Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders

9 juli 2001

Nr. 5107255/801

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op artikel 94 juncto artikel 57, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet,

Besluit:

Artikel I

De verordening, bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, wordt als volgt vastgesteld.

Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders

Artikel 1 (algemeen)

De gerechtsdeurwaarder gedraagt zich zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.

Artikel 2 (onafhankelijkheid en onpartijdigheid)

De gerechtsdeurwaarder oefent zijn beroep zo uit dat zijn onafhankelijkheid en ambtelijke onpartijdigheid niet in gevaar komen.

Artikel 3 (beroepsuitoefening)

De gerechtsdeurwaarder oefent zijn beroep zodanig uit dat een goede vervulling van zijn ambtelijke verplichtingen gewaarborgd is.

Artikel 4 (organisatie)

De gerechtsdeurwaarder zorgt ervoor dat de inrichting en de organisatie van zijn kantoor voldoen aan de eisen van een goede praktijkuitoefening. Hij ziet er op toe dat zijn medewerkers over de bekwaamheid beschikken die is vereist voor het verrichten van de aan hen opgedragen werkzaamheden.

Artikel 5 (geheimhouding)

De gerechtsdeurwaarder verwerkt vertrouwelijke gegevens die in de uitoefening van zijn beroep te zijner kennis zijn gekomen, niet verder of anders, en aan die gegevens geeft hij niet verder of anders bekendheid, dan voor de zorgvuldige vervulling van zijn beroep wordt vereist en hem bij of krachtens de wet is toegestaan.

Artikel 6 (weigering opdracht; informatieplicht)

Indien de gerechtsdeurwaarder meent een aan hem verstrekte opdracht niet te kunnen uitvoeren stelt hij zijn opdrachtgever hiervan onverwijld in kennis.

Dit geldt ook in geval van onzekerheid of onduidelijkheid omtrent een opdracht.

Artikel 7 (teruggave opdracht)

Indien de gerechtsdeurwaarder voorziet dat hij een opdracht niet tijdig kan uitvoeren geeft hij deze zo spoedig mogelijk terug.

Artikel 8 (uitoefenen van druk)

De gerechtsdeurwaarder oefent geen druk uit door het aankondigen van maatregelen, welke hij niet uit hoofde van zijn opdracht, de wet en de hem verstrekte titel daadwerkelijk kan nemen.

Artikel 9 (correspondentie in rechte)

De gerechtsdeurwaarder is gerechtigd de door hem met de raadsman van de wederpartij gewisselde brieven in het geding te brengen, tenzij hij weet of moet begrijpen dat de inhoud daarvan een zo vertrouwelijk karakter draagt, dat toestemming ter zake van de raadsman van de wederpartij niet kan worden gemist.

Artikel 10 (financiële aangelegenheden)

De gerechtsdeurwaarder handelt nauwgezet en zorgvuldig in financiële aangelegenheden. Hij maakt geen onnodige kosten.

Artikel 11 (tarieven; proportionaliteit kosten)

De gerechtsdeurwaarder legt jegens de opdrachtgever vast welke tarieven hij hanteert. De gerechtsdeurwaarder informeert de opdrachtgever indien de kosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht - gelet op alle omstandigheden - onevenredig hoog dreigen te worden.

Artikel 12 (optreden gerechtsdeurwaarder)

Wanneer de gerechtsdeurwaarder zich presenteert doet hij dit zorgvuldig en in overeenstemming met de eisen van zijn beroep.

Artikel 13 (gefinancierde rechtsbijstand)

Indien de gerechtsdeurwaarder goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, wijst hij deze cliënt op de mogelijkheid daartoe.

Artikel 14 (bijhouden vakbekwaamheid)

De gerechtsdeurwaarder zorgt dat zijn vakkennis en praktische vaardigheid in overeenstemming blijven met de eisen die maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkelingen daaraan stellen.

Artikel 15

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 57, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet in werking treedt.

Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 9 juli 2001.
De Staatssecretaris van Justitie,N.A. Kaalsbeek.

Toelichting

Algemeen

Ingevolge artikel 93, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders (Stb. 2001, 70) op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet van rechtswege ontbonden en onder algemene titel opgevolgd door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet met een beperkte verordenende bevoegdheid. De KBvG heeft als taak de bevordering van een goede beroepsuitoefening door de leden en de bevordering van hun vakbekwaamheid. Ingevolge artikel 57, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet worden bij verordening beroeps- en gedragsregels van de leden van de KBvG vastgesteld. Ingevolge artikel 94 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan die voor de eerste maal als ministeriële regeling worden vastgesteld, voor zover deze op de datum van inwerkingtreding van dat artikel in werking dient te treden. De onderhavige regeling geeft uitvoering aan artikel 57, tweede lid, juncto artikel 94 van de Gerechtsdeurwaarderswet. De hier opgenomen gedragsregels gelden onverminderd verplichtingen en aansprakelijkheden die uit andere regelingen voortvloeien.

