Tweede wijziging Reglement N.V. Service Centrum Grond

De directie van de N.V. Service Centrum Grond,

Gelet op artikel 22, eerste lid, van de Wet bodembescherming en de artikelen 4:4 en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluit:

I. Het Reglement van de N.V. Service Centrum Grond, vastgesteld op 16 juni 2000 en bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant van 27 juni 2000, en laatstelijk gewijzigd op 17 januari 2001 (Nederlandse Staatscourant van 30 januari 2001, nr. 21), wordt gewijzigd als volgt.

A.

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, worden aan artikel 1 vier onderdelen toegevoegd, die luiden als volgt:

e. asbesthoudende verontreinigde grond: grond waarvan is gebleken dat zij is verontreinigd met asbest tot boven de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond, bedoeld in artikel 6a, eerste lid;

f. VKB-protocol 1018: Protocol VKB-1018 `Monsterneming grond ten behoeve van partijkeuringen', versie 3, vastgesteld op 14 juni 2001;

g. aanvullende verklaring: een verklaring waarbij een op basis van een in situ beoordeling afgegeven verklaring op grond van ex situ gegevens van toepassing wordt verklaard op een grotere partij dan is aangegeven in die verklaring;

h. verlenging van een verklaring: het afgeven van een verklaring voor een partij waarvoor reeds eerder een verklaring is afgegeven, in het geval waarin de eerder afgegeven verklaring op grond van het tijdsverloop niet meer als geldig wordt aanvaard door de bevoegde instantie.

B.

In artikel 2 wordt `met inbegrip van § 5' vervangen door: met uitzondering van § 4a.

C.

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

1. Voor het indienen van een aanvraag om een advies wordt het formulier met toelichting vastgesteld, dat is opgenomen in bijlage 2 bij dit reglement.

2. Voor het indienen van een aanvraag om een verklaring voor verontreinigde grond wordt het formulier met toelichting vastgesteld, dat is opgenomen in bijlage 3 bij dit reglement.

D.

Artikel 5 komt te vervallen.

E.

Voor artikel 7 wordt een artikel toegevoegd, dat luidt:

Artikel 6b

Het besluit inzake het afgeven van een verklaring wordt genomen binnen vier weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

F.

Na artikel 7 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt als volgt.

§ 4a. Bepalingen met betrekking tot adviezen krachtens de Wet bodembescherming

Artikel 7a

Deze paragraaf is van toepassing op adviezen krachtens de Wet bodembescherming.

Artikel 7b

Voor het indelen van de te ontgraven grond in partijen worden de richtlijnen gehanteerd die zijn opgenomen in bijlage 4 bij dit reglement.

G.

Het opschrift van § 5 komt te luiden:

§ 5 Bepalingen met betrekking tot verklaringen inzake verontreinigde grond krachtens het Besluit stortverbod afvalstoffen en de Wet belastingen op milieugrondslag

H.

De artikelen 8 en 9 worden vervangen door zes artikelen, die luiden:

Artikel 8

Deze paragraaf is van toepassing op verklaringen voor verontreinigde grond krachtens het Besluit stortverbod afvalstoffen en de Wet belastingen op milieugrondslag, tenzij het asbesthoudende grond dan wel een aanvulling of een verlenging betreft.

Artikel 8a

De aanvraag dient betrekking te hebben op een ontgraven en in depot geplaatste partij.

Artikel 8b

1. De te beoordelen partij mag niet groter zijn dan 2000 ton.

2. De onderverdeling van een in depot geplaatste partij in partijen van ten hoogste 2000 ton dient te geschieden overeenkomstig paragraaf 6.1.2 van VKB-protocol 1018.

Artikel 8c

1. De partij moet in het depot zijn bemonsterd overeenkomstig:

a. VKB-protocol 1018, of

b. het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de monstername conform het schema voor de monsterneming ten behoeve van het handhavingsprotocol schone grond.

2. Bij gebruik van VKB-protocol 1018 moet ten aanzien van het nemen van grepen de strategie 2 maal 50 grepen zijn gevolgd, overeenkomstig hoofdstuk 6 van genoemd protocol, met uitzondering van paragraaf 6.1.2 onderdeel grote partijen of grote aantallen partijen, alsmede met uitzondering van de paragrafen 6.2.2, 6.2.3, 6.2.5 en 6.2.6.

Artikel 8d

De voorbehandeling en de analyse van de monsters moeten zijn uitgevoerd overeenkomstig het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de bewerking van monsters en het laboratoriumonderzoek.

Artikel 9

Bij de aanvraag worden de gegevens verstrekt die zijn aangegeven in bijlage 5 bij dit reglement.

I.

In artikel 10 vervallen de woorden `van verontreinigde grond'.

J.

Artikel 11 komt te vervallen.

K.

Na artikel 11 (oud) worden vier paragrafen ingevoegd, die luiden als volgt.

§ 5a Bepalingen met betrekking tot verklaringen inzake asbesthoudende verontreinigde grond

Artikel 11a

Deze paragraaf is van toepassing op verklaringen voor asbesthoudende verontreinigde grond krachtens het Besluit stortverbod afvalstoffen en de Wet belastingen op milieugrondslag, tenzij het een aanvulling of een verlenging betreft.

