Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001

25 oktober 2001

Nr. DGL/DLB/01.421069

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 5, 8, eerste lid, 9 en 10, tweede lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. FNPT en FNPT(G): hetgeen daaronder in de Regeling kwalificatie STD's wordt verstaan;

b. gekwalificeerde opleidingsinstelling: gekwalificeerde opleidingsinstelling als bedoeld in de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001;

c. geregistreerde opleidingsinstelling: geregistreerde opleidingsinstelling als bedoeld in de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001;

d. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

e. MP typebevoegdverklaring: bevoegdverklaring voor een type luchtvaartuig, multi-pilot (Multi Pilot type rating);

f. SP-ME klassebevoegdverklaring: bevoegdverklaring voor de klasse luchtvaartuig, single pilot, meermotorig (Single Pilot Multi Engine class rating);

g. SP-SE klassebevoegdverklaring: bevoegdverklaring voor de klasse luchtvaartuig, single pilot, eenmotorig (Single Pilot Single Engine class rating);

h. SP typebevoegdverklaring: bevoegdverklaring voor een type luchtvaartuig, single pilot (Single Pilot type rating).

2. In deze regeling wordt met de volgende toevoegingen bedoeld:

a. A: de categorie vliegtuigen (Aircraft);

b. E: boordwerktuigkundige (Cockpit Flight Engineer);

c. FB: de categorie vrije ballonnen (Free Balloons);

d. G: de categorie zweefvliegtuigen (Gliders);

e. H: de categorie helikopters (Helicopters).

Hoofdstuk 2. Procedurele en bijzondere bepalingen

Artikel 2

1. De artikelen 4 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en 7 van deze regeling zijn van overeenkomstige toepassing op de verlenging van bevoegdverklaringen.

2. Bij de aanvraag tot verlenging of hernieuwde afgifte na verlopen van een bevoegdverklaring is artikel 8, tweede lid, Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart van overeenkomstige toepassing.

3. Verwijzingen naar JAR-FCL in deze regeling hebben betrekking op de Nederlandstalige versie van JAR-FCL 1 of 2, dan wel de Engelstalige versie van JAR-FCL 4, zoals deze ter inzage liggen bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

4. Wijzigingen in de versies van JAR-FCL, bedoeld in het derde lid, worden in de Staatscourant bekendgemaakt en gelden met ingang van een, in die bekendmaking vervatte, door de minister vastgestelde datum.

5. De houder van een bewijs van bevoegdheid kan de minister verzoeken de bewijzen van bevoegdheid en de bevoegdverklaringen, afgegeven in een ander JAA-land, zoals bedoeld in de Regeling aanwijzing JAA-landen, in overeenstemming met JAR-FCL, te laten opnemen in een door de minister afgegeven bewijs van bevoegdheid voorzover:

a. aanvrager werkzaam is of zal worden of vaste woon- of verblijfplaats als bedoeld in JAR-FCL 1.070 in Nederland heeft of zal krijgen, en

b. aanvrager zorg draagt dat het JAA-land dat de betreffende bewijzen van bevoegdheid of bevoegdverklaringen heeft afgegeven, het deel van het persoonlijk dossier dat daarop betrekking heeft, aan de minister overdraagt.

Artikel 3

Voor zover ter voldoening van de ervaringseisen gebruik kan worden gemaakt van een FNPT als bedoeld in artikel 1 van de Regeling kwalificatie STD's met een bewijs van kwalificatie voor FNPT(G), kan dit tot ten hoogste:

a. voor PPL(A) en CPL(A): 5 uur;

b. voor IR(A): 20 uur.

Hoofdstuk 3. Bijzondere bevoegdverklaringen

Artikel 4

De vastgestelde bijzondere type- en klassebevoegdverklaringen voor vliegers in de categorieën vliegtuigen en helikopters, voor ballonvaarders en voor boordwerktuigkundigen zijn opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling.

Artikel 5

Aan houders van een RPL(G) kan een of meer van de volgende bijzondere bevoegdverklaringen naar werkzaamheden worden afgegeven:

a. slepen, zonder welke het niet is toegestaan op te treden als bestuurder van een zweefvliegtuig tijdens vluchten, waarbij het zweefvliegtuig door een vliegtuig wordt gesleept, en

b. lieren, zonder welke het niet is toegestaan op te treden als bestuurder van een zweefvliegtuig tijdens een lierstart.

Artikel 6

1. Een bijzondere type- of klassebevoegdverklaring wordt afgegeven onder de beperking dat de houder van de bevoegdverklaring die op een andere variant binnen die bevoegdverklaring, bedoeld in bijlage 5 bij deze regeling, gaat vliegen, voor zover vereist op grond van JAR-FCL 1.235(c), JAR-FCL 2.235 (c), respectievelijk JAR-FCL 4.235(c), een familiarisatie- of verschillencursus doet, die voldoet aan de eisen, bedoeld in JAR-OPS 1.950 en 1.980(b), respectievelijk JAR-OPS 3.950 en 3.980(b), opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

2. De familiarisatie- of verschillencursus, bedoeld in het eerste lid, wordt afgetekend in het logboek van de houder van de bevoegdverklaring door een daartoe bevoegde CRI, TRI, SFI of FI.

Artikel 7

De geldigheidsduur van bijzondere bevoegdverklaringen is voor:

a. MP of SP typebevoegdverklaring: 12 maanden;

b. SP-ME klassebevoegdverklaring: 12 maanden;

c. SP-SE klassebevoegdverklaring: 24 maanden;

d. de bevoegdverklaringen lieren en slepen: 24 maanden;

e. de bevoegdverklaringen heteluchtballonnen en gasballonnen: 24 maanden.

Hoofdstuk 4. Afgifte

§ 1 Bewijzen van bevoegdheid

Artikel 8 ATPL

1. De eisen voor afgifte van een ATPL(A), respectievelijk ATPL(H), zijn:

a. opleiding: met goed gevolg bij een gekwalificeerde opleidingsinstelling

1o. een ATP(A), respectievelijk ATP(H), geïntegreerde vliegopleiding binnen 12 tot 36 maanden, of

2o. een ATPL(A), respectievelijk ATPL(H), modulaire theorieopleiding binnen 18 maanden hebben afgerond;

b. kennis: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.285(b), respectievelijk 2.285(b);

c. bedrevenheid: de eisen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling, met betrekking tot een MP type bevoegdverklaring;

d. ervaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.280, respectievelijk 2.280, met dien verstande dat de wijze van toezicht van de gezagvoerder op de tweede bestuurder, bedoeld in JAR-FCL 1.280(a)(2), respectievelijk 2.280(a)(2), instemming van de minister behoeft;

e. de eisen voor afgifte van een MP typebevoegdverklaring, en

f. de aanvrager is houder van een CPL(A), respectievelijk CPL(H), een geldige bevoegdverklaring IR en heeft een opleiding voor MCC gevolgd.

2. De eisen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, voor afgifte van een ATPL(H) gelden niet voor de houder van een CPL(H) met een geldige bevoegdverklaring IR(H).

