Aanvulling Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen

Maximale hoeveelheden ontplofbare stoffen aan boord van zeeschepen

De Minister van Verkeer en Waterstaat maakt bekend dat zij voornemens is om op basis van artikel 9 lid 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, in aanvulling op artikel 13 lid 1 van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ) nadere beleidsregels te publiceren voor het vervoer van ontplofbare stoffen aan boord van zeeschepen.

In artikel 13 lid 1 van het RVGZ worden de hoeveelheden ontplofbare stoffen genoemd welke maximaal zijn toegelaten aan boord van zeeschepen. Momenteel vindt een herijking plaats van de in dit artikel genoemde hoeveelheden. Daartoe wordt een onderzoek uitgevoerd, op basis van aspecten als classificatie, externe veiligheid en inspectieresultaten. Indien de uitkomsten van dit onderzoek aanleiding geven om vooruitlopend op een definitieve regeling in het RVGZ door middel van beleidsregels af te wijken van genoemde hoeveelheden, zullen deze regels zo spoedig mogelijk op de voorgeschreven wijze worden bekendgemaakt.

Tot het moment van publicatie van genoemde beleidsregels wordt, behoudens ontheffing, overschrijding van de in artikel 13 lid 1 van het RVGZ genoemde maximale hoeveelheden niet toegestaan.

Toelichting

Tot op heden werden binnen bepaalde marges afwijkingen toegestaan van de maximale hoeveelheden ontplofbare stoffen als bedoeld in artikel 13 lid 1 van het RVGZ, zonder dat daartoe formele ontheffingen werden afgegeven.

Deze maximale afwijkingen werden gebaseerd op classificatie van de ontplofbare stoffen in combinatie met de hoeveelheid netto explosieve massa.

Uit onder meer inspectieresultaten van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer, is gebleken dat zowel de classificatie van vuurwerk als de opgegeven hoeveelheden netto explosieve massa in een groot aantal gevallen onjuist is. Vastgesteld werd namelijk dat bij meer dan de helft van de gedurende de eerste zes maanden van 2001 geïnspecteerde containers vuurwerk in een onjuiste (lichtere) subklasse werd ingedeeld en dat de aangemelde hoeveelheden netto explosieve massa veelal geringer waren dan in werkelijkheid het geval bleek te zijn.

Mede om die reden heeft de Minister reeds in haar brief van 20 juni 2001 geadviseerd om vuurwerk ongeacht de door de afzender gehanteerde indeling, te behandelen als ontplofbare stoffen van de zwaarste subklasse (1.1).

Indien en voor zover overschrijding van de maximale hoeveelheden tot op heden binnen zekere marges werd geaccepteerd, acht de minister dit op basis van nieuwe inzichten niet langer gewenst.

Eventuele overschrijdingen van de maximale hoeveelheden dienen met ingang van de datum waarop deze bekendmaking in de Staatscourant wordt gepubliceerd in het belang van de veiligheid van geval tot geval te worden getoetst.

Vanaf dat moment gelden derhalve de hoeveelheden zoals genoemd in artikel 13 lid 1 van het RVGZ. Overschrijding van die hoeveelheden is uitsluitend mogelijk indien daartoe door of namens de Minister van Verkeer en Waterstaat een ontheffing is verleend.

Inlichtingen

Voor het verkrijgen van nadere inlichtingen kan men zich wenden tot het Vervoer Informatie Centrum van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer.(tel. 070-3052444).

Ontheffingen

Ontheffingen kunnen worden aangevraagd bij de Afdeling Gevaarlijke Stoffen en Advies van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer (tel. 070-3052444 , fax 070-3052424).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
De Inspecteur-generaal,
namens deze,
De Directeur Hoofdinspecteur Divisie Vervoer,
C.H.G.M. Dijkmans.

Naar boven