Artikel 11b

Artikel 7b is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11c

De partij moet zijn bemonsterd overeenkomstig o-NEN 5707 of NEN 5897.

Artikel 11d

1. Ten aanzien van het asbest moeten de voorbehandeling en de analyse van de monsters zijn uitgevoerd overeenkomstig o-NEN 5707 of NEN 5897.

2. Ten aanzien van andere contaminanten moeten de voorbehandeling en de analyse van de monsters zijn uitgevoerd overeenkomstig ISO/IEC 17025 danwel EN 45001.

Artikel 11e

Bij de aanvraag worden de gegevens verstrekt die zijn aangegeven in bijlage 6 bij dit reglement.

§ 5b Bepalingen met betrekking tot baggerspecieverklaringen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e

Artikel 11f

Deze paragraaf is van toepassing op baggerspecieverklaringen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e.

Artikel 11g

Bij de aanvraag wordt gebruik gemaakt van het formulier voor de aanvraag om een advies.

Artikel 11h

Bij de aanvraag worden de gegevens verstrekt die zijn aangegeven in bijlage 7 bij dit reglement.

§ 5c De aanvulling van verklaringen

Artikel 11i

Deze paragraaf is van toepassing op de aanvulling van verklaringen die berusten op een beoordeling in situ.

Artikel 11j

Een aanvullende verklaring kan worden aangevraagd indien de partij ex situ groter blijkt te zijn dan bij de in situ beoordeling was geraamd.

Artikel 11k

Bij de aanvraag behoeft geen gebruik te worden gemaakt van het vastgestelde formulier.

Artikel 11l

Bij de aanvraag worden de gegevens verstrekt die zijn aangegeven in bijlage 8 bij dit reglement.

Artikel 11m

Een aanvullende verklaring wordt alleen afgegeven indien:

a. het inderdaad dezelfde partij betreft, en

b. de samenstelling van de grotere partij blijkens de overgelegde gegevens gelijk is aan die van de oorspronkelijke partij.

§ 5d De verlenging van verklaringen

Artikel 11n

Deze paragraaf is van toepassing op de verlenging van verklaringen voor al dan niet asbesthoudende verontreinigde grond krachtens het Besluit stortverbod afvalstoffen en de Wet belastingen op milieugrondslag.

Artikel 11o

Bij de aanvraag behoeft geen gebruik te worden gemaakt van het vastgestelde formulier.

Artikel 11p

Bij de aanvraag worden de gegevens verstrekt die zijn aangegeven in bijlage 9 bij dit reglement.

Artikel 11q

Een verklaring wordt alleen verlengd indien de oorspronkelijke samenstelling van de partij blijkens de overgelegde gegevens niet is gewijzigd.

L.

Na artikel 14 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt als volgt.

§ 8a Overgangsbepalingen

Artikel 14a

Het Reglement zoals dat luidde tot 1 november 2001, blijft van toepassing op een aanvraag om een verklaring die:

a. een partij verontreinigde grond betreft die zal worden ontgraven in het kader van een geval van ernstige verontreiniging, ten aanzien waarvan gedeputeerde staten met het saneringsplan hebben ingestemd vóór 1 november 2001,

en

b. is ingediend vóór 1 juli 2002.

M.

De bijlagen worden gewijzigd als volgt.

1. De bijlagen 2 en 3 worden ingetrokken.

2. Toegevoegd worden de bij dit besluit gevoegde bijlagen 2 tot en met 9.

II. Deze wijziging treedt in werking met ingang van 1 november 2001.

Houten, 15 oktober 2001 .
De directie van het SCG.

Deze wijziging zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Deze wijziging is op 15 oktober 2001 goedgekeurd door de Raad van Commissarissen van de N.V. SCG en is op 15 oktober 2001 ter kennis gebracht van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Toelichting

1. Inleiding

De invoering van het stelsel van depotkeuringen voor verontreinigde grond

Op 1 november 2001 voert het SCG het systeem van depotkeuringen in voor de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond (exclusief asbesthoudende grond) in het kader van het Besluit stortverbod afvalstoffen (Bsa) en de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). In de voorafgaande periode is al op ruime schaal bekendheid gegeven aan dit systeem. Het systeem houdt in dat alleen partijen grond worden beoordeeld die al zijn ontgraven en in depot geplaatst. Tot dusverre voert het SCG zijn beoordeling vaak nog uit op basis van gegevens die zijn ontleend aan het bodemonderzoek. Die gegevens zijn niet alleen met een ander doel verzameld, maar betreffen ook de situatie in situ, dus vóór het ontgraven. Gebleken is dat zo'n in situ beoordeling onvoldoende betrouwbaar is voor de toepassing van het Bsa en de Wbm. In veel gevallen zou de beslissing anders zijn uitgevallen als de betrokken partij ex situ, dus na het ontgraven zou zijn gekeurd en beoordeeld. Het systeem van depotkeuringen zal daarom leiden tot een betere uitvoering van beide genoemde regelingen.

