Regeling tarieven Flora- en faunawet

7 november 2001

TRCJZ/2001/15313

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 78 van de Flora- en faunawet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

b. wet: Flora- en faunawet;

c. basisverordening: verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61);

d. uitvoeringsverordening: verordening (EG) nr. 1808/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 augustus 2001, houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 250);

e. document: document als bedoeld in artikel 4, onderdelen a tot en met g.

Artikel 2

Voor de afgifte van een ontheffing als bedoeld in artikel 75, derde lid, van de wet worden door de minister aan de aanvrager de volgende vergoedingen van kosten in rekening gebracht:

a. voor een ontheffing op grond van een belang als bedoeld in artikel 75, vierde lid, onderdeel a, van de wet: € 50,-;

b. voor een ontheffing op grond van het belang, bedoeld in artikel 75, vierde lid, onderdeel b, van de wet: € 50,-;

c. voor een ontheffing op grond van belangen als bedoeld in artikel 75, vierde lid, onderdeel c, van de wet: € 50,-;

d. in afwijking van onderdeel c bedraagt een ontheffing ten behoeve van de belangen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten: € 300,-.

Artikel 3

Voor de afgifte van een vergunning als bedoeld in de artikelen 62, eerste lid, van de wet, wordt door de minister aan de aanvrager een vergoeding van kosten in rekening gebracht ten bedrage van € 50,-.

Artikel 4

Voor de afgifte van de hierna genoemde documenten wordt door de minister aan de aanvrager de volgende vergoedingen van kosten in rekening gebracht:

a. een invoervergunning als bedoeld in artikel 4 van de basisverordening: € 50,-;

b. een uitvoervergunning als bedoeld in artikel 5 van de basisverordening: € 50,-;

c. een wederuitvoercertificaat als bedoeld in artikel 5 van de basisverordening: € 50,-;

d. een bijlage bij een document als bedoeld in onderdeel a, b of c waarop maximaal 3 soorten worden vermeld: € 50,-;

e. een certificaat als bedoeld in de artikelen 8, derde lid, en 9, tweede lid, onderdeel b, van de basisverordening: € 10,-;

f. een certificaat als bedoeld in artikel 30 van de uitvoeringsverordening: € 50,-;

g. een door de minister afgegeven verklaring als bedoeld in artikel 12, derde lid, of artikel 13, derde lid, van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet: € 10,-.

Artikel 5

1. Een ontheffing, vergunning, verklaring of document als bedoeld in de artikelen 2, 3, of 4 wordt niet afgegeven dan na voldoening van de in bedoelde artikelonderdelen genoemde vergoedingen van kosten of nadat zekerheid tot betaling is gesteld.

2. Indien een aanvraag voor een ontheffing, vergunning, verklaring of document als bedoeld in artikel 4 wordt afgewezen, wordt de reeds voldane vergoeding van kosten aan de betaler gerestitueerd.

3. Restitutie van de vergoeding van kosten wordt verleend indien de verschuldigde vergoeding van kosten voor een document als bedoeld in artikel 4 reeds is voldaan en het besluit tot afgifte van het desbetreffende document:

a. niet is genomen binnen de termijn, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de uitvoeringsverordening, en

b. de aanvrager niet schriftelijk op de hoogte is gesteld van de vertraging.

Artikel 6

Indien ter uitvoering van een door de minister op grond van artikel 112 van de wet genomen besluit een ontheffing of document benodigd is, kan de minister in afwijking van de artikelen 2 en 4 van deze regeling bepalen dat geen vergoeding van kosten in rekening wordt gebracht.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 78 van de Flora- en faunawet in werking treedt.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tarieven Flora- en faunawet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 november 2001.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,G.H. Faber.

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 78 van de Flora- en faunawet (hierna: de wet) kan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een vergoeding van kosten vragen overeenkomstig een door hem vast te stellen tarief voor de afgifte van ontheffingen als bedoeld in artikel 75, vergunningen als bedoeld in de artikelen 62 en 63 en voor de afgifte van op grond van vrijstellingen als bedoeld in de artikelen 63 en 75 benodigde documenten, ringen, merken of merktekens.