Alle in Nederland gevestigde gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders zijn lid van de KBvG. Het niet naleven van de beroeps- en gedragsregels heeft als gevolg dat de (waarnemend of toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarder aan tuchtrechtspraak is onderworpen. Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet is de gerechtsdeurwaarder aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder onderscheidenlijk kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

Artikel 1

De algemene gedragsnorm van artikel 1 betreft ook gedragingen van de gerechtsdeurwaarder buiten zijn beroepsuitoefening. Hij is een openbaar ambtenaar met bijzondere bevoegdheden zoals het treffen van dwangmaatregelen. Geen enkele twijfel mag rijzen, ook niet buiten werktijd, over de geschiktheid van de gerechtsdeurwaarder om zijn beroep uit te oefenen.

Artikel 2

De gerechtsdeurwaarder moet te allen tijde bedacht zijn op de situatie dat hij ten opzichte van zijn opdrachtgever niet meer de vrijheid en de onafhankelijkheid bezit om deugdelijk te adviseren en te representeren, waarbij ook de indruk die bij derden wordt gewekt een rol kan spelen. Een belangenverstrengeling door financiële of persoonlijke relaties kan de gewenste onafhankelijkheid in gevaar brengen. Gedacht kan worden aan het bekleden van bestuursfuncties bij een opdrachtgever, aan persoonlijke belangen bij het al dan niet slagen van een onderneming of aan nauwe persoonlijke of familiebanden met een opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder dient te vermijden dat zijn onpartijdigheid in gevaar komt doordat hij financieel teveel van één opdrachtgever afhankelijk wordt. Daarmee zou ook de continuïteit van zijn onderneming in gevaar kunnen komen.

Artikel 3

Omdat de gerechtsdeurwaarder ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet een ministerieplicht heeft, dient hij ervoor te zorgen dat hij in staat is daaraan te voldoen. Hij zal bij het accepteren van opdrachten voor niet-ambtelijke werkzaamheden rekening moeten houden met de capaciteit van zijn kantoor om te allen tijde ambtshandelingen te kunnen verrichten wanneer daarom wordt verzocht.

Artikel 4

Vakbekwaamheid van alle medewerkers op een gerechtsdeurwaarderskantoor is een voorwaarde voor een goede praktijkuitoefening. Bovendien is een goed georganiseerd kantoor met vakbekwame medewerkers bepalend voor de goede naam van de Nederlandse gerechtsdeurwaarder in het algemeen. Derden kunnen er zo op vertrouwen dat de publieke taak van de gerechtsdeurwaarder bij hem in goede handen is.

Artikel 5

Een gerechtsdeurwaarder heeft als bestuursorgaan een geheimhoudingsplicht, waarop beperkte uitzonderingen bestaan. Deze plicht vloeit ook voort uit artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin een geheimhoudingsplicht is opgenomen voor een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en die te maken krijgt met vertrouwelijke gegevens.

Uit hoofde van zijn ambtelijke taak heeft de gerechtsdeurwaarder toegang tot informatie die niet voor iedereen beschikbaar is. Het gaat hierbij met name om informatie uit de Gemeentelijke basis administratie persoonsgegevens (GBA) en om sofi-nummers. Deze informatie mag alleen worden gebruikt voor het (ambtelijke) doel waarvoor de gegevens zijn opgevraagd. Daarvoor is de bevoegdheid tot het opvragen immers verleend. Soms zal gebruik van deze gegevens in de pre-justitiële fase gerechtvaardigd zijn. Dit zal met name een rol spelen bij het afwegen van kosten en baten, omdat de gerechtsdeurwaarder het maken van onnodige kosten dient te vermijden teneinde de schuldenaar niet zwaarder te belasten dan noodzakelijk is. De gerechtsdeurwaarder zal hiertoe slechts na afweging van alle betrokken belangen mogen overgaan. Bij controle achteraf (zie artikel 9 van de administratieverordening voor gerechtsdeurwaarders) zou kunnen worden vastgesteld of een juiste afweging is gemaakt, bijvoorbeeld indien na relatief veel pre-justitiële activiteiten helemaal geen justitiële fase wordt bereikt.

Ook bij het vergaren van overige informatie dient de zorgvuldigheid in acht genomen te worden. Zo mag het sofi-nummer alleen worden gebruikt in de communicatie met instellingen die zelf bevoegd zijn tot gebruik van het sofi-nummer. Zo mag GBA-informatie niet aan derden worden verstrekt. Tenslotte mag de gerechtsdeurwaarder bij het opvragen van informatie bij een handelsinformatiebureau niet meer mededelingen verstrekken dan voor uitvoering van het verzoek nodig is. Het verstrekken van GBA-informatie of sofi-nummer is hierbij niet toegestaan.