Baggerspecie

Vanaf 1 januari 2002 wordt het storten van reinigbare baggerspecie belast op grond van de Wbm. Vanaf die datum zal de reinigbaarheid van baggerspecie beoordeeld worden. Het stelsel van de depotkeuring is daarvoor echter niet bedoeld. Een ex situ beoordeling van baggerspecie is namelijk meestal niet uitvoerbaar.

Gevolgen voor de opbouw van het Reglement

Door de invoering van de depotkeuring voor verontreinigde grond ontstaat een wezenlijk onderscheid tussen de wijze van beoordeling door het SCG van de reinigbaarheid van verontreinigde grond in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) enerzijds en het Bsa en de Wbm anderzijds. In het kader van de Wbb vindt die beoordeling immers juist wel plaats vóór het ontgraven. Binnen de sfeer van het Bsa en de Wbm gaan de regels bovendien ook verschillen (grond, asbesthoudende grond, baggerspecie). Er ontstaat derhalve een geschakeerd geheel. Met het oog daarop verandert de indeling van het Reglement. Er komen meer paragrafen voor afzonderlijke situaties. In samenhang hiermee zijn ook paragrafen opgenomen inzake de aanvulling en verlenging van verklaringen.

De status van de bepalingen

De bepalingen inzake het te gebruiken formulier zijn gebaseerd op art. 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De overige regels gaan terug op art. 22 Wbb c.q. art. 4:81 van de Awb (beleidsregels).

Verdere aanpassing van het Reglement

Als het SCG zal worden aangewezen als de instelling die de beoordeling van de reinigbaarheid van baggerspecie uitvoert, zal het Reglement met het oog daarop opnieuw worden aangepast.

2. Paragraafs- en artikelsgewijs

§ 1 Algemeen

Artikel 1

Aan dit artikel worden vier begripsomschrijvingen toegevoegd.

Artikel 2

In de praktijk worden aan het SCG ook verklaringen gevraagd die op grond van het Bsa, de Wbm of de daarbij behorende verfijningswet niet nodig zijn. Daarop zijn de bepalingen van het Reglement van overeenkomstige toepassing, echter met uitzondering van specifieke bepalingen voor de advisering in het kader van de Wbb. Deze uitzondering is in het tweede lid van artikel 2 vastgelegd.

§ 2 Algemene bepalingen inzake de aanvraag

Artikel 3

Er is een onderscheid gemaakt tussen het formulier voor de aanvraag van een Wbb-advies en het formulier voor de aanvraag van een (Bsa- en Wbm-) verklaring voor grond. Vanaf 1 januari 2002 zal er ook een formulier komen voor de aanvraag van een verklaring voor baggerspecie. Bij elk formulier behoort een toelichting.

Elders in het Reglement worden enkele bijzondere bepalingen gegeven inzake het gebruik van de formulieren (art. 11g, 11k en 11o).

Artikel 5

De bepaling inzake het indelen van verontreinigde grond in partijen is verplaatst naar § 4a (art. 7b), omdat zij in principe alleen betrekking heeft op adviezen. Daarnaast geldt zij voor de aanvraag van een verklaring voor asbesthoudende grond (art. 11b).

§ 4 Algemene bepalingen inzake het advies en de verklaring

Artikel 6b

Dit artikel was tot dusverre in het Reglement opgenomen als art. 11. Het is verplaatst naar de algemene § 4 omdat het artikel geldt voor alle verklaringen.

§ 4a Bepalingen met betrekking tot adviezen krachtens de Wet bodembescherming

Algemeen; artikel 7a

§ 4a bevat de specifieke bepalingen voor Wbb-adviezen. Een bepaling over de aanvraaggegevens is niet opgenomen, aangezien dit onderwerp is geregeld in de ministeriële Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering 2000.

Artikel 7b

Dit artikel betreft het voorschrijven van richtlijnen voor het indelen van de verontreinigde grond in partijen. Tot dusverre was dat art. 5.

§ 5 Bepalingen met betrekking tot verklaringen inzake verontreinigde grond krachtens het Besluit stortverbod afvalstoffen en de Wet belastingen op milieugrondslag

Algemeen; artikel 8

§ 5 geldt voor verklaringen voor verontreinigde grond, voor zover het niet asbesthoudende grond of een aanvulling cq verlenging betreft. Asbesthoudende grond en aanvullingen/verlengingen komen aan de orde in § 5a respectievelijk § 5c en 5d. § 5 is ook van toepassing als niet is onderzocht of een partij asbesthoudend is. Dat volgt uit de definitie van `asbesthoudende verontreinigde grond'. Grond wordt ingevolge die definitie namelijk alleen als asbesthoudend aangemerkt als is gebleken dat zij asbest (tot boven bepaalde waarden) bevat. Voor deze constructie is gekozen omdat het niet altijd vereist is dat grond op asbest wordt onderzocht.

Artikel 8a

In het eerste lid van art. 8a is de essentie van het stelsel van de depotkeuringen vastgelegd.

Artikel 8b

Het eerste lid stelt de bovengrens op 2000 ton. Dat sluit aan bij het Bouwstoffenbesluit. Het tweede lid regelt de wijze van onderverdeling van een partij groter dan 2000 ton.

