I. Inleiding
1. Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit
(hierna: het college) publiceert hierbij beleidsregels die aangeven op welke
wijze het college invulling geeft aan de verplichting voor aanbieders van
mobiele openbare telecommunicatiediensten om op grond van artikel 4.10, eerste
lid onder a en tweede lid van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) jo. artikel
6 Besluit nummerportabiliteit aan eindgebruikers nummerportabiliteit te bieden,
en aan de bevoegdheid van het college krachtens artikel 15.1, derde lid, Tw
om toe te zien op de naleving van het in artikel 4.10 Tw gestelde.
2. De onderhavige beleidsregels moeten worden gekwalificeerd als beleidsregels
in de zin van artikel 1:3, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna:
Awb) en zijn overeenkomstig titel 4.3 van de Awb opgesteld.
II. Overwegingen
3. Naar het oordeel van het college is nummerportabiliteit een sleutelfactor
voor de bevordering van de keuzevrijheid van de eindgebruiker en voor het
totstandbrengen van meer concurrentie op de Nederlandse telecommunicatiemarkt.
Nummerportabiliteit is van direct en majeur belang voor zowel marktpartijen
als voor eindgebruikers.
4. Sinds 1 januari 1999 rust op alle aanbieders van mobiele openbare telecommunicatiediensten
(hierna: de aanbieders) de wettelijke verplichting tot het verschaffen van
nummerportabiliteit. Na die datum ontving het college veelvuldig klachten
van eindgebruikers inzake de gebrekkige of niet-tijdige verschaffing van nummerportabiliteit
door deze aanbieders. Een aantal van deze klachten heeft ertoe geleid dat
het college in oktober 1999 aan het merendeel van de aanbieders boetes heeft
opgelegd. Vanwege aanhoudende klachten en met het oog op het verbeteren van
de kwaliteit van nummerportabiliteit, heeft het college vervolgens in december
1999 aan alle aanbieders een last onder dwangsom opgelegd.
5. Op grond van deze last onder dwangsom moeten de aanbieders voldoen
aan door het college gestelde kwaliteitsnormen inzake nummerportabiliteit,
die zijn weergegeven als percentages. Op die manier hoopte het college ervoor
te zorgen dat eindgebruikers eenvoudig hun mobiele telefoonnummer kunnen meenemen
als zij van aanbieder veranderen. Ter controle op de naleving van de kwaliteitsnormen
heeft het college de aanbieders verplicht om maandelijks een rapportage in
te dienen over de in de voorafgaande maand behaalde percentages.
6. In het voorjaar van 2001 is het college een onderzoek gestart naar
de noodzaak en de wenselijkheid van continuering van de last onder dwangsom
(hierna: het onderzoek). Aanleiding voor het onderzoek was de vaststelling
van het college dat alle aanbieders min of meer structureel voldeden aan de
in de last gestelde kwaliteitsnormen en dat de performance van de aanbieders
in de achterliggende periode een redelijk constant beeld liet zien. Tevens
constateerde het college een duidelijke afname in het aantal klachten dat
door eindgebruikers bij OPTA werd ingediend.
7. Het onderzoek bevestigde het beeld dat de kwaliteit van nummerportabiliteit
sterk was verbeterd. Gemiddeld genomen realiseren de aanbieders over beide
onderdelen van de last een percentage van 99%. Uit het onderzoek bleek ook
dat de last onder dwangsom niet langer noodzakelijk was als kwaliteitswaarborg.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek meent het college dat de inzet
van een zwaar handhavingsinstrument als de last onder dwangsom niet meer proportioneel
is ten opzichte van het huidige en te verwachten kwaliteitsniveau van nummerportabiliteit.
Om die reden is het college overgegaan tot intrekking van de last onder dwangsom.
8. Gezien het huidige kwaliteitsniveau van nummerportabiliteit vindt het
college het gewenst dat het toezicht op nummerportabiliteit wordt versoepeld
en dat de waarborging van de kwaliteit van nummerportabiliteit meer aan de
aanbieders zelf wordt overgelaten. Wel dient OPTA in voorkomende gevallen
in staat te zijn om op effectieve wijze vorm te geven aan zijn wettelijk bepaalde
toezichtstaak ten aanzien van nummerportabiliteit. De noodzaak van instandhouding
van een zekere mate van toezicht op de correcte naleving van de wettelijke
verplichting tot nummerportabiliteit blijkt ook uit het onderzoek.