Artikel 9 CPL

De eisen voor afgifte van een CPL(A), respectievelijk CPL(H), zijn:

a. opleiding: met goed gevolg bij een gekwalificeerde opleidingsinstelling:

1o. een ATP(A), respectievelijk ATP(H), geïntegreerde vliegopleiding binnen 12 tot 36 maanden,

2o. een CPL/IR(A) geïntegreerde vliegopleiding binnen 9 tot 30 maanden,

3o. een CPL(A), respectievelijk CPL(H), geïntegreerde vliegopleiding binnen 9 tot 24 maanden, of

4o. een CPL(A), respectievelijk CPL(H), modulaire vliegopleiding waarvan het theoriegedeelte binnen 18 maanden en het praktijkgedeelte binnen 36 maanden vanaf de datum waarop de kandidaat (gedeeltelijk) is geslaagd voor het theoriegedeelte, is afgerond;

b. kennis: de eisen, bedoeld in JAR FCL 1.160(b) en (c), respectievelijk 2.160(b) en (c);

c. bedrevenheid: de eisen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling;

d. ervaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.155, respectievelijk 2.155, en

e. de eisen voor afgifte van een type- of klassebevoegdverklaring, respectievelijk een typebevoegdverklaring.

Artikel 10 PPL

De eisen voor afgifte van een PPL(A), respectievelijk PPL(H), zijn:

a. opleiding: met goed gevolg bij een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling een PPL(A), respectievelijk een PPL(H), vliegopleiding hebben gevolgd waarvan het gehele theorie-examen binnen 12 maanden is afgerond en het praktijkgedeelte is afgerond binnen 24 maanden vanaf de datum waarop de kandidaat is geslaagd voor het theoriegedeelte;

b. kennis: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.125(a), 1.130 en appendix 1 bij JAR-FCL 1.125, respectievelijk 2.125(a), 2.130 en appendix 1 bij JAR-FCL 2.125;

c. bedrevenheid: de eisen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling;

d. ervaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.120, respectievelijk 2.120, en

e. de eisen voor afgifte van een type- of klassebevoegdverklaring, respectievelijk een typebevoegdverklaring.

Artikel 11 RPL(A) en RPL(H)

De eisen voor afgifte van een RPL(A), respectievelijk RPL(H), zijn:

a. opleiding: met goed gevolg bij een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling een RPL(A) vliegopleiding, respectievelijk een RPL(H) vliegopleiding, hebben doorlopen, waarbij het gehele theorie-examen binnen 12 maanden is afgerond en het praktijkexamen is afgerond binnen 36 maanden vanaf de datum waarop de aanvrager is geslaagd voor het theoriegedeelte;

b. kennis: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.125(a), 1.130 en appendix 1 bij JAR-FCL 1.125, respectievelijk 2.125(a), 2.130 en appendix 1 bij JAR-FCL 2.125;

c. bedrevenheid: de eisen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling, aangetoond in een luchtvaartuig van de gewenste klasse, respectievelijk het gewenste type;

d. ervaring: ten minste 30 vlieguren tijdens de opleiding, waarbij voor de houder van een bewijs van bevoegdheid de totale vliegtijd in de hoedanigheid van gezagvoerder van een willekeurig ander luchtvaartuig mag worden meegeteld, met uitzondering van de solo-uren in het opleidingsprogramma, en

e. de eisen voor afgifte van een type- of klassebevoegdverklaring, respectievelijk een typebevoegdverklaring.

Artikel 12 RPL(G)

De eisen voor afgifte van een RPL(G) zijn:

a. kennis en bedrevenheid algemeen: met goed gevolg ten overstaan van een door de minister ingestelde examencommissie, bedoeld in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, de theorie- en praktijkexamens voor een RPL(G) hebben behaald, waarbij alle benodigde theorie- en praktijkcertificaten binnen een periode van 48 maanden zijn behaald;

b. kennis: de theoretische vakken, bedoeld in bijlage 7a bij deze regeling;

c. bedrevenheid: de kandidaat moet voldoende bedrevenheid bezitten in het zelfstandig besturen van een zweefvliegtuig in alle normale vliegtoestanden, aan te tonen tijdens het examen, bedoeld in bijlage 7a bij deze regeling, dat mag worden afgenomen wanneer de kandidaat voldoet aan de betreffende eisen inzake kennis en ervaring;

d. ervaring: de eisen, bedoeld in bijlage 7a bij deze regeling, en

e. de eisen voor afgifte van een bijzondere bevoegdverklaring lieren of slepen.

Artikel 13 RPL(FB)

De eisen voor afgifte van een RPL(FB) zijn:

a. kennis en bedrevenheid algemeen: met goed gevolg de theorie- en praktijkexamens voor een RPL(FB) hebben behaald, waarbij het gehele theorie-examen binnen 18 maanden is afgerond en het praktijkexamen is afgerond binnen 36 maanden vanaf de datum waarop de aanvrager is geslaagd voor het theoriegedeelte;

b. kennis: de theoretische vakken, bedoeld in bijlage 7b bij deze regeling;

c. bedrevenheid: de kandidaat moet voldoende bedrevenheid bezitten op de onderdelen, bedoeld in bijlage 7b bij deze regeling, aan te tonen tijdens een examen, dat mag worden afgenomen wanneer de kandidaat voldoet aan de betreffende eisen inzake kennis en ervaring;

d. ervaring: de eisen, bedoeld in bijlage 7b bij deze regeling, en

e. de eisen voor afgifte van een bijzondere klassebevoegdverklaring heteluchtballonnen of gasballonnen.

Artikel 14 CFEL

De eisen voor afgifte van een CFEL(A) zijn:

a. opleiding: met goed gevolg bij een gekwalificeerde opleidingsinstelling de opleiding voor de typebevoegdverklaring hebben doorlopen;

b. kennis: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 4.160;

c. bedrevenheid: de eisen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling, met betrekking tot een MP type bevoegdverklaring, en

d. ervaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 4.165.

§ 2 Algemene bevoegdverklaringen

Artikel 15 IR opleidingseisen

1. De aanvrager van een IR(A), respectievelijk een IR(H), heeft voldaan aan de toelatingseisen voor de opleiding, bedoeld in JAR-FCL 1.200, respectievelijk 2.200.

2. De aanvrager van een IR(A) heeft bij een gekwalificeerde opleidingsinstelling met goed gevolg doorlopen:

a. een CPL/IR(A) geïntegreerde vliegopleiding binnen 9 tot 30 maanden, of

b. een IR(A) modulaire vliegopleiding, waarvan het theoriegedeelte binnen 18 maanden en het praktijkgedeelte binnen 36 maanden vanaf de datum waarop de kandidaat (gedeeltelijk) is geslaagd voor het theoriegedeelte, is afgerond.

3. De aanvrager van een IR(H) heeft bij een gekwalificeerde opleidingsinstelling met goed gevolg een IR(H) modulaire vliegopleiding, waarvan het theoriegedeelte binnen 18 maanden en het praktijkgedeelte binnen 36 maanden vanaf de datum waarop de kandidaat (gedeeltelijk) is geslaagd voor het theoriegedeelte is afgerond, doorlopen.