Artikel 8c

In dit artikel is de wijze van monsterneming vastgelegd. Er mag worden gekozen tussen protocol VKB-1018 en het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de monstername conform het schema voor de monsterneming ten behoeve van het handhavingsprotocol schone grond. Omdat protocol VKB-1018 een aantal strategieën kent voor het nemen van grepen, is in het tweede lid vastgelegd dat moet worden gekozen voor de strategie van 2 maal 50 grepen.

Artikel 8d

In dit artikel is de wijze van voorbehandeling en analyse van de monsters vastgelegd. Daarbij moet het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de bewerking van monsters en het laboratoriumonderzoek worden gevolgd.

Artikel 9

De bij de aanvraag over te leggen gegevens worden verkregen door middel van een depotkeuring.

§ 5a Bepalingen met betrekking tot verklaringen inzake asbesthoudende verontreinigde grond

Algemeen; artikel 11a

Voor asbesthoudende grond is de depotkeuring niet verplicht. Het Asbestverwijderingsbesluit verplicht saneerders namelijk om de partijen na ontgraving rechtstreeks af te voeren naar een vergunde bewerker of verwerker. Daarnaast zijn aan depotvorming bij asbesthoudende grond emissierisico's verbonden.

Wat wordt verstaan onder `asbesthoudende grond' is aangegeven in art. 1. Aangegeven is al dat het gaat om grond waarvan is gebleken dat er asbest inzit. Bovendien moet het asbest bepaalde waarden overschrijden.

In het Reglement wordt niet geregeld wanneer moet worden onderzocht of een partij asbest bevat. Dat wordt door andere instanties bepaald.

Hoewel asbesthoudende grond in situ wordt beoordeeld, dient toch gebruik te worden gemaakt van het formulier voor een verklaring. In dat formulier zal namelijk apart aandacht worden besteed aan asbesthoudende grond.

Een bepaling naar analogie van art. 10 is niet opgenomen omdat de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering 2000 geen waarden voor asbest bevat. In art. 6a is al bepaald dat bedoelde regeling wel geldt voor andere contaminanten.

Artikel 11b

Omdat asbesthoudende grond in situ wordt beoordeeld, zijn de richtlijnen voor de indeling van partijen van toepassing.

Artikel 11c

Dit artikel bevat de bemonsteringseisen. De genoemde normen zijn specifiek gericht op het in situ onderzoek van asbesthoudende grond Het staat de aanvrager vrij te kiezen uit een van de twee genoemde normen.

Artikel 11d

Ten aanzien van de voorbehandeling en de analyse van de monsters gelden verschillende eisen naar gelang het asbest of andere contaminanten betreft. Voor asbest gelden opnieuw beide genoemde normen. Voor andere contaminanten geldt dat moet worden voorbehandeld en geanalyseerd overeenkomstig ISO/IEC 17025 of EN 45001, dat wil zeggen conform Sterlab-procedures.

Artikel 11e

Naast informatie over het aanwezige asbest moeten gegevens worden overgelegd over de overige contaminanten en de fysische samenstelling.

§ 5b Bepalingen met betrekking tot baggerspecieverklaringen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e

Algemeen; artikel 11f

Tot 1 januari 2002 worden nog baggerspecieverklaringen afgegeven op grond van art. III van de `Verfijningswet'. Die verklaringen geven aan dat het baggerspecie betreft, maar doen geen uitspraak over de reinigbaarheid ervan. Vanaf 1 januari 2002 dient de reinigbaarheid van baggerspecie in het kader van de Wbm wel te worden beoordeeld.

Artikel 11g

Gebruik wordt gemaakt van het formulier voor het aanvragen van een advies. De beoordeling van de status van baggerspecie geschiedt namelijk op basis van in situ gegevens.

Artikel 11h

De gegevens dienen om de status van het materiaal (baggerspecie of niet) vast te stellen.

§ 5c De aanvulling van verklaringen

Algemeen; artikel 11i

Als een verklaring is gebaseerd op een beoordeling in situ, kan ex situ blijken dat de partij groter is dan in situ was geraamd. De Belastingdienst hanteert een marge van 10%, hetgeen wil zeggen dat de verklaring als geldig wordt aangemerkt, ook al is de hoeveelheid van de partij tot 10% groter dan in de verklaring is aangegeven. Bij overschrijding van deze 10% dient een nieuwe dan wel een aanvullende verklaring te worden aangevraagd. Indien de analyseresultaten representatief zijn voor de oorspronkelijke partij inclusief de aanvullende hoeveelheid kan een aanvullende verklaring worden aangevraagd. In het algemeen zal dat zich voordoen als de ontgraven grond een grotere dichtheid heeft dan in-situ was ingeschat.

§ 5c geeft regels voor de aanvullende verklaring.

Artikel 11j

Dit artikel legt vast dat het moet gaan om een verschil tussen de in situ raming en de werkelijke hoeveelheid ex situ.

Artikel 11k, 11l en 11m

Bij de aanvraag van een aanvulling behoeft het voorgeschreven formulier niet te worden gebruikt, omdat andere gegevens moeten worden overgelegd.