De onderhavige regeling geeft invulling aan deze mogelijkheid om vergoedingen van kosten te heffen voor ontheffingen, vergunningen en documenten. Het primaire doel van deze heffing is gelegen in het kostendekkend maken van het verlenen van ontheffingen of vergunningen of de afgifte van documenten. Deze doelstelling vloeit voort uit zowel het rapport van de Algemene Rekenkamer (Kamerstukken II 1995/96, 24 656, nrs. 1-2) als de wens van de rijksoverheid om de uitvoeringskosten te verlagen door vergunningenstelsels te koppelen aan legesheffing (Kamerstukken II 1996/97, 24 656, nr. 5, blz. 5). Voor de afgifte van documenten in het kader van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61) (hierna basisverordening) en Verordening (EG) nr. 1808/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 augustus 2001, houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 140) (hierna: uitvoeringsverordening), werd op grond van artikel 5, vijfde lid, van de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten reeds vergoeding van kosten in rekening gebracht. Thans wordt een vergoeding van kosten vastgesteld voor alle op grond van de Flora- en faunawet te verlenen ontheffingen of vergunningen of af te geven documenten. Bij de berekening van de vergoeding van kosten die verschuldigd zijn voor het verlenen van vergunningen en ontheffingen en voor de afgifte van documenten is rekening gehouden met zowel de gemiddelde benodigde tijd om de aanvraag te beoordelen en de desbetreffende documenten te produceren alsmede met de kosten aan personeel en materiaal bij het verlenen van een document.

In de onderhavige regeling is bij de berekening van de bedragen in bepaalde gevallen slechts gedeeltelijk rekening gehouden met de hierboven genoemde factoren. Het betreft het in rekening brengen van kosten voor het verlenen van ontheffingen om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten, alsmede het in rekening brengen van kosten voor de afgifte van zogenaamde Cites-documenten. Verwezen wordt naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2 onderscheidenlijk artikel 4. Het volledig doorberekenen van alle factoren zou in deze gevallen namelijk leiden tot onevenredig hoge bedragen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

In artikel 2 zijn de vergoedingen van kosten vastgesteld voor de afgifte van ontheffingen als bedoeld in artikel 75, derde lid, van de wet. De gronden waarop deze ontheffingen kunnen worden verleend, zijn nader bepaald in het vierde lid van artikel 75 van de wet.

Op grond van artikel 75, vierde lid, onderdeel a, van de wet kan ontheffing worden verleend ten behoeve van onderzoek en onderwijs.

Op grond van artikel 75, vierde lid, onderdeel b, van de wet kan ontheffing eveneens worden verleend teneinde het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk maken op selectieve wijze een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal van bij die maatregel aan te wijzen soorten te vangen, te plukken of in bezit te hebben. In artikel 2, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten zijn als aantal en soort als bedoeld in artikel 75, vierde lid, onderdeel b, van de wet aangewezen 10.000 wilde eenden. In artikel 2, onderdeel a en b, van de onderhavige regeling is de vergoeding van kosten voor de afgifte van een ontheffing op grond van deze belangen vastgesteld op € 50,- per ontheffing. Het bedrag van € 50,- is gebaseerd op het aantal verwachte aanvragen en de verwachte behandelingstijd.

