Wijziging Stimuleringsregeling breedtesport

16 augustus 2001

S/P&K-2203881

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 5 en 56 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid,

Besluit:

Artikel I

De Stimuleringsregeling breedtesport1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Boven artikel 1 wordt een opschrift ingevoegd, luidende: § 1. Algemeen.

B

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. breedtesportondersteuningsproject: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op duurzame versterking van de ondersteuning van gemeenten in een provincie op het gebied van de breedtesport.

C

Na artikel 1 wordt een opschrift ingevoegd, luidende: § 2. Uitkering aan gemeenten.

D

In artikel 6, derde lid, wordt de zinsnede `Met ingang van 2000' vervangen door: In 2000 tot en met 2007.

E

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de datum `31 december 2007' vervangen door: 31 december 2013.

2. Het tweede lid, alsmede de aanduiding `1.' voor het eerste lid vervallen.

F

Na artikel 9 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:

§ 3. Uitkering aan provincies

Artikel 9a

1. De minister kan aan een provincie éénmaal een meerjarige uitkering verlenen voor een breedtesportondersteuningsproject.

2. De aanvraag voor een meerjarige uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt conform bijlage 4 ingericht en in vijfvoud ingediend.

3. Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9b

Een meerjarige uitkering voor een breedtesportondersteuningsproject wordt slechts verstrekt, indien het breedtesportondersteuningsproject:

a. is afgestemd op het landelijk beleid ter versterking van de breedtesportimpuls;

b. bevordert dat zoveel mogelijk gemeenten in de provincie breedtesportprojecten gaan uitvoeren of blijven uitvoeren;

c. ondersteuning biedt aan gemeenten in de provincie bij de opzet en uitvoering van breedtesportprojecten;

d. is afgestemd op vraag en aanbod aan ondersteuning van gemeenten in de provincie;

e. voorziet in een systematische en duurzame versterking van het provinciale beleid ter ondersteuning van de breedtesport dat is afgestemd op ander voor de breedtesport relevant provinciaal beleid;

f. ten minste drie jaar duurt en uiterlijk 1 januari 2005 start.

Artikel 9c

1. De meerjarige uitkering voor een breedtesportondersteuningsproject bedraagt ten hoogste de helft van de totale kosten van het project, met als maximum een bedrag van f 250.000,- (€ 113.445,05) op jaarbasis. De uitkering wordt verleend voor een periode van ten hoogste zes jaar.

2. Na verlening van de meerjarige uitkering verstrekt de minister in maandelijks gelijke termijnen voorschotten tot ten hoogste f 250.000,- (€ 113.445,05) per kalenderjaar.

3. Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 9d

De minister kan voor het indienen van het verslag, bedoeld in artikel 48 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid, en de verantwoording en de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 50 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid, formulieren voorschrijven.

Artikel 9e

Tot en met 31 december 2001 bedraagt het in artikel 9c, eerste en tweede lid, genoemde bedrag f 250.000,- (€ 113.445,05).

G

Er wordt een bijlage toegevoegd, overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,M. Vliegenthart.

1 Stcrt. 1999, 229.

Toelichting

Algemeen

In het kader van het beleid inzake de versterking van de breedtesport (de beleidsbrief Breedtesportimpuls, het breedtesportbeleid van de rijksoverheid Kamerstukken II1998/99, 26 632, nr. 1) komen gemeenten in aanmerking voor een uitkering ten behoeve van initiatieven die bijdragen aan een duurzame verbetering van het lokale sportaanbod. Daartoe is in november 1999 de Stimuleringsregeling breedtesport tot stand gebracht. Tot nu toe hebben bijna 200 van de 500 gemeenten een aanvraag ingediend. Het blijkt dat met name gemeenten met minder dan 25.000 inwoners behoefte hebben aan ondersteuning bij het opzetten en uitvoeren van breedtesportprojecten. Om het bereik en het duurzame effect van de regeling te optimaliseren, is besloten een impuls te geven aan de ondersteuning van gemeenten. Volgens de Welzijnswet 1994 is het steunfunctiewerk een verantwoordelijkheid van de provincies. Ter stimulering van ondersteuningsactiviteiten wordt in de jaren 2001 tot en met 2013 een bedrag van f 18.000.000,- (€ 8.168.043,89) gereserveerd voor provincies. Vanwege de samenhang met de lokale breedtesportprojecten is ervoor gekozen de specifieke uitkering voor de ondersteuning door provincies op te nemen in de Stimuleringsregeling breedtesport. De onderhavige wijziging strekt daartoe.

De Stimuleringsregeling breedtesport is gebaseerd op het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid.

In overleg met het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en betrokken landelijke sportorganisaties is de financieringssystematiek bepaald. Een belangrijk onderdeel van de financieringssystematiek is de verdeling van de beschikbare middelen over de provincies: de maximale rijksbijdrage op jaarbasis is voor elke provincie even hoog.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (C en F)

In verband met het toevoegen van de uitkering aan provincies wordt de regeling voor de overzichtelijkheid onderverdeeld in een algemeen deel (§1), een deel specifiek gericht op gemeenten (§2), een deel gericht op provincies (§ 3) en een deel slotbepalingen (§4).