Artikel 16 IR overige eisen

De eisen voor afgifte van een IR(A), respectievelijk IR(H), zijn:

a. kennis: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.195(b), respectievelijk 2.195(b);

b. bedrevenheid: de ter zake van IR(A), respectievelijk IR(H), gestelde eisen in bijlage 2 bij deze regeling; en

c. ervaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.190, respectievelijk 2.190.

Artikel 17 CSR

De eisen voor afgifte van een CSR(A), respectievelijk CSR(H), zijn:

a. kennis: de stabiliteit van het vliegtuig, respectievelijk de helikopter, het vliegen in turbulente lucht en in de nabijheid van de grond, de namen van de voornaamste in de landbouw gebruikte bestrijdingsmiddelen, de aan het werken met deze middelen verbonden gevaren en de voor de veiligheid van de bestuurder toe te passen maatregelen;

b. bedrevenheid: afhankelijk van de categorie vliegtuigen, respectievelijk helikopters, het besturen van een vliegtuig, respectievelijk helikopter, zowel met volle als met lege spuitstoftank, in de nabijheid van de grond tijdens één of meer vluchten volgens een door de examinator aangegeven grondtraject, en

c. ervaring: ten minste 300 vlieguren als eerste bestuurder van vliegtuigen, respectievelijk helikopters, met dien verstande dat, indien de aanvrager als houder van een PPL vluchten heeft uitgevoerd, de uren als enige bestuurder zijn gevlogen.

Artikel 18 RT

De eisen voor afgifte van een RT zijn:

a. met goed gevolg doorlopen van een opleiding voor RT bij een daartoe geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling;

b. kennis: de eisen gesteld in bijlage 3 bij deze regeling, en

c. bedrevenheid:

1o. voor RT met de beperking VFR-only, de eisen in bijlage 3 bij deze regeling;

2o. voor RT zonder beperking, de eisen in bijlage 3 bij deze regeling.

Artikel 19 Instructeursbevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) opleidingseisen

1. De aanvrager van een FI(A), respectievelijk FI(H), heeft voldaan aan de toelatingseisen voor de betreffende opleiding, bedoeld in JAR-FCL 1.335, respectievelijk 2.335.

2. De aanvrager van een FI heeft met goed gevolg een opleiding doorlopen bij een gekwalificeerde opleidingsinstelling.

3. De aanvrager van een TRI, CRI(A), IRI of SFI heeft met goed gevolg een opleiding doorlopen die voldoet aan de volgende eisen:

a. voor TRI(A), respectievelijk TRI(H), respectievelijk TRI(E): de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.365(a)(1) en 1.365(b)(2), 2.365(a) en 2.365(f)(2), respectievelijk 4.365(a)(1) en 4.365(b)(2);

b. voor CRI(A) voor ME bevoegdverklaringen: de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.380(a)(3), en voor SE bevoegdverklaringen: de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.380(b)(3);

c. voor IRI(A), respectievelijk IRI(H): de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.395(b), respectievelijk 2.395(b);

d. voor SFI(A), SFI(H), respectievelijk SFI(E): de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.410(a)(2) en (4) en 1.410(b)(1), 2.410(a)(2) en (4) en 2.410(b)(1), respectievelijk 4.410(a)(2) en (4) en 4.410(b)(1).

4. De aanvrager van een RFI(A), respectievelijk RFI(H), heeft voor toelating tot de opleiding voor RFI(A), respectievelijk RFI(H), aan de opleidingsinstelling aangetoond:

a. houder te zijn van een geldig vliegbewijs RPL(A), respectievelijk RPL(H), met RT;

b. te beschikken over kennis op CPL(A), respectievelijk CPL(H), niveau van de onderwerpen omschreven in bijlage 4a, respectievelijk bijlage 4b, bij deze regeling door met goed gevolg een theorie toelatingsexamen af te leggen;

c. te beschikken over praktische vaardigheden door met goed gevolg in de periode van zes maanden voorafgaand aan de start van de opleiding bij een RFI(A), respectievelijk RFI(H), een praktijk toelatingsexamen af te leggen, dat is gebaseerd op de eisen voor verlenging van een RPL(A), respectievelijk RPL(H), en

d. te beschikken over ten minste 150 uur ervaring als gezagvoerder van een luchtvaartuig, bestaande uit ten minste 30 uur als gezagvoerder op een luchtvaartuig van de klasse, respectievelijk het type, waarvoor de bevoegdverklaring wordt aangevraagd waarvan ten minste 5 uur in de zes maanden voorafgaand aan het praktijk toelatingsexamen en ten minste 20 uur als gezagvoerder tijdens overlandvluchten waarbij op ten minste vier verschillende luchtvaartterreinen is geland en gestart.

Artikel 20 Instructeursbevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) overige eisen

1. De eisen voor afgifte van een instructeursbevoegdverklaring in de categorie vliegtuigen, respectievelijk helikopters, zijn:

a. algemeen:

1o. voor FI(A), TRI(A), CRI(A) en IRI(A), respectievelijk TRI(E): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.310, respectievelijk 4.310;

2o. voor FI(H), TRI(H), IRI(H) en RFI(H): de eisen bedoeld in JAR-FCL 2.310;

3o. voor SFI(A), SFI(H), respectievelijk SFI(E): de eis, bedoeld in JAR-FCL 1.410(a)(1), 2.410(a)(1), respectievelijk 4.410(a)(1);

4o. voor RFI(A), respectievelijk RFI(H): de aanvrager is houder van het bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of kwalificatie waarvoor onderricht wordt gegeven, heeft als gezagvoerder van een vliegtuig van de betreffende klasse, respectievelijk helikopter van het betreffende type, ten minste 50 uur ervaring en is bevoegd als gezagvoerder van het luchtvaartuig op te treden tijdens het onderricht;

b. kennis:

1o. voor FI(A), respectievelijk FI(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.340, respectievelijk 2.340;

2o. voor TRI(A), TRI(H), respectievelijk TRI(E): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.365, 2.365, respectievelijk 4.365;

3o. voor CRI(A): de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.380;

4o. voor IRI(A), respectievelijk IRI(H): de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.395, respectievelijk 2.395;

5o. voor SFI(A), SFI(H), respectievelijk SFI(E): de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.410, 2.410, respectievelijk 4.410;

6o. voor RFI: een volledig afgeronde theorie-opleiding voor RFI voor de desbetreffende categorie bij een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling voor RFI;

c. bedrevenheid:

1o. voor FI(A), respectievelijk FI(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.345 en appendix 2 bij JAR-FCL 1.345, respectievelijk 2.345 en appendix 2 bij JAR-FCL 2.345;

2o. voor CRI(A): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.380(a)(4) en 1.380(b)(4);

3o. voor IRI(A), respectievelijk IRI(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.395(c), respectievelijk 2.395(c);

4o. voor SFI(A), SFI(H), respectievelijk SFI(E): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.410(a)(6), 2.410(a)(6), respectievelijk 4.410(a)(6);

5o. voor RFI(A), respectievelijk RFI(H): het praktijkexamen, dat voldoet aan de eisen gesteld in appendix 2 bij JAR-FCL 1.345, respectievelijk 2.345, komt bovenop het voorgeschreven minimum aantal opleidingsuren. Tijdens het praktijkexamen toont de aanvrager aan in staat te zijn een leerlingvlieger op te leiden voor een RPL, inclusief voor- en nabespreking van de vliegles en theorie, en

d. ervaring:

1o. voor TRI(A), TRI(H), respectievelijk TRI(E): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.365(a)(2)(3) en (4), 2.365(b)(c)(d)en (e), respectievelijk 4.365(a)(2)(3) en (4);

2o. voor CRI(A): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.380 (a)(1-3) en 1.380(b)(1-3);

3o. voor IRI(A), respectievelijk IRI(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.395(a), respectievelijk 2.395(a);

4o. voor SFI(A), SFI(H), respectievelijk SFI(E): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.410(a)(3), 2.410(a)(3), respectievelijk 4.410(a)(3);

5o. voor opheffing van de beperking, om geen verantwoordelijkheid te mogen dragen voor eerste solovluchten of eerste solo navigatievluchten, voor RFI(A), respectievelijk RFI(H): 100 uur vlieginstructie en ten minste 25 solovluchten beoordelen en een aanbeveling van de houder van een RFI(A), respectievelijk RFI(H), die als mentor optreedt;

6o. voor uitbreiding van de bevoegdheid van RFI(A), respectievelijk RFI(H), naar een andere klasse, respectievelijk naar een ander type, binnen de categorie: 50 vlieguren op een vliegtuig van de betreffende klasse, respectievelijk 15 vlieguren op een helikopter van het betreffende type, binnen 12 maanden voorafgaand aan de uitbreiding.

2. Voor uitbreiding van de bevoegdheden van de houder van een FI(A), respectievelijk FI(H), voldoet de houder aan de eisen gesteld in JAR-FCL 1.325(a) dan wel 1.330, respectievelijk 2.325(a) dan wel 2.330.

3. Voor uitbreiding van de bevoegdheden naar andere klassen of typen vliegtuigen van respectievelijk een TRI(A), een CRI(A) of een SFI(A) voldoet de houder aan de eisen gesteld in respectievelijk JAR-FCL 1.365(b), 1.380(c) of 1.410(b).

4. Voor uitbreiding van de bevoegdheden naar andere typen helikopters van respectievelijk een TRI(H) of een SFI(H) voldoet de houder aan de eisen gesteld in respectievelijk JAR-FCL 2.365(f) of 2.410(b).

5. Voor uitbreiding van de bevoegdheden van respectievelijk een TRI(E) of een SFI(E) naar andere typen voldoet de houder aan de eisen gesteld in respectievelijk JAR-FCL 4.365(b) of 4.410(b).

Artikel 21 RFI (G)

De eisen voor afgifte van de bevoegdverklaring RFI(G)A, RFI(G)B of RFI(G)C in een RPL(G) zijn:

a. kennis en bedrevenheid algemeen: met goed gevolg ten overstaan van een door de minister ingestelde examencommissie de theorie- en praktijkexamens voor een bevoegdverklaring RFI(G) in een RPL(G) hebben behaald, waarbij het praktijkexamen is afgerond binnen 36 maanden vanaf de datum waarop de aanvrager is geslaagd voor het theoriegedeelte;

b. kennis: de theoretische vakken, bedoeld in bijlage 8 bij deze regeling;

c. bedrevenheid: de kandidaat moet voldoende bedrevenheid bezitten op de onderdelen, bedoeld in bijlage 8 bij deze regeling, aan te tonen tijdens een examenvlucht, en

d. ervaring: de eisen, bedoeld in bijlage 8 bij deze regeling.

Artikel 22 Night qualification

De eisen voor afgifte van een night qualification zijn:

a. voor PPL(A), respectievelijk PPL(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.125(c), respectievelijk 2.125(c);

b. voor CPL(A), respectievelijk CPL(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.165(b), respectievelijk 2.165(b).

§ 3 Bijzondere bevoegdverklaringen onder te verdelen naar type, klasse en werkzaamheden

Artikel 23 Bijzondere bevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) toelatingseisen opleiding

De aanvrager van een MP typebevoegdverklaring in een bewijs van bevoegdheid voor vliegtuigen, voor helikopters, respectievelijk in een CFEL, heeft voldaan aan de toelatingseisen voor de opleiding, bedoeld in JAR-FCL 1.250, 2.250, respectievelijk 4.250.

Artikel 24 Bijzondere bevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) opleidingseisen

1. De aanvrager van een typebevoegdverklaring of een ME klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen, helikopters of voor boordwerktuigkundige heeft met goed gevolg een opleiding doorlopen bij een gekwalificeerde opleidingsinstelling.

2. De aanvrager van een klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen, niet zijnde een ME klassebevoegdverklaring, heeft met goed gevolg een opleiding doorlopen bij een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling.

3. De aanvrager van een ME typebevoegdverklaring voor helikopters heeft met goed gevolg een opleiding doorlopen bij een gekwalificeerde opleidingsinstelling.

4. De aanvrager van een SE typebevoegdverklaring voor helikopters heeft met goed gevolg een opleiding doorlopen bij een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling.

Artikel 25 Bijzondere bevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) overige eisen

De eisen voor afgifte van een type- of klassebevoegdverklaring in een ATPL, CPL, PPL of CFEL zijn:

a. kennis:

1o. voor MP(A), MP(H), respectievelijk MP(E) typebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.261(a) en (d), 2.261(a) en (d), respectievelijk 4.261(a) en (d),

2o. voor SP(A), respectievelijk SP(H), typebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.261(a), respectievelijk 2.261(a),

3o. voor SP-ME klassebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.261(a),

4o. voor SP-SE klassebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.261(a),

b. bedrevenheid:

1o. voor MP(A), MP(H), respectievelijk MP(E) typebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling,

2o. voor SP(A) type- en klassebevoegdverklaringen, respectievelijk SP(H) typebevoegdverklaringen: de eisen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling,

c. ervaring:

1o. voor MP(A), MP(H), respectievelijk MP(E) typebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.261, 2.261, respectievelijk 4.261 en 4.262,

2o. voor SP-ME(A) typebevoegdverklaring, respectievelijk SP-ME(H) typebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.255, respectievelijk 2.255;

3o. voor SP-ME(A) klassebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.260.

Artikel 26 Bijzondere bevoegdverklaringen in RPL(A)/(H)

De eisen voor afgifte van een klassebevoegdverklaring in een RPL(A), respectievelijk typebevoegdverklaring in een RPL(H), zijn:

a. de opleiding voor de betreffende klasse, respectievelijk het betreffende type, met dien verstande dat degene die al in het bezit is van een klassebevoegdverklaring, respectievelijk typebevoegdverklaring, ten minste de in het opleidingsprogramma beschreven solo-ervaring moet opdoen, en

b. bedrevenheidseisen voor SP(A) klassebevoegdverklaring, respectievelijk SP(H) typebevoegdverklaring, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling, waarbij het examen wordt afgelegd op een luchtvaartuig van de klasse, respectievelijk het type, waarvoor de bevoegdverklaring wordt aangevraagd.