In artikel 75, vierde lid, onderdeel c, van wet is bovendien bepaald dat ontheffingen kunnen worden verleend op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. In artikel 4, tweede lid, van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren is als ander belang als bedoeld in artikel 75, vierde lid, onderdeel c, van de wet aangewezen de voorkoming en bestrijding van schade veroorzaakt dor dieren behorende tot een beschermd inheemse zoogdiersoort op begraafplaatsen. In het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten zijn in artikel 2, tweede lid, bovendien een zevental andere belangen aangewezen, op grond waarvan ontheffing kan worden verleend. De kosten voor behandeling van een aanvraag en de afgifte van een ontheffing zijn berekend op grond van het aantal verwachte aanvragen en de verwachte behandelingstijd. In artikel 2, onderdeel c, van de onderhavige regeling is de in rekening te brengen vergoeding van kosten voor dergelijke ontheffingen vastgesteld op € 50,- per ontheffing. In artikel 2, onderdeel d, is evenwel bepaald dat de vergoeding van kosten voor de afgifte van een ontheffing ten behoeve van de belangen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten € 300,- per ontheffing bedraagt. Het betreft hier ontheffingen die worden verleend om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten. Het gaat hier met name om infrastructurele ontheffingen, die een relatief lange behandeltijd vergen, veelal als gevolg van het strikte afwegingskader dat op grond van de Habitatrichtlijn dient te worden gevolgd. De voorbereiding en afweging van dergelijke ontheffingen vergt veel mankracht en tijd, hetgeen vaak neerkomt op vele maanden voorbereiding. Het volledig doorberekenen van de te maken kosten zou evenwel leiden tot onevenredig hoge bedragen. Bij de berekening van de vergoeding van kosten die verschuldigd zijn voor de afgifte van een ontheffing op grond van deze belangen is derhalve slechts gedeeltelijk rekening gehouden met zowel de gemiddelde benodigde tijd om de aanvraag te beoordelen en de desbetreffende ontheffing te produceren alsmede met de kosten aan personeel en materiaal bij het verlenen van een document.

Artikel 3

Onder vigeur van de Jachtwet, de Vogelwet 1936 en de Natuurbeschermingswet werd voor prepareervergunningen een bedrag van NLG 100,- voor vergoeding van kosten in rekening gebracht, hetgeen volgens de omrekenkoers € 1 = f 2,20371 neerkomt op € 45,38. Voorheen bestond een numerus fixus voor het aantal te verlenen prepareervergunningen. Onder de Flora- en faunawet geldt niet langer een numerus fixus. Rekening houdend met een uitbreiding van het aantal te verlenen vergunningen, is in artikel 3 van de regeling de vergoeding van kosten voor de afgifte van prepareervergunningen op € 50,- vastgesteld. Dit bedrag is berekend op grond van het aantal verwachte aanvragen en de verwachte behandelingstijd.

Artikel 4

In het kader van de basisverordening en de uitvoeringsverordening werd reeds op grond van de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten een vergoeding van kosten geheven voor de afgifte van zogenaamde Cites-documenten.

Bij de berekening van de vergoeding van kosten die verschuldigd zijn voor de afgifte van de documenten is rekening gehouden met zowel de gemiddelde benodigde tijd om de aanvraag te beoordelen en de desbetreffende documenten te produceren alsmede met de kosten aan personeel en materiaal bij het verlenen van een document.

In de onderhavige regeling is bij de berekening van de bedragen slechts gedeeltelijk rekening gehouden met de drie hierboven genoemde factoren. Het volledig doorberekenen van alle factoren zou namelijk leiden tot onevenredig hoge bedragen ten opzichte van het te dienen belang, namelijk het mogelijk maken van controle op de handel in bedreigde in- en uitheemse dier- en plantensoorten onder meer door controle aan de buitengrenzen van de Europese Unie.

De in de onderhavige regeling vastgestelde kosten voor afgifte van documenten in het kader van de basis- en uitvoeringsverordening zijn evenwel in verhouding tot de in de Regeling tarieven Wet budep met een gering bedrag verhoogd. De kosten voor een invoervergunning, een uitvoervergunning, een wederuitvoercertificaat, een bijlage bij deze drie documenten of een certificaat als bedoeld in artikel 30 van de uitvoeringsverordening bedroegen voorheen NLG 100,-, hetgeen volgens de omrekenkoers € 1 = f 2,20371 neerkomt op € 45,38. Gelet op het feit dat op deze bedragen sinds 1 januari 1999 geen inflatiecorrectie is toegepast, de kosten voor behandeling en afgifte hoger zijn dan de in rekening gebrachte kosten en de wens om uniforme tarieven toe te passen, is gekozen voor een geringe verhoging tot een bedrag ad € 50,- per document. Voor de afgifte van een certificaat als bedoeld in de artikelen 8, derde lid, en 9, tweede lid, onderdeel b, van de basisverordening, werd voorheen een vergoeding in rekening gebracht van NLG 20,-, hetgeen neerkomt op € 9,08. Ook dit bedrag is om bovenvermelde redenen verhoogd tot € 10,- per certificaat.

