad, alsmede vaststelling van de geluidszones (DGL/L 01.421860)

9 november 2001

DGL/L 01.421860

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 27, 25a en 24 van de Luchtvaartwet, het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart;

Gezien het advies van de Rijksplanologische Commissie en de Rijksmilieuhygiënische Commissie van 6 augustus 1996 met kenmerk RPC/RMC 1149;

Gezien het advies van de commissie, bedoeld in artikel 21, derde lid, van de Luchtvaartwet, van 19 december 1996;

Besluit:

Artikel I

De artikelen 2, 3, 4, 6, 8, en 9 van het besluit van 23 april 1991, nr. RLD/VI/L 91.004141 (Stcrt. 1991, 83), gewijzigd bij besluit van 9 december 1999, nr. DGRLD/VI/ L 99.350220 (Stcrt. 2000, 4), waarbij het luchtvaartterrein Lelystad is aangewezen, worden vervangen door de volgende artikelen, luidende:

Artikel 2

1. Het luchtvaartterrein Lelystad wordt aangewezen voor het openbare burgerlijke luchtverkeer.

2. Het gebruik van het luchtvaartterrein vindt plaats overeenkomstig de zichtvliegvoorschriften binnen de daglichtperiode onder de ter plaatse geldende zichtweersomstandigheden en overeenkomstig de instrumentvliegvoorschriften, tussen 07.00 en 23.00 uur plaatselijke tijd, voorzover deze periode valt buiten de daglichtperiode, uitsluitend voor incidentele IFR-overlandvluchten, niet zijnde les- en oefenvluchten.

3. Voor het uitvoeren van spuitvluchten en van medische vluchten met een spoedeisend karakter, kan door de exploitant worden bepaald dat van het luchtvaartterrein mag worden opgestegen en op het luchtvaartterrein mag worden geland, vanaf een half uur voor zonsopgang tot een half uur na zonsondergang.

Artikel 3

1. De exploitant stelt ten genoegen van de Minister van Verkeer en Waterstaat onverminderd het recht op vergoeding van kosten, ruimten ter beschikking indien deze nodig worden geacht voor de van rijkswege uit te oefenen diensten ten behoeve van de veiligheid, de regelmaat en de doelmatigheid van het luchtverkeer, alsmede in verband met de handhaving van de geluidszones.

2. De exploitant stelt ten genoegen van de Minister van Verkeer en Waterstaat kosteloos grond op het luchtvaartterrein ter beschikking voor de plaatsing en instandhouding van hulpmiddelen ten behoeve van de veilige uitvoering van het luchtverkeer, alsmede voor hulpmiddelen ten behoeve van de handhaving van de geluidszones.

3. De exploitant biedt ten genoegen van de Minister van Verkeer en Waterstaat voldoende gelegenheid voor het afhandelen van luchtvaartuigen, luchtpassagiers, goederen en post, onverminderd het recht op vergoeding van kosten, te betalen door degene die de afhandeling verzorgen.

Artikel 4

1. Het plan in hoofdzaak, bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder d, van de Luchtvaartwet, omvat het bepaalde in het tweede tot en met het vijfde lid.

2. Op het luchtvaartterrein zijn gelegen:

A. een verharde baan, gelegen in de geografische richting 048o-228o, met een lengte van 1.250 meter en een breedte van 30 meter, met daarbij behorende verharde rijbanen, en voor het luchtverkeer ingedeeld in codenummer 3 en codeletter B als bedoeld in de Bijlage 14 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109, hierna: Verdrag van Chicago), een en ander zoals aangegeven op de kaart in bijlage A, behorende bij dit besluit;

B. een ULV-baan gelegen in de geografische richting 048o-228o met een lengte van 300 meter, een en ander zoals aangegeven op de kaart in bijlage A, behorende bij dit besluit.