Bij de aanvraag dient te worden aangegeven dat de aanvraag betrekking heeft op een aanvulling. Daarmee geeft de aanvrager aan dat de grotere hoeveelheid afkomstig is van of behoort tot de oorspronkelijke bemonsterde partij. Het betreft hier dus niet een aanvullende ontgraving ten opzichte van de beoogde ontgraving. Een aanvullende verklaring wordt aldus alleen afgegeven indien het beoogd te ontgraven bodemvolume daadwerkelijk is afgegraven en dit niettemin heeft geresulteerd in een overschrijding van de oorspronkelijk geraamde hoeveelheid.

Een aanvullende verklaring wordt voorts alleen afgegeven als de grotere partij blijkens de verstrekte gegevens dezelfde samenstelling heeft als de oorspronkelijke partij. Is niet voldaan aan bovenstaande vereisten, dan dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend en zal betrokkene daarop worden gewezen.

§ 5d De verlenging van verklaringen

Algemeen; artikel 11n

De Belastingdienst hanteert richtlijnen voor de maximale ouderdom van een verklaring. Als er binnen 6 maanden geen begin is gemaakt met de stort van de partij, wordt een verklaring niet meer als geldig aangemerkt. Als er binnen die 6 maanden wel een begin is gemaakt met de stort, blijft de verklaring nadien nog 2 jaar geldig. Als de verklaring niet meer als geldig wordt aangemerkt, moet een nieuwe verklaring worden aangevraagd. Zo'n nieuwe aanvraag wordt in het Reglement aangemerkt als een aanvraag om een verlenging.

Artikel 11o en 11p

Bij de aanvraag van een verlenging behoeft het voorgeschreven formulier niet te worden gebruikt, omdat andere gegevens moeten worden overgelegd. Bij een verlenging gaat het vooral om het aangeven waarom de oorspronkelijke verklaring is verlopen en het aantonen dat de partij niet van samenstelling is veranderd.

Verder gelden enkele eisen die verschillen naar gelang van de situatie:

- de situatie waarin na 6 maanden nog niet is gestort, en

- de situatie waarin binnen 6 maanden wel een aanvang is gemaakt met de stort, maar

deze 2 jaar daarna nog niet is voltooid.

In het eerste geval is de oorspronkelijke verklaring nog in het bezit van de eerste houder, en dient zij te worden teruggegeven aan het SCG. In het tweede geval is de oorspronkelijke verklaring overgegaan in handen van de houder van de stortplaats, en kan zij niet meer worden teruggegeven. In het tweede geval dient wel te worden aangegeven hoeveel materiaal al is gestort, en hoeveel nog zal worden gestort, omdat de verlenging alleen wordt gegeven voor het nog niet gestorte gedeelte.

Artikel 11q

Indien ten onrechte een verlenging wordt aangevraagd, zal betrokkene daarop worden gewezen. In dat geval kan een nieuwe aanvraag worden ingediend.

§ 8a Overgangsbepalingen

Algemeen; artikel 14a

In § 8a (art. 14a) is de overgangsregeling bij de invoering van de depotkeuringen vastgelegd.

Een depotkeuring is niet vereist als de grond zal worden ontgraven bij een sanering waarvoor het saneringsplan is goedgekeurd vóór 1 november 2001 en de aanvraag om de verklaring is ingediend vóór 1 juli 2002.

Bijlage 2 en 3

Het tot dusverre gebruikte formulier met toelichting is in grote lijnen gehandhaafd voor de aanvraag om een advies (bijlage 2). Voor de aanvraag om een verklaring is een nieuw formulier met toelichting ingevoerd (bijlage 3).

Bijlage 4

De richtlijnen voor het indelen van partijen gelden alleen nog bij een adviesaanvraag en de aanvraag van een verklaring voor asbesthoudende grond.

Bijlagen 5 tot en met 9

Deze betreffen de aanvraaggegevens in verschillende situaties.

Bijlage 2

stcrt-2001-207-p19-SC31462-1.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-2.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-3.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-4.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-5.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-6.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-7.gif

Bijlage 3

stcrt-2001-207-p19-SC31462-8.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-9.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-10.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-11.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-12.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-13.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-14.gif

Behorend bij toelichting bijlage 2 en 3

stcrt-2001-207-p19-SC31462-15.gifstcrt-2001-207-p19-SC31462-16.gif

Bijlage 4

Indelen in partijen

Versie oktober 2001 (RF25)

Om een zo doelmatig mogelijke verwerking te realiseren is het van belang dat, indien relevant, voorafgaand aan de aanvraag in het kader van de Wbb een partij-indeling wordt gemaakt. Een project dient u zodanig in partijen in te delen dat elke partij (binnen bepaalde marges) redelijk homogeen is zowel voor wat betreft grondsoort als verontreinigingen, rekening houdend met de verwerkingsmogelijkheden. De wijze van indelen kan in sterke mate de kosten van verwerken beïnvloeden. Hoe beter de indeling, hoe goedkoper de verwerking. Als handleiding is het navolgende opgesteld hetgeen tevens fungeert als aanvulling op de Toelichting formulier aanvraag advies cq. verklaring (in geval van asbesthoudende grond).

Voor de indeling geldt dat deze niet alleen theoretisch, maar ook praktisch uitvoerbaar moet zijn. Voorwaarden tijdens de sanering hiervoor zijn veelal:

- milieukundige begeleiding;

- depotvorming (op of nabij de locatie);

- en aanvullende bemonstering.

