Regeling normrente en normbedrag spaarpremie vierde kwartaal 2001
14 september 2001
MJZ 2001103267
Centrale Directie Juridische Zaken Afdeling Wetgeving
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op artikel 26, derde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit;
Besluit:
§ 1. Normrente en normbedrag spaarpremie
Artikel 1
Het percentage van de normrente bedraagt, voorzover de datum van de acceptatie
van de offerte, bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Wet bevordering
eigenwoningbezit, is gelegen in het tijdvak van 1 oktober 2001 tot en met
31 december 2001: 6,6.
Artikel 2
Het normbedrag voor de spaarpremie bedraagt, voorzover de peildatum is
gelegen in het tijdvak van 1 oktober 2001 tot en met 31 december 2001: f 89.
§ 2. Slotbepalingen
Artikel 3
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2001.
Artikel 4
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling normrente en normbedrag spaarpremie
vierde kwartaal 2001.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 14 september 2001.
De Staatssecretaris van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.W. Remkes.
Toelichting
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit
(hierna: de wet) bepaalt dat het percentage van de normrente en, ingeval van
een spaarhypotheek, het normbedrag voor de per maand te bepalen spaarpremie
bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.
De normrente is een genormeerd maandbedrag aan rente over de hypothecaire
lening en wordt gebruikt om de hoogte van de eigenwoningbijdrage te bepalen.
Voor de bepaling van het percentage van de normrente, bedoeld in artikel
26, eerste lid, van de wet, is gekozen voor het middelen van de rentepercentages
van tien grote financiële instellingen voor een spaarhypotheek met een
rentevaste periode van 15 jaar, rekening houdend met de Nationale Hypotheek
Garantie en dit gemiddelde af te ronden op 0,1%, zulks om een handzame normrente
te kunnen hanteren.
Voor de situaties waarin sprake is van een spaarhypotheek wordt op grond
van artikel 26, tweede lid, van de wet tevens een normbedrag voor de spaarpremie
bij ministeriële regeling vastgesteld, uitgaande van een hypothecaire
lening van f 100.000. Het normbedrag voor de spaarpremie wordt uitsluitend
gebruikt voor de berekening van de compensatie voor een eventuele rentestijging
na de rentevaste periode van 15 jaar. Het normbedrag wordt bepaald door de
spaarpremies van tien grote financiële instellingen voor een spaarhypotheek
met een rentevaste periode van 15 jaar te middelen en het gemiddelde af te
ronden op hele guldens.
Deze regeling strekt ertoe om het percentage van de normrente, bedoeld
in artikel 26, eerste lid, van de wet, en het normbedrag, bedoeld in artikel
26, tweede lid, van de wet, vast te stellen per 1 oktober 2001. Er is voor
gekozen ieder kwartaal de normrente en het normbedrag aan te passen. Met tussentijdse
ontwikkelingen wordt dan geen rekening gehouden. Het voordeel van deze methode
is dat vooraf duidelijk is wanneer de normrente wordt gewijzigd. De financiers
kunnen hiermee bij de uitvoering van de wet rekening houden. Voorts is deze
methode eenvoudiger te onderhouden, omdat niet dagelijks de renteontwikkeling
dient te worden gevolgd. Voor ieder nieuw kwartaal worden het percentage van
de normrente en het normbedrag vastgesteld op basis van de gegevens die gelden
op de eerste (werk)dag van de laatste maand van het lopende kwartaal.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J.W. Remkes.