9. Om deze redenen vervangt het college het last onder dwangsom-regime
door het lichtere instrument van beleidsregels. Het college verwacht dat het
structureel hoge kwaliteitsniveau van nummerportabiliteit zich ook voortzet
onder het toezichtsregime van beleidsregels. Met deze beleidsregels, die van
toepassing zijn op de huidige èn eventueel nieuwe aanbieders van mobiele
openbare telecommunicatiediensten, hoopt het college de transparantie te verhogen
richting aanbieders en eindgebruikers over de wijze waarop hij de wettelijke
verplichting tot, respectievelijk het wettelijke recht op, nummerportabiliteit
uitlegt. Het college zal de beleidsregels gebruiken als leidraad bij de beoordeling
van eventuele klachten van aanbieders danwel eindgebruikers over nummerportabiliteit.
III. Invulling wettelijk kader
10. De verplichting voor aanbieders van mobiele openbare telecommunicatiediensten
om nummerportabiliteit te verschaffen is neergelegd in de Telecommunicatiewet.
Op grond van artikel 4.10, eerste lid onderdeel a, Tw is de `oude' aanbieder
(hierna: donor-aanbieder), verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn klant
zijn telefoonnummer kan blijven gebruiken wanneer hij overstapt naar een nieuwe
aanbieder (hierna: recipient-aanbieder). Ook de recipient-aanbieder is verplicht
ervoor zorg te dragen dat zijn nieuwe klant zijn telefoonnummer, dat hij in
gebruik heeft bij zijn donor-aanbieder, kan blijven gebruiken (artikel 4.10,
tweede lid, Tw). Op grond van artikel 15.1, derde lid, Tw is het college belast
met het toezicht op de naleving van het bepaalde in artikel 4.10 Tw.
11. De door de wetgever, op basis van Europese regelgeving, geformuleerde
verplichting inzake nummerportabiliteit strekt ertoe dat de eindgebruiker
zijn telefoonnummer, bestemd voor digitale mobiele netwerken, kan blijven
gebruiken.
12. In zijn besluit van juli 2000 op de bezwaren van de aanbieders tegen
de last onder dwangsom heeft het college aangegeven de norm uit de last onder
dwangsom van december 1999 te beschouwen als de enige en juiste uitleg van
de wettelijke verplichting. Deze norm betreft een concretisering van datgene
waartoe de aanbieders al sinds 1 januari 1999 verplicht waren, zo gaf het
college in dat besluit aan. Naar het oordeel van het college blijft deze norm
dan ook zijn gelding behouden, ondanks de intrekking van de last onder dwangsom.
Dit is overigens ook wenselijk uit oogpunt van rechtszekerheid, omdat alle
aanbieders al sinds december 1999 bekend zijn met deze norm. Mede met het
oog op nieuwe toetreders tot de markt voor mobiele telefonie herhaalt het
college op deze plaats de uitleg van artikel 4.10 Tw en de overwegingen die
hierbij van belang zijn.
13. Naar het oordeel van het college gaat de wettelijke norm uit van het
in samenwerking tot stand brengen van nummerportabiliteit. Immers, voor het
slagen van een portering van een telefoonnummer spelen verschillende partijen
een rol, waaronder de donor-aanbieder, de transit-operator en de recipient-aanbieder.
Zo dienen de donor- en de recipient-aanbieder, kortgezegd, het bewuste telefoonnummer
af respectievelijk aan te sluiten op hun netwerken, terwijl voor een juiste
routering van gesprekken van en naar het geporteerde telefoonnummer ook is
vereist dat de transit-operator kennis heeft van de voorgenomen portering.
De nakoming van de wettelijke verplichting is in grote mate afhankelijk van
de samenwerking, en de bereidheid daartoe, tussen de verschillende aanbieders
bij de portering van het telefoonnummer van een eindgebruiker.