Grote projecten

Voor grote projecten raden wij u aan om voorafgaand aan de aanvraag over de wijze van indelen in overleg te treden met het SCG.

Homogene eenheden

De locatie dient u in te delen in homogene eenheden: de partijen. Bij de indeling van partijen dient u achtereenvolgens rekening te houden met:

1 grondsoort

2 verontreinigingsgraad:

a. categorieën;

b. zware metalen;

c. overige verontreinigingen.

Daarnaast is het zinvol om rekening te houden met gevaarlijk en niet-gevaarlijk afval (Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen, na 1 januari 2002 de Europese lijst van gevaarlijke afvalstoffen).

1. Indelen op grondsoort

Te onderscheiden bodemlagen/grondsoorten geven meestal een verschil in aard en mate van verontreiniging en daarmee ook een verschil in verwerkingsmogelijkheden. De hoeveelheid fijne delen van de grond is met name van belang voor het bepalen van de reinigingskosten en de keuze van de reinigingstechnieken. Voor hergebruik is de fysische samenstelling van de grond evenwel ook van belang.

Minder dan 20% fijne delen (fractie < 32 tot 63 (µm)

Des te minder fijne delen de grond bevat des te minder residu ontstaat bij natte of `extractieve' reiniging. Grond met minder dan 20% aan fijne delen is in het algemeen nat reinigbaar. Zwak siltig, matig siltig en kleiig zand kan daarom vrijwel altijd nat worden gereinigd. De grondsoorten sterk siltig zand, uiterst siltig zand en sterk tot zwak zandige klei zijn mogelijk nat reinigbaar.

Meer dan 20% fijne delen (fractie < 32 tot 63 (µm)

Natte reiniging van grond met meer dan 20% aan fijne delen is over het algemeen minder doelmatig. Bij thermische reiniging is de hoeveelheid fijne delen in mindere mate van belang; deze is wel bepalend voor de doorvoersnelheid in de installatie en in samenhang met het vochtgehalte de belangrijkste kostenfactor.

Bijmengingen

De aanwezigheid van puin en/of afval kan de kosten en/of het resultaat van de reiniging beïnvloeden. In veel gevallen verdient het daarom aanbeveling om puin en afval op de locatie af te zeven op maximaal 32 mm. Als afzeven niet mogelijk is, dan een indeling maken van partijen mèt en partijen zonder puin en/of afval. Partijen met meer dan 50% bodemvreemd materiaal niet aanmelden.

2. Indelen op verontreinigingsgraad

a. Categorieën

Schone grond (< samenstellingswaarden schone grond uit bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit (Bsb)) is multifunctioneel toepasbaar. Categorie 1-grond is ongeïsoleerd toepasbaar. Categorie 2-grond is geïsoleerd toepasbaar. Alle overige grond dient te worden gereinigd of gestort. Voor de definities van schone grond, categorie 1-grond en categorie 2-grond zie de brochure `Indelen in categorieën'.

b. Zware metalen

Na de indeling op grondsoort en categorieën is voor de verontreinigde grond een indeling nodig op zware metaalgehalten om een beoordeling van de reinigingsmogelijkheden mogelijk te maken. Bij deze indeling spelen de samenstellingswaarden voor schone grond (bijlage 1 Bsb) en samenstellingswaarden voor herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb) een belangrijke rol.

De volgende partijen zijn te onderscheiden:

1. gehalte aan zware metalen onder de samenstellingswaarden schone grond (bijlage 1 Bsb);

2. gehalte aan zware metalen onder de samenstellingswaarden herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb);

3. gehalte aan zware metalen boven de samenstellingswaarden herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb).

c. Overige verontreinigingen

De verwerkingskosten van thermische reiniging nemen stapsgewijs toe voor olie, PAK/cyanide en chloorkoolwaterstoffen (CKW's). Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na de indeling op zware metalen) in partijen verontreinigd met alleen olie (PAK < 50mg/kg d.s., cyanide < 25mg/kg d.s., CKW's < 20mg/kg d.s.), partijen met PAK > 50mg/kg d.s. en/of cyanide > 25mg/kg d.s. (al dan niet met olie doch zonder CKW's > 20mg/kg d.s.) en partijen met CKW's > 20mg/kg d.s. (al dan niet met olie en/of PAK en/of cyanide); anders gelden voor de gehele partij de hoogste verwerkingskosten.

Voor natte reiniging nemen de reinigingskosten toe als de verontreinigingen meer dan een factor 5 boven de samenstellingswaarden herbruikbare grond (bijlage 2 Bsb) liggen. Daarom dient de verontreinigde grond te worden onderscheiden (na het indelen op zware metalen) in grond met verontreinigingen beneden 5 maal de samenstellingswaarde herbruikbare grond en grond met verontreinigingen boven 5 maal de samenstellingswaarde herbruikbare grond.

Indelen in catecorieën

Versie oktober 2001 (RF25)

Deze brochure is een aanvulling op de brochure `indelen in partijen' en geeft de definities van de verschillende categorieën grond.