Artikel 5

In artikel 5 zijn voorzieningen getroffen omtrent de afgifte en betaling van ontheffingen, vergunningen en documenten in het kader van de basis- en uitvoeringsverordening.

In het eerste lid is bepaald dat een ontheffing, vergunning, verklaring of document als bedoeld in de artikelen 2, 3 of 4 niet wordt afgegeven dan na voldoening van de in bedoelde artikelonderdelen genoemde vergoedingen van kosten. In sommige gevallen is voorafgaande betaling niet mogelijk. Derhalve is in hetzelfde artikellid bepaald dat ook zekerheid van betaling mag worden gesteld. Daarbij valt te denken aan de afgifte tot eenmalige afschrijving van een bank- of girorekening of betaling via creditcard.

In het tweede lid is bepaald dat het reeds voldane bedrag zal worden gerestitueerd, indien een aanvraag voor een ontheffing, vergunning, verklaring of document als bedoeld in de artikelen 2, 3 of 4 niet wordt verleend of afgegeven.

Het derde lid betreft uitsluitend restitutie van de vergoeding van kosten voor documenten als bedoeld in artikel 4 van de onderhavige regeling. Het betreft documenten die op grond van de basis- en uitvoeringsverordening worden afgegeven. Het derde lid regelt dat betaalde vergoedingen van kosten worden gerestitueerd, indien de aanvraag wel wordt toegewezen, maar dit niet gebeurt binnen de termijn van één maand na ontvangst van een volledige aanvraag en de aanvrager niet schriftelijk op de hoogte is gesteld van de vertraging. In de regel dient binnen één maand op een aanvraag voor een ontheffing worden beslist, omdat artikel 5, derde lid, van de uitvoeringsverordening deze termijn als uitgangspunt hanteert. Ten aanzien van de in artikel 5, derde lid, van de uitvoeringsverordening genoemd termijn van één maand kunnen zich uitzonderingen voordoen. Het artikel noemt met name één uitzondering die tot vertraging van de aanvraag zou kunnen leiden, namelijk indien de instantie van afgifte derde partijen dient te raadplegen. Onder de omstandigheden die een langere termijn voor behandeling rechtvaardigen, valt dus in ieder geval de situatie dat de teammanager van LASER namens de minister een derde partij dient te raadplegen alvorens tot een besluit te kunnen komen betreffende de aanvraag. De teammanager van LASER zal namens de minister wel de aanvrager op de hoogte dienen te stellen van de vertraging van de behandeling van zijn aanvraag.

Artikel 6

Op grond van artikel 112 van de wet kan de minister bepalen dat in beslag genomen dieren dienen te worden teruggestuurd naar het land van uitvoer of herkomst of naar enige andere plaats buiten Nederland die daarvoor geschikt is. Om aan dit besluit van de minister gevolg te kunnen geven, zal in de meeste gevallen een ontheffing in het kader van artikel 75 van de wet, evenals een uitvoervergunning in het kader van de basis- en uitvoeringsverordening (CITES) vereist zijn. In dit specifieke geval zal voor de afgifte van desbetreffende documenten geen vergoeding van kosten verschuldigd zijn.

Artikel 7

In dit artikel is de inwerkingtreding gekoppeld aan de inwerkingtreding van artikel 78 van de Flora- en faunawet, waarop de regeling gebaseerd is. Op deze wijze kunnen in een vroegtijdig stadium ministeriële regelingen in de Staatscourant gepubliceerd worden, opdat belanghebbenden hiervan tijdig kennis kunnen nemen.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G.H. Faber.

Naar boven