14. De samenwerking die de aanbieders op dit vlak reeds hebben ontplooid
heeft geleid tot de `Standaardovereenkomst Nummerportabiliteit', waarin is
beschreven hoe het porteringsproces in zijn werk gaat. Deze overeenkomst is
tot stand gekomen in private onderhandelingen tussen aanbieders onderling
(waaronder ook aanbieders van vaste openbare telecommunicatiediensten), zonder
tussenkomst van het college. Alle aanbieders hebben deze overeenkomst getekend,
danwel zich aan de daarin vastgelegde standaard gecommitteerd. De `Standaardovereenkomst
Nummerportabiliteit' heeft tevens de juridische basis gevormd voor de ontwikkeling
van een gemeenschappelijke infrastructuur (`COIN'), met behulp waarvan nummerportabiliteit
wordt gefaciliteerd.
15. Bij de uitleg van de wettelijke verplichting tot het bieden van nummerportabiliteit
heeft het college aansluiting gezocht bij het in de `Standaardovereenkomst
Nummerportabiliteit' omschreven porteringsproces. Hiermee is het naar het
oordeel van het college eenvoudiger voor de aanbieders om het wettelijke voorschrift
na te leven.
16. Naar het oordeel van het college dient de wettelijke verplichting,
mede gezien de imperatieve aard van artikel 4.10 Tw en het belang van de eindgebruiker
bij het goed functioneren van nummerportabiliteit, uitgelegd te worden in
die zin dat het telefoonnummer van de eindgebruiker tijdig en correct dient
te zijn geporteerd door zijn oude en nieuwe aanbieder tezamen. Tijdig en correct
wil zeggen dat de portering uiterlijk op de met de eindgebruiker overeengekomen
datum van portering dient te zijn gerealiseerd.
17. Naar de aard van nummerportabiliteit treedt een aanbieder bij de portering
van een telefoonnummer de ene keer op als donor-aanbieder, de andere keer
als recipient-aanbieder. Omdat de wettelijke verplichting om een telefoonnummer
tijdig en correct te porteren naar het oordeel van het college uitgaat van
het in samenwerking tot stand brengen van nummerportabiliteit, ziet deze verplichting
zowel op de hoedanigheid van donor-aanbieder als op die van recipient-aanbieder.
III.a Normstelling donor-aanbieder
18. Een aanbieder dient in zijn hoedanigheid van donor-aanbieder maandelijks
in 95% van de gevallen binnen drie werkdagen na ontvangst van een porteringsverzoek
van de recipient-aanbieder, uitsluitsel te geven over de honorering van dit
porteringsverzoek aan de recipient-aanbieder.
19. Naar het oordeel van het college wordt met deze normstelling voorkomen
dat er vertraging ontstaat in het porteringsproces doordat de donor-aanbieder
niet adequaat danwel niet tijdig reageert op een porteringsverzoek van de
recipient-aanbieder. Door tijdig een volledig en correct antwoord op een porteringsverzoek
(`porting request answer') aan de recipient-aanbieder te sturen, kan deze
snel aan zijn nieuwe klant doorgeven of de portering door de donor-aanbieder
is geaccepteerd en zo ja, op welke datum zijn telefoonnummer wordt geporteerd.
III.b Normstelling recipient-aanbieder
20. Een aanbieder dient in zijn hoedanigheid van recipient-aanbieder ervoor
zorg te dragen dat maandelijks in 95% van de gevallen de feitelijke portering
plaatsvindt op de met de eindgebruiker overeengekomen datum van portering.
21. Op basis van de `Standaardovereenkomst Nummerportabiliteit' heeft
de recipient-aanbieder vanaf de start tot aan de feitelijke portering van
het telefoonnummer de `lead' in het porteringsproces. Dit komt onder andere
tot uiting in het benaderen van de donor-aanbieder om de datum van overgang
van het telefoonnummer van de klant te regelen. Na deze administratieve fase
start de recipient-aanbieder conform de `Standaardovereenkomst Nummerportabiliteit'
op de afgesproken datum de fase waarin het telefoonnummer van de eindgebruiker
wordt afgesloten op het netwerk van de donor-aanbieder en aangesloten op het
recipient-netwerk. In deze fase stuurt de recipient-aanbieder porteringsberichten
naar de donor-aanbieder en naar de transit-operator en houdt hij de tijdige
beantwoording van deze berichten in de gaten. Gezien deze rolverdeling is
het naar het oordeel van het college dan ook de recipient-aanbieder die er
het beste voor kan zorgen dat het telefoonnummer van de eindgebruiker daadwerkelijk
op de afgesproken datum wordt geporteerd.
