Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
van 18 oktober 2001, nr. 2001/24092 van de directie Wetenschappelijk Onderwijs,
in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;
Gelet op artikel 7.65, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
De telkenjare, gerekend vanaf 1 januari tot en met 31 december, aan de
voorzitter, de overige leden en de plaatsvervangende leden van het College
van beroep voor het hoger onderwijs toe te kennen toelage bedraagt onderscheidenlijk:
a. de voorzitter: f 7.712,- (€ 3.500,-)
b. de overige en plaatsvervangende leden: f 4.407,- (€ 2.000,-).
Artikel 2
De toekenning geschiedt door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Artikel 3
Indien aan de voorzitter, een der overige leden of een der plaatsvervangende
leden in de loop van enig jaar ontslag wordt verleend, dan wel indien de voorzitter,
een der overige leden of een der plaatsvervangende leden in de loop van enig
jaar in functie treedt, wordt de in artikel 1 bedoelde toelage voor dat jaar
bepaald naar evenredigheid van het aantal maanden waarin betrokkene zijn functie
heeft vervuld.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum
van uitgifte van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt
terug tot en met 1 januari 2001.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de
uitvoering van dit besluit, waarvan een afschrift zal worden gezonden aan
Onze Minister van Financiën en waarvan mededeling zal worden gedaan in
de Staatscourant.