De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op de artikelen 5, 8, eerste lid, en 38, tweede en vijfde lid, van
het Besluit bewijzen van bevoegdheid;
Besluit:
Artikel 1 Bijzondere bevoegdverklaringen vliegtuigen
en helikopters
1. De Minister kan de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven
voor onderhoud aan vliegtuigen en helikopters met een maximum startmassa van
5700 kg of hoger:
A voor eenvoudig lijnonderhoud en eenvoudige herstelwerkzaamheden, als
bedoeld in JAR 66.20(b)(1), van vliegtuigen en helikopters van een klasse
volgens het tweede lid;
B1 voor lijnonderhoud met inbegrip van werkzaamheden aan de constructie,
de voortstuwingsinstallatie en mechanische en elektrische systemen, alsmede
het vervangen van elektronische componenten, als bedoeld in JAR 66.20(b)(2),
van vliegtuigen en helikopters van een klasse volgens het tweede lid, al dan
niet van een bepaald type;
B2 voor lijnonderhoud van elektronische en elektrische systemen, als
bedoeld in JAR 66.20(b)(3), van vliegtuigen en helikopters, al dan niet van
een bepaald type;
C voor basisonderhoud, als bedoeld in JAR 66.20(b)(4), van vliegtuigen
en helikopters al dan niet van een bepaald type.
2. De klassen bij de bijzondere bevoegdverklaringen A en B1, bedoeld in
het eerste lid, zijn:
1 vliegtuigen met turbinemotoren;
2 vliegtuigen met zuigermotoren;
3 helikopters met turbinemotoren;
4 helikopters met zuigermotoren.
Artikel 2 Geldigheidsduur
Een bijzondere bevoegdverklaring, als bedoeld in artikel 1, wordt afgegeven
voor onbepaalde duur.
Artikel 3 Eisen voor afgifte bijzondere bevoegdverklaring
Een bijzondere bevoegdverklaring wordt afgegeven, nadat de aanvrager heeft
aangetoond te voldoen aan de eisen inzake basiskennis, typekennis en ervaring
voor afgifte van de bijzondere bevoegdverklaring. Deze eisen zijn opgenomen
in het onderstaande schema:
a. basiskennis: JAR 66.25;
b. typekennis: JAR 66.45;
c. ervaring: JAR 66.30.
Artikel 4 Overgangsbepaling
1. Krachtens artikel 38, tweede en vijfde lid, van het Besluit bewijzen
van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt tot 1 juni 2011 op aanvraag, conform
JAR 66.1(g), een bijzondere bevoegdverklaring afgegeven aan personen die op
1 juni 2001:
a. een certificeringsbevoegdheid als bedoeld in JAR 66.1(d) bezaten, als
medewerker van een houder van een MOA, of
b. bezig waren zich te kwalificeren voor een certificeringsbevoegdheid,
als bedoeld in JAR 66.1(d), volgens de procedure van een houder van een MOA,
als bedoeld in JAR 66.1(e).
2. Een aanvraag bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend onder bijsluiting
van een advies dat is ondertekend door of namens de houder van de MOA.
3. Op de bijzondere bevoegdverklaringen die op grond van het eerste lid
worden afgegeven, kunnen beperkingen worden aangebracht.
4. Voor een aanvraag bedoeld in het eerste lid worden geen kosten in rekening
gebracht.
Artikel 5 Inwerkingstreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2001 en werkt
terug tot en met 1 oktober 2001.
Artikel 6 Slotbepaling
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere bevoegdverklaringen
JAR-66 AML.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
In artikel 5 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart
wordt aan de minister de bevoegdheid verleend om nadere regels te stellen
ten aanzien van de afgifte van bevoegdverklaringen. In artikel 8, eerste lid,
van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt verwezen
naar bij ministeriële regeling vast te stellen eisen in zake kennis,
bedrevenheid, ervaring en opleiding. Deze regeling dient ter vaststelling
van de bovengenoemde zaken.
Onderhoud van luchtvaartuigen, waarmee verkeersvluchten worden uitgevoerd
en van onderdelen van die luchtvaartuigen valt onder de werking van JAR-145
(een code die is opgenomen in de bijlage bij Verordening nr. 3922/91 van de
Raad van Europese Gemeenschappen van 16 december 1991 inzake de harmonisatie
van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van
de burgerluchtvaart (PbEG L 373)). Op onderhoudscertificeringspersoneel dat
namens onderhoudsorganisaties die erkend zijn op grond van JAR-145, een certificaat
van vrijgave voor gebruik afgeeft, zijn met ingang van 1 juni 2001 nieuwe
eisen van toepassing welke zijn opgenomen in JAR-66 `Certifying Staff Maintenance'.
De JAR 66 Aircraft Maintenance Licence (JAR-66 AML) is een bewijs van
kwalificatie waarmee wordt aangetoond dat voldaan is aan de basisvoorwaarden
voor onderhoudscertificeringspersoneel. Waar de AML de houder de persoonlijke
bevoegdheid geeft om op eigen verantwoordelijkheid binnen de strekking van
de afgegeven bevoegdverklaring(en) onderhoud te verrichten aan luchtvaartuigen
en deze op persoonlijke titel vrij te geven, dient aan de houder van een JAR-66
AML een JAR-145 certificeringsbevoegdheid te worden afgegeven door de houder
van de JAR-145 erkenning, alvorens deze persoon de dienovereenkomstige certificeringsbevoegdheden
mag uitoefenen uit naam van het erkende bedrijf.
Om aan te tonen dat aan de voorwaarden ten aanzien van kennis wordt voldaan,
worden door de minister naast de Nederlandse examenresultaten en certificaten
van JAR-147 erkende opleidingsinstellingen, tevens vergelijkbare documenten
uit andere JAA landen geaccepteerd. Deze landen zijn vermeld in artikel 2
van de Regeling aanwijzing JAA-landen.
Een scholier die op 1 juni 2001 met zijn opleiding oude stijl bezig was
kan alleen als medewerker van de houder van een MOA aan een certificeringsbevoegdheid
komen. Een houder van een MOA die voor 1juni 2001 in het bezit is van de MOA
kan in de overgangsperiode zijn bestaande MOE procedure om certificeringspersoneel
aan te wijzen, blijven gebruiken.