Aanwijzing orgaandonatie bij niet-natuurlijke dood

Categorie: opsporing

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2001A001

Datum vaststelling: 04-09-2001

Datum inwerkingtreding: 15-10-2001

Geldigheidsduur: 15-10-2005

Publikatie in Stcrt.: 04-10-2001, nr. 192

Vervallen: brief orgaantransplantaties d.d. 21-08-1991

Relevante richtlijnen voor strafvordering: -

Wetsbepalingen: - Wet op de orgaandonatie d.d. 24-05-1996, Stb. 370, volledig van kracht geworden vanaf 1 september 1998. Gewijzigd bij de wetten van 19 november 1997, Stb. 600, 4 december 1997, Stb. 580 en 17 december 1997, Stb. 660.

- Artikel 76 van de Wet op de lijkbezorging (gewijzigd door de Wet op de orgaandonatie)

- Besluit tot vaststelling van het hersendoodprotocol d.d. 30 juni 1997, Stb. 306, met als bijlage het hersendoodprotocol.

Jurisprudentie:

dash; Bijlagen: 3

Achtergrond

De Wet op de orgaandonatie staat toe dat met vooraf verleende toestemming van de overledene of van nabestaanden organen na overlijden worden uitgenomen ten behoeve van transplantatie.

Onder bepaalde omstandigheden mag ingevolge art. 76, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging verwijdering van organen uit het lijk voor orgaandonatie niet plaatsvinden, of indien reeds aangevangen, niet worden voortgezet, dan met toestemming van de officier van justitie. Het gaat hierbij om de situatie dat geen sprake is van een natuurlijke dood. De bedoeling van deze bepalingen is dat moet worden voorkomen dat door lijkopening of het verwijderen van organen sporen van strafbare feiten worden uitgewist.

Samenvatting

In deze aanwijzing wordt de procedure beschreven die gevolgd dient te worden in de situatie dat door de overledene bij leven of na zijn dood door nabestaanden toestemming is gegeven voor het verwijderen van organen ten behoeve van transplantatie, terwijl, omdat niet van natuurlijke dood sprake kan zijn, de toestemming van de officier van justitie voor de verwijdering van organen is vereist.

Opsporing

1. De rol van de officier van justitie

Gelet op de wettelijke regeling heeft de officier van justitie geen algemene taak bij orgaantransplantatie. Alleen wanneer er tekenen of aanduidingen van een niet-natuurlijke dood aanwezig zijn of wanneer in verband met andere omstandigheden een niet-natuurlijke dood niet uitgesloten kan worden geacht, mag verwijdering van delen uit het lijk ten behoeve van transplantatie niet plaatsvinden dan met toestemming van de officier van justitie. De bedoeling van deze bepalingen is dat moet worden voorkomen dat door lijkopening of het verwijderen van organen sporen van strafbare feiten worden uitgewist.

Gezien het feit dat het verwijderen van organen voor transplantatie om medische redenen binnen zeer korte tijd na het overlijden van de patiënt moet plaatsvinden, zal het transplantatieteam de benodigde toestemming zo snel mogelijk willen hebben. Het overleg waarbij de toestemming van de officier van justitie wordt gevraagd zal dan ook in de regel telefonisch (en vaak 's nachts) plaatsvinden.

In de (zeldzame) gevallen dat het OM met deze materie te maken heeft, moet als volgt worden gehandeld. Indien sprake is van:

- ingetreden niet-natuurlijke dood of de waarschijnlijkheid dat dit zeer spoedig zal geschieden,

- de noodzaak van strafrechtelijke sectie, en

- verleende toestemming door de overledene of nabestaanden voor orgaandonatie,

voert de officier, al dan niet door tussenkomst van de politie of de gemeentelijk lijkschouwer, overleg met de transplantatiecoördinator en de patholoog anatoom.1 Dit overleg dient ertoe na te gaan of de mogelijkheid bestaat om organen voor transplantatiedoeleinden uit te nemen op zodanige wijze dat sporen die bij strafrechtelijke sectie eventueel kunnen worden aangetroffen niet worden uitgewist. Wanneer dit overleg niet tot overeenstemming leidt, beslist de officier van justitie.