Onderdelen D en E

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de duur van de regeling duidelijker te formuleren. Er is geen inhoudelijke wijziging aangebracht. Gemeenten kunnen tot uiterlijk 1 april 2007 een aanvraag indienen voor een breedtesportproject. Aangezien een breedtesportproject ten laatste in 2008 van start kan gaan en maximaal zes jaar duurt, kunnen er tot en met 2013 (voorschotten op) uitkeringen worden verstrekt. Dit betekent dat de regeling pas op 31 december 2013 dient te vervallen in plaats van 31 december 2007. Na afloop van de projecten worden de uitkeringen op basis van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid vastgesteld met inachtneming van de Stimuleringsregeling breedtesport. Dat geldt ook voor projecten die in 2013 aflopen.

Onderdelen F en G

De provincies die willen deelnemen aan de Stimuleringsregeling breedtesport, dienen een aanvraag in. In de nieuw toegevoegde bijlage 4 is aangegeven hoe de aanvraag wordt ingericht. Wanneer de aanvraag niet voor honorering in aanmerking komt, wordt de provincie in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te passen. Voor de aanvragen voor gemeentelijke breedtesportprojecten is dat neergelegd in artikel 6, tweede lid, dat dan ook van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op aanvragen van provincies.

Een aanvraag voor een breedtesportondersteuningsproject bestaat onder meer uit een plan met een beschrijving van het project. Artikel 9b bevat een aantal criteria waaraan het project - ook blijkens de aanvraag - moet voldoen. Het project is gericht op het ontwikkelen van breedtesportprojecten bij gemeenten en/of op de uitvoering ervan. Het project is voor nog niet deelnemende gemeenten een stimulans om alsnog een beroep te doen op de Stimuleringsregeling breedtesport. Bovendien worden gemeenten die al wel deelnemen aan de regeling ondersteund bij de uitvoering van hun plannen. In de projectaanvraag moet duidelijk naar voren komen hoe dit wordt aangepakt. Daarbij dient vooral de aandacht uit te gaan naar kleine gemeenten die een beperkte personele capaciteit hebben om een breedtesportproject op te zetten en uit te voeren. Ook moet worden aangegeven hoe de betreffende gemeenten en lokale sportorganisaties betrokken zijn bij de opzet van de breedtesportprojecten en hoe ze dat blijven.

Het betreffende provinciale project dient afgestemd te zijn op het landelijk beleid ter versterking van de breedtesport, zoals dat is beschreven in de beleidsbrief Breedtesportimpuls, het breedtesportbeleid van de rijksoverheid.

Bij het project wordt ook rekening gehouden met de vraag van gemeenten naar ondersteuning en het al bestaande aanbod daarvan in de provincie. Met name wordt hier bedoeld de ondersteuning bij het opstellen van projectplannen en de uitvoering daarvan door organisaties als het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en het Nederlands Instituut voor lokale Sport en Recreatie (LC). Het provinciale project moet duidelijk iets toevoegen aan deze al bestaande initiatieven.

Na beëindiging van het project dient het provinciale beleid met betrekking tot ondersteuning van breedtesportprojecten voort te duren. Uit het projectplan moet blijken hoe de duurzaamheid ervan wordt gegarandeerd.

De provincies kunnen eenmalig een aanvraag gehonoreerd krijgen voor een breedtesportondersteuningsproject dat minimaal 3 jaar en maximaal 6 jaar duurt. Het project dient uiterlijk op 1 januari 2005 van start te gaan. Volgens artikel 43, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid geldt een aanvraagtermijn van 13 weken vóór de start van het project. Voor provincies is 1 oktober 2004 derhalve de laatste mogelijkheid om een aanvraag in te dienen. Tot en met die datum kunnen provincies hun aanvraag gedurende het gehele jaar indienen, mits dat uiterlijk 13 weken vóór aanvang van het project gebeurt.

Anders dan bij gemeentelijke breedtesportprojecten kunnen aanvraag van de uitkering, verlening van de uitkering en start van provinciale breedtesportondersteuningsprojecten in één en hetzelfde kalenderjaar plaats vinden.

Een provincie kan ten hoogste de helft van de totale kosten van het breedtesportondersteuningsproject uitgekeerd krijgen, met een jaarlijks maximum van f 250.000,- (€ 113.445,05). De provincie dient dus minimaal een zelfde bedrag aan het project bij te dragen als het Rijk. Indien het project een deel van het kalenderjaar beslaat, wordt de maximale uitkering voor dat kalenderjaar berekend naar rato van het aantal maanden waarin het project wordt uitgevoerd. Er zijn voldoende middelen beschikbaar zijn om alle provincies hun maximale uitkering te verstrekken. Onderlinge vergelijking van aanvragen zoals dat voor gemeentelijke breedtesportprojecten mogelijk is, is hier dan ook niet aan de orde.

Tot 1 januari 2002 wordt het bedrag van de uitkering in guldens uitgedrukt, daarna in euro's.

Indien een provincie al in aanmerking komt voor een uitkering in 2001, zal dat bedrag een deel van het jaarlijks maximum zijn, overeenkomstig het aantal maanden dat na honorering van het breedtesportondersteuningsproject nog resteert in 2001.

stcrt-2001-165-p12-SC30673-1.gifstcrt-2001-165-p12-SC30673-2.gif
Naar boven