Artikel 27 Bijzondere bevoegdverklaringen in RPL(G)

De eisen voor afgifte van een bijzondere bevoegdverklaring in een RPL(G) zijn:

a. bedrevenheid:

1o. voor lieren: het praktijkexamen, bedoeld in bijlage 7a van deze regeling, uitgevoerd met behulp van lierstarts. Indien de kandidaat de bevoegdverklaring slepen in het bewijs van bevoegdheid RPL(G) heeft staan, kan worden volstaan met drie lierstarts, waarbij zich een examinator aan boord bevindt. Een kabelbreukoefening maakt deel uit van een van deze lierstarts;

2o. voor slepen: het praktijkexamen, bedoeld in bijlage 7a van deze regeling, uitgevoerd met behulp van sleepvluchten. Tijdens één van de sleepvluchten wordt een daalvlucht achter het sleepvliegtuig uitgevoerd vanaf een hoogte van tenminste 150 m. Daarbij wordt de gehele sleep tot vlak boven de grond gebracht zonder deze te raken. Daarna wordt de sleep voortgezet tot een hoogte van tenminste 500 m. Indien de kandidaat de bevoegdheid lieren in het bewijs van bevoegdheid RPL(G) heeft staan, kan worden volstaan met één vlucht als hierboven omschreven, en

b. ervaring:

1o. voor lieren: binnen 48 maanden voordat aan de bedrevenheidseisen is voldaan ten minste tien solo lierstarts hebben gemaakt onder toezicht van een RFI(G), waarbij ten minste de normale circuithoogte is bereikt;

2o. voor slepen: binnen 48 maanden voordat aan de bedrevenheidseisen is voldaan ten minste vijf solo vliegtuigsleepstarts hebben gemaakt onder toezicht van een RFI(G), waarbij de gezamenlijke sleeptijd ten minste 30 minuten bedraagt.

Artikel 28 Bijzondere bevoegdverklaringen in RPL(FB)

De eisen voor afgifte van een bijzondere klassebevoegdverklaring in een RPL(FB) zijn:

a. bedrevenheid: het met goed gevolg afleggen van het examen, bedoeld in artikel 13, onder c, van deze regeling op een vrije ballon van de klasse waarvoor een bevoegdverklaring wordt aangevraagd, en

b. ervaring: de eisen, bedoeld in bijlage 7b, onder c, bij deze regeling, waarbij gebruik is gemaakt van een vrije ballon in de klasse waarvoor een bevoegdverklaring wordt aangevraagd.

Hoofdstuk 5. Verlenging en hernieuwde afgifte na verlopen van bevoegdverklaringen

§ 1 Algemene bevoegdverklaringen

Artikel 29 IR verlenging

Een IR(A), respectievelijk IR(H), wordt slechts verlengd indien de aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.185(a) en (b), respectievelijk 2.185(a) en (b).

Artikel 30 IR hernieuwde afgifte

De eisen voor hernieuwde afgifte na verlopen van een IR(A), respectievelijk IR(H), zijn:

a. indien de geldigheid van de bevoegdverklaring ten hoogste 12 maanden is verlopen, de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.185(c), respectievelijk 2.185(c);

b. indien de geldigheid van de bevoegdverklaring langer dan 12 maanden is verlopen, de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.210, respectievelijk 2.210, of

c. indien de geldigheid van de bevoegdverklaring langer dan 36 maanden is verlopen, de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.195, respectievelijk 2.195.

Artikel 31 CSR verlenging

De eisen voor verlenging van een CSR zijn:

a. ervaring: in de 24 maanden voorafgaande aan de verlenging gedurende ten minste 12 uren de bevoegdheden van CSR hebben uitgeoefend, en

b. bedrevenheid: hebben voldaan aan de eisen, bedoeld in artikel 17, onderdeel b.

Artikel 32 CSR hernieuwde afgifte

Een CSR wordt slechts hernieuwd afgegeven na verlopen indien de aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 17, onderdeel a, alsmede artikel 31, onderdeel b.

Artikel 33 Instructeursbevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) verlenging

De eisen voor verlenging van een instructeursbevoegdverklaring in de categorie vliegtuigen, respectievelijk helikopters, zijn:

a. voor FI(A), respectievelijk FI(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.355(a), respectievelijk 2.355(a);

b. voor TRI(A), TRI(H), respectievelijk TRI(E): de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.370(a), 2.370(a), respectievelijk 4.370(a);

c. voor CRI(A): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.385(a);

d. voor IRI(A), respectievelijk IRI(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.400(a), respectievelijk 2.400(a);

e. voor SFI(A), SFI(H), respectievelijk SFI(E): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.415(a), 2.415(a), respectievelijk 4.415(a);

f. voor RFI(A) en RFI(H): de aanvrager voldoet aan ten minste twee van de volgende drie eisen:

1o. binnen drie jaar voorafgaande aan de verlenging heeft de houder ten minste 75 uur vlieginstructie gegeven op luchtvaartuigen in de betreffende categorie, waarvan ten minste 25 uur per type of klasse luchtvaartuig binnen de categorie en ten minste 25 uur in de 12 maanden voor afloop van de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring;

2o. deelname aan een opfriscursus voor RFI voor de betreffende categorie in de 12 maanden voor afloop van de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring; of

3o. met goed resultaat een proeve van bekwaamheid afleggen op een luchtvaartuig van de betreffende klasse of type, afgenomen door een RFIE, in de 12 maanden voor afloop van de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring.

Artikel 34 Instructeursbevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) hernieuwde afgifte

De eisen voor hernieuwde afgifte na verlopen van een instructeursbevoegdverklaring in de categorie vliegtuigen, respectievelijk helikopters, zijn:

a. voor FI(A), respectievelijk FI(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.355(b), respectievelijk 2.355(b);

b. voor TRI(A), TRI(H), respectievelijk TRI(E): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.370(b), 2.370(b), respectievelijk 4.370(b);

c. voor CRI(A): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.385(b), met dien verstande dat de herhalingstraining, bedoeld in dat artikel, instemming van de minister behoeft;

d. voor IRI(A), respectievelijk IRI(H): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.400(b), respectievelijk 2.400(b);

e. voor SFI(A), SFI(H), respectievelijk SFI(E): de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.415(b), 2.415(b), respectievelijk 4.415(b);

f. voor RFI(A) en RFI(H): de eisen, bedoeld in artikel 33, onderdeel f, onder 2 en 3, met dien verstande dat aan deze eisen is voldaan in de 12 maanden voorafgaand aan hernieuwde afgifte na verlopen van de bevoegdverklaring.

Artikel 35 RFI(G) verlenging

Om in aanmerking te komen voor verlenging van de bevoegdverklaring RFI(G)A, RFI(G)B of RFI(G)C in een RPL(G) heeft men binnen de geldigheidsduur van de betreffende bevoegdverklaring minimaal drie dagen per jaar dienst gedaan als RFI(G)A, RFI(G)B, respectievelijk RFI(G)C.

Artikel 36 RFI(G) hernieuwde afgifte

De eisen voor hernieuwde afgifte na verlopen van een bevoegdverklaring RFI(G)A, RFI(G)B of RFI(G)C in een RPL(G) zijn:

a. tot 12 maanden na de vervaldatum, indien men binnen deze 12 maanden minimaal drie dagen dienst heeft gedaan als RFI(G)A, RFI(G)B, respectievelijk RFI(G)C, terwijl de betreffende bevoegdverklaring nog geldig was: de eisen, bedoeld in artikel 35 van deze regeling, of

b. tot 36 maanden na de vervaldatum als onderdeel a niet van toepassing is: de eisen, bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van deze regeling.