Schone grond

Grond die geen van de samenstellingswaarden uit bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit (Bsb) overschrijdt. Deze grond is multifunctioneel toepasbaar.

In het kader van de Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit (Staatscourant 126; 1999) mogen in bepaalde gevallen enkele parameters de samenstellingswaarden uit bijlage 1 van het Bsb overschrijden.

Categorie 1-grond

Grond die:

1. de samenstellingswaarden uit bijlage 1 van het Bsb overschrijdt maar

2. geen van de samenstellingswaarden voor grond uit bijlage 2 van het Bsb overschrijdt en

3. op zodanige wijze kan worden gebruikt dat, ook indien geen isolatiemaatregelen worden genomen, geen van de immissiewaarden voor anorganische verontreinigingen wordt overschreden.

Categorie 2-grond

Grond die:

1. de samenstellingswaarden uit bijlage 1 van het Bsb overschrijdt maar

2. geen van de samenstellingswaarden voor grond uit bijlage 2 van het Bsb overschrijdt en

3. op zodanige wijze kan worden gebruikt dat, slechts indien isolatiemaatregelen worden genomen, geen van de immissiewaarden voor anorganische verontreinigingen wordt overschreden.

Ernstig verontreinigde grond

Grond die de interventiewaarden overschrijdt.

Niet ernstig verontreinigde grond, niet zijnde schone- of categorie 1 of 2 grond

Grond die niet behoort tot de categorieën schone grond, categorie 1-grond, categorie 2-grond of ernstig verontreinigde grond.

In figuur 1 is voor anorganische verontreinigingen de indeling in categorieën grafisch weergegeven. De immissiewaarde is in figuur 1 vervangen door een emissie ongeïsoleerd en een emissie geïsoleerd, zodat het onderscheid tussen categorie 1-grond en categorie 2-grond duidelijk wordt. In figuur 2 is voor organische verontreinigingen de indeling in categorieën grafisch weergegeven.

stcrt-2001-207-p19-SC31462-17.gif

Bijlage 5

Bij de aanvraag voor een verklaring van niet reinigbare grond te verstrekken gegevens

A Wettelijke basis van de adviesaanvraag

- Ingevolge welke wettelijke regeling de aanvraag wordt gedaan (Wet belastingen op milieugrondslag en/of Besluit stortverbod afvalstoffen)

B Gegevens saneerder

- Relatienummer van het SCG of:

- Naam, afdeling

- Adres, postcode, plaats

- Provincie

- Telefoon en faxnummers, e-mail adres

- Contactpersoon en toestelnummer

C Projectgegevens

- Projectnummer van het SCG of:

- Projectnaam

- Projectfinanciering door overheid of anders

- Projectcode met adres, postcode en plaats

- X- en Y- coördinaat

- Projectleider met telefoon en faxnummer en e-mail adres

- Overzicht van uitgevoerde in-situ bodemonderzoeken en partijkeuringen

- Een beschrijving van de historie van de locatie en het ontstaan van de verontreiniging op de locatie

- Een beschrijving van het uitgevoerde grondverzet op de locatie

- Toelichting

D Partijgegevens per depot van maximaal 2000 ton

- Depotnummer saneerder

- Geraamde hoeveelheid in ton en m3 inclusief onderbouwing

- Vermoedelijke afvoerdatum

- Percentage puin en afval

- Grondsoort met omschrijving (NEN 5104)

- Korrelverdeling van de minerale delen tot 2 mm (NEN 5753)

De bemonstering van de depots moet zijn uitgevoerd overeenkomstig het protocol VKB-1018 `Monsterneming grond ten behoeve van partijkeuringen' volgens de strategie 2 maal 50 grepen of conform het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor de monstername conform het schema voor de monsterneming ten behoeve van het handhavingsprotocol grond.

E Partijgegevens per geanalyseerd monster

- Gehalten aan vocht (NEN 5748), humus (NEN 5754), lutum (NEN 5753), CaCO3 (NEN 5757) en de pH (KCl) (NEN 5750)

- Verontreinigingen (gehalten in mg/kg d.s.) onder vermelding van de stof, de concentratie, de minimum en maximum concentraties, het aantal analyses en eventueel de uitloging. (diverse NEN's; zie AP04)

Het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04) voor voorbewerking van monsters en laboratoriumonderzoek is van toepassing op de bovenstaande partijgegevens.

F Bemonsteringsgegevens

- Kopie van het certificaat VKB-1018 van de monsternemende instantie

- Kopie van het monsternameplan

- Kopie van het monsternameformulier

- Plattegrond van de locatie met de ligging van de bemonsterde depots

- Eventueel aanwezige foto's van de bemonsterde depots

- Kopieën van de analysecertificaten van het laboratorium (AP04)

G Aanvullende gegevens

Op verzoek van het servicecentrum worden aanvullende gegevens verstrekt op voet van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht

Bijlage 6

Bij de aanvraag voor een verklaring van asbesthoudende niet reinigbare grond te verstrekken gegevens

A Wettelijke basis van de adviesaanvraag

- Ingevolge welke wettelijke regeling de aanvraag wordt gedaan (Wet belastingen op milieugrondslag en/of Besluit stortverbod afvalstoffen)

