Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging NMa

De directeur-generaal van de Neder-landse mededingingsautoriteit;

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 50, eerste lid, van de Mededingings-wet, artikel 59, eerste lid, van de Gaswet en artikel 18 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ,

Besluit: 01035074

§1. Organisatie

Artikel 1. De Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa) is, overeenkomstig het in de bijlage bij dit besluit opgenomen schema, samengesteld uit:

a. de directeur-generaal en de recht-streeks aan hem verbonden adviseurs en ondersteunende medewerkers;

b. de stafafdeling Strategie en Communicatie (SenC);

c. de directie Concurrentietoezicht (CT);

d. de directie Concentratiecontrole (CoCo);

e. de Juridische Dienst (JD);

f. de directie Intern Beleid en Beheer (IBB).

2. Tevens maakt de Dienst uitvoering en toezicht energie (DTe) overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 als kamer deel uit van de Nederlandse mededingingsautoriteit.

Artikel 2. De directeur Concurrentie-toezicht is tevens plaatsvervangend directeur-generaal.

Artikel 3. 1. De directeur-generaal voert over de algemene gang van zaken binnen de Nederlandse mededingingsautoriteit en de uitvoering van zijn daarop betrekking hebbende leidinggevende taken overleg in het directieteam NMa.

2. In het directieteam NMa hebben, naast de directeur-generaal als voorzitter, zitting de hoofden van de in artikel 1, eerste lid, onder b tot en met f, en tweede lid genoemde onderdelen. Het hoofd van de stafafdeling Strategie en Communicatie is secretaris van het directieteam NMa. Hij wordt als zodanig bijgestaan door de directiesecretaresse.

Artikel 4. De stafafdeling Strategie en Communicatie is met name belast met taken van initiërende en coördinerende aard inzake de positie en het functioneren van de Nederlandse mededingingsautoriteit en met de in- en externe communicatie.

Artikel 5. De directie Concurrentietoezicht is binnen het kader van de uitvoering van de Mededingingswet met name belast met de behandeling van aangelegenheden inzake kartels en economische machtsposities.

Artikel 6. De directie Concentratiecontrole is binnen het kader van de uitvoering van de Mededingingswet met name belast met de behandeling van aangelegenheden inzake concentraties van ondernemingen.

Artikel 7. De Dienst uitvoering en toezicht energie is belast met taken ter uitvoering van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.

Artikel 8. De Juridische Dienst is binnen het kader van de uitvoering van de Mededingingswet met name belast met de behandeling van aangelegenheden inzake de oplegging van sancties en de behandeling van bezwaren en beroepen. Hij behandelt tevens bezwaren en beroepen op het gebied van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en verricht juridische werkzaamheden van algemene aard ten behoeve van de gehele Nederlandse mededingingsautoriteit.

Artikel 9. De directie Intern Beleid en Beheer is belast met taken van personele, financiële, organisatorische en facilitaire aard ten behoeve van het goed functioneren van de Nederlandse mededingingsautoriteit met inachtneming van de daaraan bij of krachtens de wet gestelde eisen.

Artikel 10. De onderdelen van de Nederlandse mededingingsautoriteit verrichten hun taken, met inachtneming van de daaraan bij de wet gestelde grenzen, in onderlinge samenwerking en afstemming.

§2. Mandaat, volmacht en machtiging

Artikel 11. Aan de plaatsvervangend directeur-generaal wordt mandaat, ondervolmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden inzake de Mededingingswet, de Elektrici-teitswet 1998 en de Gaswet en voor alle andere aangelegenheden de Nederlandse mededingingsautoriteit betreffende.

Artikel 12. Aan de directeuren van de directies Concurrentietoezicht en Concentratiecontrole en van de Juridische Dienst en hun plaatsvervangers wordt mandaat verleend voor het nemen van besluiten op grond van de Mededingingswet, artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 19, eerste lid, van de Gaswet.

Artikel 13. Aan de directeur en de plaatsvervangend directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie wordt mandaat verleend voor het nemen van besluiten op grond van de Gaswet met uitzondering van artikel 19, eerste lid, van die wet.

Artikel 14. Aan de clustermanagers bij de directie Concurrentietoezicht en de Juridische Dienst wordt mandaat verleend voor het nemen van besluiten op grond van de Mededingingswet met betrekking tot aangelegenheden behorende tot het werkterrein van de betrokken directie of dienst.

Artikel 15. Aan de directeuren van de directies Concurrentietoezicht en Concentratiecontrole en van de Juridische Dienst en hun plaatsvervangers wordt mandaat verleend voor het nemen van besluiten op bezwaarschriften, gericht tegen besluiten op grond van de Mededingingswet, artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 19, eerste lid, van de Gaswet. Dit mandaat geldt niet indien het besluit waartegen het bezwaar is gericht, door de betrokkene zelf in mandaat is genomen.

Artikel 16. Aan de directeur van de Juridische Dienst en zijn plaatsvervanger wordt mandaat en ondermandaat verleend voor het nemen van besluiten op bezwaarschriften, gericht tegen besluiten op grond van de Elektriciteitswet, met uitzondering van artikel 51, en de Gaswet, met uitzondering van artikel 19, eerste lid.