§ 2 bijzondere bevoegdverklaringen

Artikel 37 Bijzondere bevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) verlenging

De eisen voor verlenging van een type- of klassebevoegdverklaring in een ATPL, CPL, PPL of CFEL zijn:

a. voor MP(A), MP(H), respectievelijk MP(E), typebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.245(b), 2.245(b), respectievelijk 4.245(b) en voor zover van toepassing bijlage 2 bij deze regeling;

b. voor SP(A), respectievelijk SP(H), typebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.245(b), respectievelijk 2.245(b), en voor zover van toepassing bijlage 2 bij deze regeling;

c. voor SP-ME(A) klassebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.245(b) en voor zover van toepassing bijlage 2 bij deze regeling;

d. Voor SP-SE klassebevoegdverklaring en TMG:

1. binnen drie maanden voor afloop van de geldigheidsduur met goed resultaat een proeve van bekwaamheid afleggen op een vliegtuig van de betreffende klasse, of

2. binnen 12 maanden voor afloop van de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring:

1o per klasse luchtvaartuig 12 vlieguren, waarvan ten minste 6 uur als gezagvoerder en waarbij ten minste 12 starts en 12 landingen zijn uitgevoerd, en

2o een trainingsvlucht van ten minste 1 uur met een FI dan wel een proeve van bekwaamheid of een praktijkexamen voor een klasse- of typebevoegdverklaring.

en voor zover van toepassing bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 38 Bijzondere bevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) hernieuwde afgifte

1. De eisen voor hernieuwde afgifte na verlopen van een SP-SE klassebevoegdverklaring in een ATPL, CPL of PPL zijn de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.245(e)(2).

2. De eisen voor hernieuwde afgifte na verlopen van de overige type- of klassebevoegdverklaringen in een ATPL, CPL of PPL voor vliegtuigen, helikopters, respectievelijk in een CFEL zijn:

1o. indien de geldigheid van de bevoegdverklaring ten hoogste 12 maanden is verlopen, de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.245(e)(1), 2.245(c), respectievelijk 4.245(c);

2o. indien de geldigheid van de bevoegdverklaring langer dan 12 maanden is verlopen, de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.262, 2.262, respectievelijk 4.262, of

3o. indien de geldigheid van de bevoegdverklaring langer dan 36 maanden is verlopen, de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.261, 2.261, respectievelijk 4.261.

Artikel 39 Bijzondere bevoegdverklaringen in RPL(A)/(H) verlenging

De eisen voor verlenging van een klassebevoegdverklaring in een RPL(A), respectievelijk een typebevoegdverklaring in een RPL(H), zijn:

a. binnen drie maanden voor afloop van de geldigheidsduur met goed resultaat een proeve van bekwaamheid afleggen op een luchtvaartuig van de betreffende klasse, respectievelijk van het betreffende type; of

b. binnen 12 maanden voor afloop van de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring:

1o. per klasse, respectievelijk type, luchtvaartuig 12 vlieguren, waarvan ten minste 6 uur als gezagvoerder en waarbij ten minste 12 starts en 12 landingen zijn uitgevoerd, en

2o. een trainingsvlucht van ten minste 1 uur met een RFI dan wel een proeve van bekwaamheid of een praktijkexamen voor een klasse-, respectievelijk typebevoegdverklaring.

Artikel 40 Bijzondere bevoegdverklaringen in RPL(A)/(H) hernieuwde afgifte

Een type of klassebevoegdverklaring in een RPL(A) of RPL(H) wordt slechts hernieuwd afgegeven na verlopen indien de aanvrager voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 26.

Artikel 41 Bijzondere bevoegdverklaringen in RPL(G)/(FB) verlenging

1. De eisen voor verlenging van een bijzondere bevoegdverklaring in een RPL(G) zijn:

a. voor lieren: hetzij 20 lierstarts per jaar, hetzij 3 zweefvlieguren per jaar waarbij minimaal 3 lierstarts zijn gemaakt, terwijl houders van een bewijs van bevoegdheid in de categorie vliegtuigen of helikopters met daarin tenminste een geldige type- of klassebevoegdverklaring kunnen volstaan met 10 lierstarts per jaar of 1,5 zweefvlieguren per jaar waarbij minimaal 3 lierstarts zijn gemaakt;

b. voor slepen: hetzij 20 sleepstarts per jaar, hetzij 3 zweefvlieguren per jaar waarbij minimaal 3 sleepstarts zijn gemaakt, terwijl houders van een bewijs van bevoegdheid in de categorie vliegtuigen of helikopters met daarin tenminste een geldige type- of klassebevoegdverklaring kunnen volstaan met 10 sleepstarts per jaar of 1,5 sleepvlieguren per jaar waarbij minimaal 3 sleepstarts zijn gemaakt; of

c. indien lieren en slepen beide in het bewijs van bevoegdheid staan: hetzij 20 lier- en/of sleepstarts per jaar, hetzij 3 zweefvlieguren per jaar, waarbij in beide gevallen minimaal 2 lierstarts en 2 sleepstarts zijn gemaakt, terwijl houders van een bewijs van bevoegdheid in de categorie vliegtuigen of helikopters met daarin tenminste een geldige type- of klassebevoegdverklaring kunnen volstaan met 10 starts per jaar of 1,5 zweefvlieguren per jaar waarbij minimaal 2 lierstarts en 2 sleepstarts zijn gemaakt.

2. De eis voor verlenging van een bijzondere klassebevoegdverklaring in een RPL(FB) is twee vaarten per jaar, ieder van tenminste 1 uur, als gezagvoerder binnen de betreffende klasse.

Artikel 42 Bijzondere bevoegdverklaringen in RPL(G)/(FB) hernieuwde afgifte.

1. De eisen voor hernieuwde afgifte na verlopen van een bijzondere bevoegdverklaring naar werkzaamheden in een RPL(G) zijn:

a. tot 12 maanden na de vervaldatum, indien men binnen deze 12 maanden aan de betreffende eisen, bedoeld in artikel 41, eerste lid, van deze regeling heeft voldaan terwijl de betreffende bevoegdverklaring nog geldig was: de eisen, bedoeld in artikel 41, eerste lid, van deze regeling, of

b. tot 36 maanden na de vervaldatum, als onderdeel a niet van toepassing is: de eisen, bedoeld in artikel 27, onder a, van deze regeling.

2. De eisen voor hernieuwde afgifte na verlopen van een bijzondere klassebevoegdverklaring in een RPL(FB) zijn:

a. tot 12 maanden na de vervaldatum, indien men binnen deze 12 maanden aan de betreffende eisen, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van deze regeling heeft voldaan terwijl de betreffende bevoegdverklaring nog geldig was: de eisen, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van deze regeling, of

b. tot 36 maanden na de vervaldatum, als onderdeel a niet van toepassing is: de eisen, bedoeld in artikel 28, onder a, van deze regeling.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 43

Houders van een bewijs van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor helikopters en de houders van een bewijs van bevoegdheid voor boordwerktuigkundige, afgegeven op grond van artikel 38 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, kunnen tot en met 3 maanden na inwerkingtreding van deze regeling bevoegdverklaringen verlengen op de wijze omschreven in de Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende vaststelling van de wijze van verlenging van de geldigheidsduur vliegbewijzen en bewijzen van bevoegdheid.