B Gegevens saneerder

- Relatienummer van het SCG of:

- Naam, afdeling

- Adres, postcode, plaats

- Provincie

- Telefoon en faxnummers, e-mail adres

- Contactpersoon en toestelnummer

C Projectgegevens

- Projectnummer van het SCG of:

- Projectnaam

- Projectfinanciering door overheid of anders

- Projectcode met adres, postcode en plaats

- X- en Y- coördinaat

- Projectleider met telefoon en faxnummer en e-mail adres

- Overzicht van uitgevoerde in-situ bodemonderzoeken en partijkeuringen

- Een beschrijving van de historie van de locatie en het ontstaan van de verontreiniging op de locatie

- Een beschrijving van het uitgevoerde grondverzet op de locatie

- Toelichting

D Partijgegevens

- Partijnummer saneerder

- Geraamde hoeveelheid in ton en m3 inclusief onderbouwing

- Vermoedelijke afvoerdatum

- Percentage puin en afval

- Grondsoort met omschrijving (NEN 5104)

- Korrelverdeling van de minerale delen tot 2 mm

- Gehalten aan vocht (NEN 5748), humus (NEN 5754), lutum (NEN 5753), CaCO3 (NEN 5757) en de pH (KCl) (NEN 5750)

- Verontreinigingen (gehalten in mg/kg d.s.) onder vermelding van de stof, de concentratie, de minimum en maximum concentraties, het aantal analyses en eventueel de uitloging.

- Asbestonderzoek inclusief de rapportage overeenkomstig NEN 5897 of o-NEN 5707.

E Aanvullende gegevens

Op verzoek van het servicecentrum worden aanvullende gegevens verstrekt op voet van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht

Bijlage 7

Bij de aanvraag voor een verklaring van baggerspecie te verstrekken gegevens

A Gegevens saneerder

- Relatienummer van het SCG of:

- Naam, afdeling

- Adres, postcode, plaats

- Provincie

- Telefoon en faxnummers, e-mail adres

- Contactpersoon en toestelnummer

B Projectgegevens

- Projectnummer van het SCG of:

- Projectnaam

- Projectfinanciering door overheid of anders

- Projectcode met adres, postcode en plaats

- X- en Y- coördinaat

- Projectleider met telefoon en faxnummer en e-mail adres

- Overzicht van uitgevoerde in-situ bodemonderzoeken en partijkeuringen

- Een beschrijving van de historie van de locatie en het ontstaan van de verontreiniging op de locatie

- Een beschrijving van het uitgevoerde grondverzet op de locatie

- Een kaart van het Wvo-gebied waaruit de partij vrijkomt

- Toelichting

C Partijgegevens

- Partijnummer saneerder

- Geraamde hoeveelheid in ton en m3 inclusief onderbouwing

- Vermoedelijke afvoerdatum

- Percentage puin en afval

- Korrelverdeling van de minerale delen tot 2 mm (NEN 5753)

- Gehalten aan vocht (NEN 5748), humus (NEN 5754), lutum (NEN 5753), CaCO3 (NEN 5757) en de pH (KCl) (NEN 5750)

- Verontreinigingen (gehalten in mg/kg d.s.) onder vermelding van de stof, de concentratie, de minimum en maximum concentraties en het aantal analyses.

D Aanvullende gegevens

Op verzoek van het servicecentrum worden aanvullende gegevens verstrekt op voet van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht

Bijlage 8

Bij de aanvraag voor een aanvulling te verstrekken gegevens

A Welke aanvraag wordt aangevuld

- Het kenmerk en de datum van de verklaring waarop de aanvulling betrekking heeft.

B Reden voor de aanvraag

- Een document waaruit blijkt dat de aanvullende aanvraag betrekking heeft op de oorspronkelijke partij.

- Een document waaruit blijkt dat het beoogd te ontgraven bodemvolume daadwerkelijk is ontgraven en heeft geresulteerd in een grotere hoeveelheid dan oorspronkelijk was geraamd.

C Beschrijving van activiteiten met de partij

- Een document waarin een overzicht wordt gegeven van activiteiten die hebben plaatsgevonden met de partij waaruit blijkt dat de samenstelling van de oorspronkelijke partij als gevolg van die activiteiten niet is gewijzigd.

D Aanvullende gegevens

Op verzoek van het servicecentrum worden aanvullende gegevens verstrekt op voet van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Bijlage 9

Bij de aanvraag voor een verlenging te verstrekken gegevens

A Welke verklaring te verlengen

- Het kenmerk en de datum van de verklaring waarop de verlenging betrekking heeft.

B Reden voor de aanvraag

- Een document waaruit blijkt dat de afgegeven verklaring haar geldigheid heeft verloren, met een overzicht van eventueel reeds afgevoerde en nog af te voeren hoeveelheden.

C Beschrijving van activiteiten met de partij

- Een document waarin een overzicht wordt gegeven van activiteiten die hebben plaatsgevonden met de partij waaruit blijkt dat de samenstelling van de oorspronkelijke partij als gevolg van die activiteiten niet is gewijzigd.

D Aanvullende gegevens

Op verzoek van het servicecentrum worden aanvullende gegevens verstrekt op voet van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Naar boven