3. Op het luchtvaartterrein is een start- en landingsplaats voor het gebruik door hefschroefvliegtuigen gelegen, zoals aangegeven op de kaart in bijlage A, behorende bij dit besluit.

4. De bij de in het tweede lid, onder A, bedoelde baan behorende aan- en uitvliegroutes, zoals deze voor de berekening van de geluidszone, bedoeld in artikel 6, zijn gehanteerd, zijn aangegeven op de kaart, opgenomen in bijlagen B2, behorende bij dit besluit.

5. De beschrijving van de verwachte ontwikkelingen, naar aard en omvang van het luchtverkeer op het luchtvaartterrein Lelystad, en de daarmee samenhangende geluidsbelasting door luchtvaartuigen, alsmede de voor de berekening van de geluidsbelasting toegepaste luchtverkeersgegevens zijn opgenomen in bijlage A, behorende bij dit besluit.

Artikel 6

Rond het luchtvaartterrein geldt een geluidszone voor luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder a, van de Luchtvaartwet met een grenswaarde van 35 Ke en met de geluidscontouren behorende bij de maximale waarden 40, 45, 50, 55 en 60 Ke. Deze geluidszone met bijbehorende contouren is aangegeven op een topografische kaart, opgenomen in bijlage B1, behorende bij dit besluit.

Artikel 8

1. De exploitant laat op het luchtvaartterrein slechts luchtverkeer toe voorzover de daardoor veroorzaakte geluidsbelasting, buiten de in de artikelen 5 en 6 bedoelde geluidszones, de vastgestelde grenswaarden niet overschrijdt.

2. Indien, ondanks het bepaalde in het eerste lid, een zodanig feitelijk gebruik van het luchtvaartterrein plaatsvindt dat een overschrijding van de vastgestelde grenswaarden buiten de in de artikelen 5 en 6 bedoelde geluidszones dreigt, is de exploitant gehouden maatregelen te nemen om overschrijding van die grenswaarden te voorkomen.

3. De gezagvoerder, dan wel de eigenaar, de houder of de bezitter van een luchtvaartuig gebruikt, doet of laat het luchtvaartterrein gebruiken met inachtneming van de in het tweede lid bedoelde maatregelen.

4. Voor het opstijgen van ballonnen van het luchtvaartterrein is voorafgaande toestemming van de exploitant vereist.

Artikel 9

1. Ten behoeve van het toezicht op de naleving van de geluidzones en de in dit besluit opgenomen voorschriften, doet de exploitant aan de Minister van Verkeer en Waterstaat opgave van die gegevens die noodzakelijk zijn voor de berekening van de geluidsbelasting en het toezicht op de naleving van de voorschriften.

2. Het gebruiksplan, bedoeld in artikel 30b van de Luchtvaartwet, betreft de periode van 1 januari van enig jaar tot 1 januari van het daarop volgende jaar.

Artikel II

Aan het in de aanhef van artikel I genoemde besluit wordt het volgende artikel toegevoegd:

Artikel 10

1. Op een verzoek tot vergoeding van schade ten gevolge van dit besluit is de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 van toepassing.

2. De Minister van Verkeer en Waterstaat kan, terzake het beslissen over het in het eerste lid bedoelde verzoek, mandaat verlenen aan het bestuursorgaan dat, voor zover het de onderhavige wijziging van de aanwijzing van het Luchtvaartterrein Lelystad betreft, bevoegd is te beslissen op het verzoek waar het gaat om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49 van de wet op de Ruimtelijke Ordening.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het besluit wordt geplaatst.

Dit besluit wordt zonder toelichting en bijlagen in de Staatscourant geplaatst. Het besluit alsmede de toelichting en bijlagen liggen ter inzage bij de gemeenten Lelystad, Zeewolde en Dronten, de provincie Flevoland en de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,T. Netelenbos.

Van de publicatie van dit besluit en de mogelijkheden van bezwaar en beroep is een vooraankondiging gedaan in o.m. deze krant op 21 november 2001.

Naar boven