Artikel 44

Degene die voor 1 oktober 1999 aan een opleiding is begonnen voor een bewijs van bevoegdheid voor vliegtuigen of voor 1 oktober 2001 is begonnen aan een opleiding voor een bewijs van bevoegdheid voor helikopters of aan een opleiding voor een bewijs van bevoegdheid voor boordwerktuigkundige en deze afrondt overeenkomstig artikel 40 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, komt in aanmerking voor afgifte van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring op grond van artikel 38 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart indien hij voldoet aan:

a. voor kennis, de eisen gesteld in de Regeling kennis, bedrevenheid en ervaring voor bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen,

b. voor bedrevenheid, de eisen bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling, en

c. voor ervaring, de eisen bedoeld in bijlage 6 bij deze regeling.

Artikel 45

De door de minister krachtens de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden afgegeven bewijzen van bevoegdheid en de daarop aangetekende bevoegdverklaringen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling geldig zijn, worden gelijkgesteld met bewijzen van bevoegdheid of bevoegdverklaringen, afgegeven op grond van deze regeling.

Artikel 46

De Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden wordt ingetrokken.

Artikel 47

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2001 en werkt terug tot en met 1 oktober 2001.

Artikel 48

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,T. Netelenbos.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling dient ter uitvoering van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

De regeling vervangt de oorspronkelijke, op 1 oktober 1999 ingevoerde, Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden. Die regeling gaf regels met betrekking tot vliegers van vliegtuigen. De onderhavige regeling voegt hier regels met betrekking tot vliegers van helikopters, boordwerktuigkundigen, zweefvliegers en ballonvaarders aan toe.

Na de invoering per 1 oktober 1999 van het geheel vernieuwde brevet- en examenstelsel voor vliegers van vliegtuigen wordt per heden ook een geheel vernieuwd brevet- en examenstelsel voor helikoptervliegers en boordwerktuigkundigen ingevoerd. Voorts wordt het bestaande brevet- en examenstelsel voor zweefvliegers en ballonvaarders onder de Wet luchtvaart en het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart gebracht. Dit omdat de oorspronkelijke wettelijke basis voor deze stelsels per 1 oktober 2001 is komen te vervallen. Het zweefvliegersbewijs gaat RPL(G) heten, het ballonvaardersbewijs RPL(FB). Momenteel wordt overigens een geheel nieuw brevet- en examenstelsel voor zweefvliegers en ballonvaarders ontwikkeld. Dit stelsel zal echter naar verwachting niet voor 2003 worden ingevoerd.

In de onderhavige regeling zijn de bepalingen met betrekking tot vliegers van vliegtuigen ongewijzigd overgenomen uit de oorspronkelijke Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden. De bepalingen met betrekking tot helikoptervliegers en boordwerktuigkundigen zijn opgezet volgens dezelfde systematiek als, en gecombineerd weergegeven met, de bepalingen met betrekking tot vliegers van vliegtuigen die al golden vanaf 1 oktober 1999.

De in deze regeling ingevoerde bepalingen met betrekking tot zweefvliegers en ballonvaarders strekken ertoe, de voor zweefvliegers en ballonvaarders relevante bepalingen uit de per 1 oktober 2001 vervallen Regeling geldigheidsduur van de examens met betrekking tot de afgifte van bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen, Regeling eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen, Vrijstellingsregeling en Regeling vaststelling van de wijze van verlenging van de geldigheidsduur vliegbewijzen en bewijzen van bevoegdheid in een aantal aparte artikelen onder te brengen in de onderhavige Regeling.

In de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001 worden onder meer de eisen uit de Joint Aviation Requirements - Flight Crew Licensing, nader te noemen JAR-FCL, geïmplementeerd. Het gaat om eisen uit JARFCL 1 voor vliegers van vliegtuigen, uit JAR-FCL 2 voor helikoptervliegers en uit JAR-FCL 4 voor boordwerktuigkundigen. JAR-FCL heeft geen betrekking op zweefvliegers en ballonvaarders.

JAR-FCL ligt in de Nederlandse taal (in de Engelse taal voor wat betreft JAR-FCL 4)ter inzage bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Luchtvaart, Saturnusstraat 50, 2132 HB Hoofddorp (tel. 023 566 3000). Wijzigingen in JAR-FCL zullen bekend worden gemaakt in de Staatscourant en eveneens ter inzage worden gelegd. Verwijzingen in de regeling naar JAR-FCL hebben betrekking op de Nederlandstalige versie van JAR-FCL 1 en 2, dan wel de Engelse versie van JAR-FCL 4, zoals deze, op de hiervoor omschreven wijze, ter inzage liggen.

De bewijzen van bevoegdheid RPL(A) en RPL(H) voor de recreatieve vliegers van vliegtuigen en helikopters vallen niet onder JAR-FCL. Bij het ontwikkelen van de systematiek voor deze bewijzen van bevoegdheid is een afweging gemaakt tussen zelfregulering door de sector en de noodzaak tot overheidsbemoeienis uit oogpunt van veiligheid. Deze afweging heeft bijvoorbeeld geresulteerd in het nalaten een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring verplicht te stellen voor bepaalde takken van sport.

Onder het vorige brevet- en examenstelsel werd de onderhavige materie geregeld in een groot aantal verschillende ministeriële regelingen. Met het onderbrengen ervan in één regeling wordt beoogd de toegankelijkheid en de inzichtelijkheid te vergroten en de samenhang tussen de verschillende `brevethandelingen' zichtbaar te maken.

De eisen worden gespecificeerd naar `brevethandeling': afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte na verlopen. De term `hernieuwde afgifte' vervangt de term `wederafgifte'. Indien de geldigheidsduur van een bevoegdverklaring is verlopen, kan een bevoegdverklaring niet meer worden verlengd. De houder van een bewijs van bevoegdheid moet in dat geval hernieuwde afgifte na verlopen van de bevoegdverklaring aanvragen. Aan hernieuwde afgiftezijn andere eisen verbonden dan aan verlenging.

De inhoudelijke afgifte-eisen worden onderscheiden in eisen betreffende opleiding (voor vliegers van vliegtuigen en helikopters, alsmede voor boordwerktuigkundigen), kennis, bedrevenheid en ervaring. De inhoudelijke eisen zijn ingedeeld naar bewijzen van bevoegdheid, algemene bevoegdverklaringen en bijzondere bevoegdverklaringen.

Overigens is de regeling op een aantal punten redactioneel aangepast.

Zo is er een nieuw Hoofdstuk 3, waarin de verschillende bijzondere bevoegdverklaringen een duidelijke plaats hebben gekregen. Daarnaast zijn enerzijds afgifte-eisen, en anderzijds eisen voor verlenging en hernieuwde afgifte, nu gescheiden weergegeven, in de Hoofdstukken 4 en 5.