22. Conform de in de `Standaard-overeenkomst Nummerportabiliteit' neergelegde
één loket-gedachte is de recipient-aanbieder ook verantwoordelijk
voor een adequate communicatie met de eindgebruiker, die heeft aangegeven
met behoud van zijn huidige telefoonnummer naar hem te willen overstappen.
Dit betekent naar het oordeel van het college dat de recipient-aanbieder aan
de eindgebruiker correcte informatie dient te verstrekken over de te volgen
procedure en de precieze porteringsdatum.
23. Het college realiseert zich dat de recipient-aanbieder voor het vaststellen
van de porteringsdatum en voor het realiseren van de portering op de afgesproken
datum afhankelijk is van de medewerking van andere aanbieders. Deze medewerking
komt met name tot uitdrukking komt in het tijdig en correct beantwoorden en
verwerken van door de recipient-aanbieder verstuurde porteringsberichten.
Afgezien van het feit dat de aanbieders zich reeds op grond van de `Standaardovereenkomst
Nummerportabiliteit' over en weer hebben verplicht tot het volgen van het
gestandaardiseerde porteringsproces, gaat het college ervan uit dat deze medewerking
ook voor het overige zonder enige terughoudendheid plaatsvindt1.
24. Hiertoe overweegt het college dat alle aanbieders gebaat zijn bij
het goed functioneren van nummerportabiliteit en de medewerking van andere
aanbieders daarbij. Immers, elke aanbieder treedt op enig moment op als recipient-aanbieder
en de bereidheid van een aanbieder om in de hoedanigheid van recipient-aanbieder
aan de wettelijke verplichting te voldoen zal groter zijn, aangezien in dat
geval een nieuwe klant wordt verworven. Overigens kunnen partijen naar de
mening van het college gezamenlijk danwel bilateraal afspraken maken teneinde
de samenwerking verder te regelen.
III.c 95%-norm
25. Bij de normering van de verplichting voor de donor- en recipient-aanbieder
heeft het college uit overwegingen gebaseerd op de door de aanbieders naar
voren gebrachte praktijk van het porteringsproces rekening gehouden met een
foutmarge van 5% en deze ingecalculeerd. Hoewel de wet uitgaat van een slagingspercentage
van 100%, wordt naar het oordeel van het college het wettelijk voorschrift
voldoende nageleefd wanneer de hierboven omschreven 95%-norm wordt gerealiseerd.
III.d Onafhankelijke serviceproviders
26. Ten aanzien van het onderscheid tussen onafhankelijke serviceproviders
en netwerk-operators merkt het college op dat de op de verplichting tot het
verschaffen van nummerportabiliteit van toepassing zijnde regelgeving geen
onderscheid maakt tussen onafhankelijke serviceproviders en aanbieders die
tevens netwerk-operator zijn. Beide typen aanbieders hebben naar het oordeel
van het college dan ook een gelijke verplichting ten aanzien van het bieden
van nummerportabiliteit.
III.e Prepaid-aansluitingen
27. Een opvallende uitkomst van het door OPTA uitgevoerde onderzoek was
dat een aanmerkelijk deel van de verkooppunten van mobiele telefonie onterecht
meldt aan eindgebruikers dat nummerportabiliteit bij prepaid-aansluitingen
niet mogelijk is. Zoals het college reeds begin 1999 duidelijk heeft gemaakt
geldt de verplichting tot het bieden van nummerportabiliteit niet alleen voor
postpaid-aansluitingen (abonnementen) maar tevens onverkort voor prepaid-aansluitingen.
Naar het oordeel van het college bestaat in de regelgeving geen aanknopingspunt
om de verplichtingen inzake nummerportabiliteit niet van toepassing te achten
op prepaid-telefonie.
28. Gezien het feit dat prepaid-gebruikers een substantieel onderdeel
vormen van het totale aantal gebruikers is het naar het oordeel van het college
van wezenlijk belang dat ook prepaid-gebruikers goed worden geïnformeerd
over de mogelijkheden van nummerportabiliteit en dat een verzoek tot het behoud
van het nummer ook daadwerkelijk wordt gehonoreerd. Omdat de aanbieders van
mobiele openbare telecommunicatiediensten ervoor hebben gekozen de verkoop
van hun diensten (gedeeltelijk) door onafhankelijke verkooppunten te laten
verzorgen, zijn het in veel gevallen deze verkooppunten die de directe (fysieke)
communicatie met de klant verzorgen. De verkooppunten zijn daarmee van grote
invloed op de kwaliteit van nummerportabiliteit, en de perceptie van eindgebruikers
daarop.
