Regeling bijzondere bevoegdverklaringen JAR-66 AML

25 oktober 2001

Nr. DGL/01.421092

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 5, 8, eerste lid, en 38, tweede en vijfde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid;

Besluit:

Artikel 1 Bijzondere bevoegdverklaringen vliegtuigen en helikopters

1. De Minister kan de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven voor onderhoud aan vliegtuigen en helikopters met een maximum startmassa van 5700 kg of hoger:

A voor eenvoudig lijnonderhoud en eenvoudige herstelwerkzaamheden, als bedoeld in JAR 66.20(b)(1), van vliegtuigen en helikopters van een klasse volgens het tweede lid;

B1 voor lijnonderhoud met inbegrip van werkzaamheden aan de constructie, de voortstuwingsinstallatie en mechanische en elektrische systemen, alsmede het vervangen van elektronische componenten, als bedoeld in JAR 66.20(b)(2), van vliegtuigen en helikopters van een klasse volgens het tweede lid, al dan niet van een bepaald type;

B2 voor lijnonderhoud van elektronische en elektrische systemen, als bedoeld in JAR 66.20(b)(3), van vliegtuigen en helikopters, al dan niet van een bepaald type;

C voor basisonderhoud, als bedoeld in JAR 66.20(b)(4), van vliegtuigen en helikopters al dan niet van een bepaald type.

2. De klassen bij de bijzondere bevoegdverklaringen A en B1, bedoeld in het eerste lid, zijn:

1 vliegtuigen met turbinemotoren;

2 vliegtuigen met zuigermotoren;

3 helikopters met turbinemotoren;

4 helikopters met zuigermotoren.

Artikel 2 Geldigheidsduur

Een bijzondere bevoegdverklaring, als bedoeld in artikel 1, wordt afgegeven voor onbepaalde duur.

Artikel 3 Eisen voor afgifte bijzondere bevoegdverklaring

Een bijzondere bevoegdverklaring wordt afgegeven, nadat de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de eisen inzake basiskennis, typekennis en ervaring voor afgifte van de bijzondere bevoegdverklaring. Deze eisen zijn opgenomen in het onderstaande schema:

a. basiskennis: JAR 66.25;

b. typekennis: JAR 66.45;

c. ervaring: JAR 66.30.

Artikel 4 Overgangsbepaling

1. Krachtens artikel 38, tweede en vijfde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt tot 1 juni 2011 op aanvraag, conform JAR 66.1(g), een bijzondere bevoegdverklaring afgegeven aan personen die op 1 juni 2001:

a. een certificeringsbevoegdheid als bedoeld in JAR 66.1(d) bezaten, als medewerker van een houder van een MOA, of

b. bezig waren zich te kwalificeren voor een certificeringsbevoegdheid, als bedoeld in JAR 66.1(d), volgens de procedure van een houder van een MOA, als bedoeld in JAR 66.1(e).

2. Een aanvraag bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend onder bijsluiting van een advies dat is ondertekend door of namens de houder van de MOA.

3. Op de bijzondere bevoegdverklaringen die op grond van het eerste lid worden afgegeven, kunnen beperkingen worden aangebracht.

4. Voor een aanvraag bedoeld in het eerste lid worden geen kosten in rekening gebracht.

Artikel 5 Inwerkingstreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2001 en werkt terug tot en met 1 oktober 2001.

Artikel 6 Slotbepaling

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere bevoegdverklaringen JAR-66 AML.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,T. Netelenbos.

Toelichting

Algemeen

In artikel 5 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt aan de minister de bevoegdheid verleend om nadere regels te stellen ten aanzien van de afgifte van bevoegdverklaringen. In artikel 8, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt verwezen naar bij ministeriële regeling vast te stellen eisen in zake kennis, bedrevenheid, ervaring en opleiding. Deze regeling dient ter vaststelling van de bovengenoemde zaken.

Onderhoud van luchtvaartuigen, waarmee verkeersvluchten worden uitgevoerd en van onderdelen van die luchtvaartuigen valt onder de werking van JAR-145 (een code die is opgenomen in de bijlage bij Verordening nr. 3922/91 van de Raad van Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PbEG L 373)). Op onderhoudscertificeringspersoneel dat namens onderhoudsorganisaties die erkend zijn op grond van JAR-145, een certificaat van vrijgave voor gebruik afgeeft, zijn met ingang van 1 juni 2001 nieuwe eisen van toepassing welke zijn opgenomen in JAR-66 `Certifying Staff Maintenance'.

De JAR 66 Aircraft Maintenance Licence (JAR-66 AML) is een bewijs van kwalificatie waarmee wordt aangetoond dat voldaan is aan de basisvoorwaarden voor onderhoudscertificeringspersoneel. Waar de AML de houder de persoonlijke bevoegdheid geeft om op eigen verantwoordelijkheid binnen de strekking van de afgegeven bevoegdverklaring(en) onderhoud te verrichten aan luchtvaartuigen en deze op persoonlijke titel vrij te geven, dient aan de houder van een JAR-66 AML een JAR-145 certificeringsbevoegdheid te worden afgegeven door de houder van de JAR-145 erkenning, alvorens deze persoon de dienovereenkomstige certificeringsbevoegdheden mag uitoefenen uit naam van het erkende bedrijf.

Artikelsgewijs

Artikel 3

Om aan te tonen dat aan de voorwaarden ten aanzien van kennis wordt voldaan, worden door de minister naast de Nederlandse examenresultaten en certificaten van JAR-147 erkende opleidingsinstellingen, tevens vergelijkbare documenten uit andere JAA landen geaccepteerd. Deze landen zijn vermeld in artikel 2 van de Regeling aanwijzing JAA-landen.

Artikel 4, eerste lid, onder b

Een scholier die op 1 juni 2001 met zijn opleiding oude stijl bezig was kan alleen als medewerker van de houder van een MOA aan een certificeringsbevoegdheid komen. Een houder van een MOA die voor 1juni 2001 in het bezit is van de MOA kan in de overgangsperiode zijn bestaande MOE procedure om certificeringspersoneel aan te wijzen, blijven gebruiken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos.

Naar boven