In de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 zijn eisen opgenomen op basis waarvan een opleidingsinstelling gekwalificeerd dan wel geregistreerd kan worden wordt. Deze eisen omvatten onder meer de onderdelen waaruit de specifieke opleidingen moeten bestaan. De in deze regeling opgenomen bepalingen ten aanzien van het volgen van een bepaalde opleiding bij een opleidingsinstelling houden tevens de verplichting in om de opleiding te volgen die aan de eisen uit de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 voldoet. Voor sommige opleidingstrajecten is vereist dat de kandidaat reeds vooraf aan bepaalde eisen voldoet. De opleidingsinstelling controleert of de kandidaat aan de toelatingseisen voldoet. Deze eisen zijn eveneens opgenomen in de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Bevoegdverklaringen worden verlengd voor de geldigheidsduur, bedoeld in de artikelen 4 Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en 7 van deze regeling. Bevoegdverklaringen worden uitsluitend op aanvraag verlengd of hernieuwd afgegeven.

Overigens worden bewijzen van bevoegdheid niet afgegeven voordat de vergoeding die hiervoor op basis van de Wet luchtvaart verschuldigd is, is voldaan.

Alle bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen die op grond van JAR-FCL zijn afgegeven, worden per categorie luchtvaartuigen, of voor boordwerktuigkundigen, op één brevetdocument weergegeven, afgegeven door het JAA-land waar de houder werkzaam is, of waar de houder ten minste 185 dagen aaneengesloten woonachtig is. Dit JAA-land onderhoudt het gehele dossier van de betreffende houder. Andere JAA-landen staan dit ene JAA-land het persoonlijk dossier af voor zover dat betrekking heeft op de bewijzen van bevoegdheid of de bevoegdverklaringen afgegeven in overeenstemming met JAR-FCL.

Artikel 7

De geldigheidsduur van de verschillende bevoegdverklaringen wordt zodanig basaal geacht dat deze in de regeling is opgenomen in plaats van te verwijzen naar de betreffende bepalingen in de JAR's.

De bevoegdverklaringen lieren en slepen zijn opnieuw vastgesteld, nu als bijzondere bevoegdverklaringen naar werkzaamheden een RPL(G). Aangezien de bevoegdverklaringen MZV en wolkenvliegen feitelijk al niet meer werden afgegeven, zijn deze niet gehandhaafd als bevoegdverklaringen in een RPL(G).

De mogelijke klassebevoegdverklaringen in een RPL(FB) zijn: heteluchtballonnen en gasballonnen. Hiermee wordt de situatie zoals die feitelijk al bestond onder de oude regelgeving gevolgd.

Artikel 8

Aanvragers van een ATPL(H) die in het bezit zijn van een CPL(H) met daarin een geldige bevoegdverklaring IR(H) voldoen reeds aan de kennis-eisen voor het ATPL(H) en behoeven derhalve niet te voldoen aan de kennis-eisen, bedoeld in JAR-FCL 2.285(b).

Artikel 11

De termijn die wordt gesteld aan de opleiding van het RPL(A) en (H) is 12 maanden langer dan de termijn die wordt gesteld aan de opleiding van het PPL(A) en (H). Op deze manier kunnen aanvragers van een PPL die niet binnen de termijn voor de opleiding van het PPL blijven, maar wel binnen de termijn van het RPL, in aanmerking komen voor afgifte van het RPL.

Artikel 12

In dit artikel zijn de afgifte-eisen voor het RPL(G) weergegeven. Deze eisen zijn zo veel mogelijk afgeleid van de eisen voor het voormalig zweefvliegbewijs. Een RPL(G) wordt enkel afgegeven in combinatie met de afgifte van een bijzondere bevoegdverklaring lieren of slepen (zie artikel 5). In het kader van de theorie- en praktijkexaminering is vooralsnog voor het RPL(G) een examencommissie gehandhaafd. Een en ander wordt nader uitgewerkt in het Examenreglement voor RPL(G).

Artikel 13

In dit artikel zijn de afgifte-eisen voor het RPL(FB) weergegeven. Deze eisen zijn inhoudelijk zo veel mogelijk afgeleid van de eisen voor het voormalig ballonvaardersbewijs. De theorie-eisen voor het RPL(FB) zijn inhoudelijk gelijkwaardig aan die voor het voormalig ballonvaardersbewijs. Een RPL(FB) wordt alleen afgegeven in combinatie met de afgifte van een klassebevoegdverklaring (zie artikel 4).

De theorie-examinering geschiedt niet meer door een examencommissie, maar door de minister. Het theorie-examen voor RPL(FB) wordt gevormd door vier vakken, behorend tot het theorie-examen voor PPL/RPL(A), aangevuld met het een vak Ballonvaren/Materialen. Het praktijkexamen dient te worden afgelegd ten overstaan van een examinator, die reeds onder de voor 1 oktober 2001 geldende regelgeving bevoegd was. De exameneisen voor het RPL(FB) worden nader uitgewerkt in het Examenreglement voor luchtvarenden 2001.

Artikel 17

Voor verlenging van de CSR moet de aanvrager door middel van het afleggen van een proeve van bekwaamheid aantonen, naast de ervaringseisen, te voldoen aan de bedrevenheidseisen.

Artikel 21

In dit artikel zijn de afgifte-eisen voor de bevoegdverklaring RFI(G) weergegeven. Deze eisen zijn zo veel mogelijk afgeleid van de eisen voor de bevoegdverklaring vliegonderricht in het voormalig zweefvliegbewijs. Wel zijn de theorie-eisen voor wat betreft het vak Voorschriften aangepast aan de huidige regelgeving.

Artikel 27

De eisen voor de afgifte van een bijzondere bevoegdverklaring lieren of slepen in een RPL(G) zijn inhoudelijk gelijk aan de eisen, zoals die bestonden onder de voor 1 oktober 2001 geldende regelgeving.

Het examen, bedoeld onder a, dient te worden afgelegd ten overstaan van de Examencommissie voor RPL(G).

Artikel 28

Door middel van de hier vastgestelde eisen wordt veiliggesteld dat men ervaring en bedrevenheid opbouwt die is toegesneden op de klasse vrije ballon waarvoor men een klassebevoegdverklaring aanvraagt.

Artikel 36

Na 36 maanden zal men voor hernieuwde afgifte na verlopen van een bevoegdverklaring RFI(G)A, B of C weer moeten voldoen aan alle initiële afgifte-eisen, zoals bedoeld in artikel 21.

Artikel 41

De eisen voor verlenging van een bijzondere bevoegdverklaring lieren of slepen zijn inhoudelijk gelijk aan de eisen die al bestonden onder de voor 1 oktober 2001 geldende regelgeving.

Artikel 42

Na 36 maanden zal men voor hernieuwde afgifte na verlopen van een bijzondere bevoegdverklaring lieren of slepen weer moeten voldoen aan alle initiële afgifte-eisen, zoals bedoeld in artikel 27.

Artikel 43

Gedurende een overgangsperiode van een aantal maanden wordt houders van een nationaal bewijs van bevoegdheid de mogelijkheid geboden om bevoegdverklaringen te verlengen op basis van de eisen gesteld krachtens de Regeling Toezicht Luchtvaart.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos.

Naar boven