Overigens brengt het zorgvuldigheidsbeginsel dat aan dit artikel ten grondslag ligt mee, dat de gerechtsdeurwaarder alleen met informatiebureaus in zee gaat die kunnen aantonen op rechtmatige wijze gegevens te verwerken.

Het zinsdeel `dan [...] hem bij of krachtens de wet is toegestaan' heeft met name betrekking op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Aan deze wet is ook de term `verwerkt' ontleend (artikel 1b Wbp): `elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingsteling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens'.

Artikel 6

Indien om welke reden dan ook de gerechtsdeurwaarder de opdracht niet of niet onmiddellijk kan uitvoeren, dient de opdrachtgever de gelegenheid te krijgen de opdracht elders te laten uitvoeren of aanvullende informatie te verschaffen teneinde het de gerechtsdeurwaarder mogelijk te maken de opdracht alsnog uit te voeren. Tijd is hierbij vaak een element van cruciaal belang. Daarom moet de gerechtsdeurwaarder de opdrachtgever onverwijld ter zake informeren.

Artikel 7

Kern van artikel 7 vormen de woorden `zo spoedig mogelijk'. Evenals in artikel 6 gaat het hier om het belang van de opdrachtgever om zijn opdracht tijdig te laten uitvoeren.

Artikel 8

Dat de gerechtsdeurwaarder geen maatregelen aankondigt die hij niet daadwerkelijk kan nemen spreekt voor zich. Zo zullen bij een incasso-opdracht in eerste instantie geen procedurele of executoriale maatregelen worden genomen Deze situatie kan echter ieder moment veranderen, in die zin dat bij niet-betalen door de debiteur besloten wordt over te gaan tot het nemen van gerechtelijke stappen. In die zin zal de gerechtsdeurwaarder dus altijd voldoen aan het artikel 8: op zeker moment zal hij maatregelen kunnen nemen. Van belang is echter dat hij in zijn communicatie met de debiteur niet aankondigt dat hij een maatregel zal nemen, wanneer hij nog niet concreet van plan is deze te gaan nemen, maar dat hij zo een maatregel zal kunnen nemen, teneinde oneigenlijke druk op de schuldenaar te voorkomen.

Artikel 9

Uitgangspunt is dat de gerechtsdeurwaarder met de wederpartij op zodanige wijze dient te corresponderen dat deze correspondentie aanstonds in het geding kan worden gebracht. Slechts indien de inhoud van een brief strikt vertrouwelijk is kan het nodig zijn dat eerst om toestemming wordt gevraagd. Daarnaast kunnen partijen afspreken dat over onderhandelingen buiten rechte niets in rechte zal worden gebruikt zonder toestemming over en weer. Dit beding bindt zowel de gerechtsdeurwaarder als (de raadsman van) diens wederpartij.

Artikel 10

De gerechtsdeurwaarder mag geen onnodige kosten maken, ook niet wanneer de opdrachtgever hierom vraagt. De gerechtsdeurwaarder kan echter niet verantwoordelijk worden gehouden voor de kosten van derden, zoals collega-deurwaarders of advocaten.

Artikel 11

Bij het eerste contact met de opdrachtgever verschaft de gerechtsdeurwaarder informatie over de door hem te hanteren tarieven. Voor zover deze vastliggen in algemene voorwaarden of brochures over het kantoor hoeven geen afzonderlijke afspraken te worden gemaakt. Overige prijsafspraken dienen echter duidelijk te worden vastgelegd. Voor zover opdrachtgevers regelmatig opdrachten verstrekken kan bij ongewijzigde tarieven met een eenmalige afspraak worden volstaan.

Artikel 12

De gerechtsdeurwaarder presenteert zich op verschillende manieren. Hij schrijft brieven, hij bedrijft publiciteit, en ter uitoefening van zijn beroep treedt hij veelvuldig op buiten zijn kantoor. Daarbij dient hij te zorgen voor een juiste en volledige presentatie. Hij dient in zijn contacten met derden misverstanden te vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt.

Artikel 13

In situaties waarin een opdrachtgever in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand kan zich een probleem voordoen ingeval de opdrachtgever verkiest daarvan geen gebruik te maken. Om misverstanden te voorkomen kunnen afspraken hierover het beste schriftelijk worden vastgelegd.

Artikel 14

Een gerechtsdeurwaarder is een openbaar ambtenaar die in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder als enige gerechtigd is de ambtshandelingen te verrichten zoals deze zijn vermeld in artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Bovendien is hij tot het verrichten van deze handelingen verplicht ingevolge artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Dat wil zeggen dat de burger voor bedoelde ambtshandelingen op hem is aangewezen. Hiermee heeft hij een grote verantwoordelijkheid om naar behoren aan deze verplichting te voldoen. Het op peil houden van zijn vakbekwaamheid is hiervoor een onmisbaar vereiste.

Naar boven