Vaststelling toelagen leden College van beroep voor het hoger onderwijs

Besluit van 24 oktober 2001 nr. 01005027

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 18 oktober 2001, nr. 2001/24092 van de directie Wetenschappelijk Onderwijs, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 7.65, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De telkenjare, gerekend vanaf 1 januari tot en met 31 december, aan de voorzitter, de overige leden en de plaatsvervangende leden van het College van beroep voor het hoger onderwijs toe te kennen toelage bedraagt onderscheidenlijk:

a. de voorzitter: f 7.712,- (€ 3.500,-)

b. de overige en plaatsvervangende leden: f 4.407,- (€ 2.000,-).

Artikel 2

De toekenning geschiedt door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Artikel 3

Indien aan de voorzitter, een der overige leden of een der plaatsvervangende leden in de loop van enig jaar ontslag wordt verleend, dan wel indien de voorzitter, een der overige leden of een der plaatsvervangende leden in de loop van enig jaar in functie treedt, wordt de in artikel 1 bedoelde toelage voor dat jaar bepaald naar evenredigheid van het aantal maanden waarin betrokkene zijn functie heeft vervuld.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2001.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan een afschrift zal worden gezonden aan Onze Minister van Financiën en waarvan mededeling zal worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 24 oktober 2001.
Beatrix.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,L.M.L.H.A. Hermans.

Naar boven