Artikel 17. Aan de in de onderstaande tabel vermelde functionarissen en hun plaatsvervangers wordt ondervolmacht verleend tot het aangaan van financiële verplichtingen zoals benoemd in de tabel, voor zover deze per verplichting het in de tabel aangegeven bedrag niet te boven gaan, alsmede tot het nemen van beslissingen op verzoeken om betaling voortvloeiend uit eerder door hen aangegane verplichtingen, voor zover deze per betaling het aangegeven bedrag niet te boven gaan.

stcrt-2001-133-p36-SC30109-1.gif

Artikel 18. De ondertekening van stukken namens de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit vindt als volgt plaats:

De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit,

voor deze:

(handtekening)

(naam ondertekenaar)

(functie).

Artikel 19. Aan de medewerkers van de Nederlandse mededingingsautoriteit werkzaam bij de Juridische Dienst, met uitzondering van secretariële medewerkers, wordt machtiging verleend de directeur-generaal te vertegenwoordigen in gerechtelijke procedures.

Artikel 20. Aan de hoofden van de in artikel 1, eerste lid, onder b tot en met f, en tweede lid genoemde onderdelen, hun plaatsvervangers en de bij die onderdelen werkzame clustermanagers wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend voor het verlenen van vakantie, kort buitengewoon verlof en zwangerschaps- en bevallingsverlof aan hun medewerkers.

§3. Aanwijzing bevoegde ambtenaren

Artikel 21. Als ambtenaren als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Mededingingswet, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens die wet, worden aangewezen:

a. de medewerkers van de directie Concurrentietoezicht met uitzondering van de directeur;

b. de medewerkers van de directie Concentratiecontrole;

c. de medewerkers van de directie Intern Beleid en Beheer in het bijzonder belast met informatisering en automatisering.

Artikel 22. Als ambtenaren als bedoeld in artikel 59, eerste lid, van de Gaswet, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de aldaar bedoelde onderdelen van die wet, worden aangewezen de medewerkers van de Dienst uitvoering en toezicht energie.

§4. Slotbepalingen

Artikel 23. Het Besluit mandaat en volmacht Nederlandse mededingingsautoriteit 1999, het Besluit mandaat Gaswet, het Besluit ondermandaat NMa en het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Mededingingswet worden ingetrokken.

Artikel 24. Dit besluit zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 25. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit organisatie, mandaag, volmacht en machtiging NMa.

Den Haag, 5 juli 2001.
De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit
A. W. Kist.

Toelichting

Het Besluit mandaat en volmacht Nederlandse mededingingsautoriteit 1999 blijkt in de praktijk niet altijd tot het er mee beoogde resultaaat voor het efficiënt functioneren van de organisatie te leiden. Met name hebben zich enkele malen situaties voorgedaan waarbij, ondanks de in dat besluit vastgelegde mandaten en volmachten, de afdoening van zaken vertraging dreigde te ondervinden als gevolg van het niet aanwezig zijn van tot tekenen bevoegde functionarissen. Is dat reeds aanleiding om het stelsel van mandatering etc. te herzien, een tweede aanleiding daartoe is te vinden in de recente vaststelling door de Minister van Economische Zaken van een nieuw Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ. Dat besluit geeft voorhet gehele gezagsbereik van de Ministerie van Economische Zaken onder meer uitwerking aan de sinds 1–1–1998 in de Algemene wet bestuursrecht opgenomen bepalingen op het stuk van mandaat, volmacht en machtiging.

Het ligt in de rede en is op onderdelen zelfs noodzakelijk om de regeling inzake mandaat etc. voor de NMa op dat nieuwe besluit te doen aansluiten.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om, waar het gaat om de benaming van onderdelen en functionarissen, de terminologie af te stemmen op die van de onlangs vastgestelde nieuwe formatiebeschrijving van de NMa.

Het nieuwe besluit voor de NMa bevat — anders dan zijn voorganger — in de eerste paragraaf een weergave van de wijze waarop de NMa is georganiseerd. De samenstellende onderdelen van de organisatie met hun taken op hoofdlijnen zijn daarin omschreven. Aanhakend daarbij wordt in de volgende paragraaf geregeld wie krachtens mandaat, volmacht resp. machtiging bevoegd zijn tot het verrichten van bepaalde handelingen namens de Minister van Economische Zaken (ondermandaat of ondervolmacht) of de directeur-generaal van de NMa. Gelet op de hierboven gesignaleerde problement met het besluit uit 1999 is daarbij gekozen voor een enigszins ruimhartige toedeling van bevoegdheden aan leidinggevenden bij de diverse onderdelen. Hieraan ligt niet de vooropgezette bedoeling ten grondslag dat in de dagelijkse praktijk vaker dan tot nu toe het geval was besluiten in mandaat zullen worden genomen. Het gaat om het scheppen van een mogelijkheid `voor het geval dat'. In interne afspraken kan nader worden vastgesteld onder welke omstandigheden de betrokken functionarissen verondersteld worden die mogelijkheid ook daadwerkelijk te benutten. Anderzijds geldt ook met betrekking tot de in dit besluit geregelde mandaten dat — met instemming van de mandaatgever — zo nodig ondermandaat kan worden verleend op de voet van artikel 10:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Voor alle duidelijkheid zij er op gewezen dat dit besluit geen betrekking heeft op bevoegdheden uit hoofde van de Electriciteitswet 1998 en de Gaswet die door de wet zelf of door de Minister van Economische Zaken bij de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie zijn gelegd. Het eventueel verlenen van mandaat met betrekking daartoe is een zaak van genoemde directeur.

Naar boven