Net als bij de afgifte van het verlof tot begraven, is de officier van justitie van de plaats van overlijden bevoegd.

Het is van belang dat de politie op de hoogte wordt gesteld van de te volgen procedure. Opdat de procedure zo snel mogelijk kan worden gevolgd, dienen politieambtenaren (bijvoorbeeld degenen die een sectie plegen te regelen) te beschikken over adresssen en modelverklaringen die in dit verband van belang zijn.

2. De verklaringen A en B

In geval van strafrechtelijke sectie, waarbij de officier van justitie, met inachtneming van het voorgaande, beslist dat tot uitneming van een of meer organen ten behoeve van orgaandonatie mag worden overgegaan, is de officier verplicht in tweevoud een verklaring model A op te maken. De arts die de betreffende organen verwijdert, is verplicht een verklaring model B op te maken.

Een exemplaar van de verklaring model A is bestemd voor de arts die de organen uitneemt. Het andere exemplaar kan indien nodig in het strafdossier worden gevoegd. De verklaring model B wordt tezamen met het stoffelijk overschot overgedragen aan de patholoog-anatoom die de gerechtelijke sectie verricht, en wordt aan het sectierapport toegevoegd.

Overgangsrecht

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.

1 De dienstdoende patholoog van de afdeling pathologie van het Nederlands Forensisch Instituut is - ook in het weekend - bereikbaar via telefoonnummer 070-4135353.

Bijlage 1

Belangrijke wettelijke bepalingen:

• Artikel 16 Wet op de orgaandonatie luidt:

Bij verwijdering van een orgaan uit een stoffelijk overschot geschiedt de lijkschouwing als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de lijkbezorging (Stb. 1991,131) niet door een arts die bij de verwijdering of de implantatie van het orgaan betrokken is.

• Artikel 17 wet op de orgaandonatie luidt:

Bij de aanwezigheid of het vermoeden van een niet natuurlijke dood mag een orgaan niet worden verwijderd voordat is gebleken dat de officier van justitie de in artikel 76, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging bedoelde toestemming verleent.

• Artikel 76 leden 1, 2 en 5 Wet op de lijkbezorging luiden:

Lid 1: Wanneer tekenen of aanduidingen van een niet-natuurlijke dood aanwezig zijn of wanneer in verband met andere omstandigheden een niet-natuurlijke dood niet uitgesloten geacht kan worden, mag het lijk niet worden vervoerd dan met verlof van de officier van justitie of een van zijn hulpofficieren.

Lid 2: In zodanig geval mag ontleding, conservering als bedoeld in artikel 71, eerste lid, sectie of verwijdering van organen uit het lijk voor orgaandonatie als bedoeld in de Wet op de orgaandonatie niet plaatsvinden, of indien reeds aangevangen, niet worden voortgezet, dan met toestemming van de officier van justitie.

Lid 5: Voor de toepassing van dit artikel wordt als bevoegde officier van justitie aangemerkt die van de plaats waar het lijk het eerst is aangetroffen

Bijlage 2

Model A (in tweevoud op te maken)

Toestemming als bedoeld in artikel 76 lid 2 van de Wet op de lijkbezorging.

Door mij ...............(naam officier van justitie), officier van justitie bij het arrondissementsrechtsparket te ............... (plaats parket) werd heden ............... (datum) toestemming verleend aan ............... (naam arts), als ............... (functie) verbonden aan het ............... ziekenhuis te ............... (plaats) om uit het lichaam van ...............(naam overledene) na vaststelling van de dood, organen te verwijderen ten behoeve van transplantatie. De toestemming is gegeven onder de voorwaarde dat genoemde arts de verklaring conform model B opmaakt.

Bijlage 3

stcrt-2001-192-p10-SC31161-1.gifstcrt-2001-192-p10-SC31161-2.gif
Naar boven