29. De Telecommunicatiewet richt zich - voor wat betreft de verplichting
tot het bieden van nummerportabiliteit - evenwel tot aanbieders van mobiele
openbare telecommunicatiediensten en niet tot de verkooppunten die deze aanbieders
inschakelen voor de verkoop van hun diensten. Gezien deze wettelijke verplichting
inzake nummerportabiliteit en de commerciële keuze van de aanbieders
om verkooppunten in te schakelen, is het college van oordeel dat de aanbieders
er verantwoordelijk voor zijn dat deze verkooppunten nauwkeurige en correcte
informatie verstrekken aan klanten over de mogelijkheid van het behoud van
het huidige telefoonnummer bij een overstap naar een andere aanbieder.
IV. Toezicht
30. Krachtens artikel 15.1, derde lid, Tw houdt het college toezicht op
de naleving van de in artikel 4.10 Tw neergelegde plicht tot nummerportabiliteit.
Ingeval van een overtreding van de hieruit voortvloeiende norm, die hierboven
is beschreven, staat het college het gebruikelijke handhavingsinstrumentarium
ter beschikking. Dat wil zeggen dat het college bevoegd is krachtens artikel
15.1, derde lid, Tw jo. artikel 15.4 Tw een boete van ten hoogste een miljoen
gulden op te leggen. Ook kan het college in geval van een overtreding gebruik
maken van zijn bevoegdheid ex artikel 15.1, derde lid, Tw jo. artikel 15.2,
tweede lid, Tw jo. artikel 5:32 Awb om een last onder dwangsom op te leggen.
31. In overeenstemming met de keuze voor een lichter toezichtsregime,
ziet het college op dit moment af van handhavende maatregelen. Wel kunnen
signalen uit de markt of klachten van eindgebruikers en aanbieders aanleiding
vormen een onderzoek in te stellen. Tevens acht het college het wenselijk
ambtshalve, bijvoorbeeld via steekproeven, na te kunnen gaan of de kwaliteit
van nummerportabiliteit in overeenstemming is met de wettelijke verplichting.
32. Met het oog op deze omstandigheden oordeelt het college zich op grond
van artikel 18.7 Tw bevoegd om in voorkomende gevallen van de aanbieders een
rapportage te verlangen over de gerealiseerde percentages in een bepaalde
maand, zonodig over een langere periode. Deze rapportage dient ter controle
op de naleving van de wettelijke verplichting. Omtrent de wijze van rapporteren
wenst het college vast te houden aan het door OPTA ontwikkelde format van
informatieverschaffing dat gebruikelijk was onder het last onder dwangsom-regime.
Een en ander betekent dat iedere aanbieder de gegevens inzake nummerportabiliteit
volgens dit format moet blijven registreren en op verzoek aan OPTA dient aan
te leveren. De exacte wijze van aanlevering van de rapportage is beschreven
in het document `Richtlijn rapportage nummerportabiliteit'. Dit document is
beschikbaar op de website van OPTA (www.opta.nl) en kan worden opgevraagd
op het volgende adres: OPTA, afdeling Eindgebruikersmarkt, Postbus 90420,
2509 LK te Den Haag.
33. Nieuwe toetredende partijen tot de mobiele telefoniemarkt, die als
aanbieder van mobiele openbare telecommunicatiediensten dienen te worden aangemerkt,
krijgen door het college een code toegewezen, die benodigd is voor de rapportage.
Het college acht zich bevoegd om van deze nieuwe aanbieders een accountantsmededeling
te verlangen omtrent de borging van de (rapportage)systemen van nummerportabiliteit.
Deze accountantsmededeling dient een oordeel te bevatten over het geheel van
maatregelen met betrekking tot het systematisch verzamelen, ordenen, vastleggen
en verwerken van gegevens gericht op het verstrekken van de door het college
gevraagde informatie.
V. Inwerkingtreding
34. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juli 2001 en
worden aangehaald als `Beleidsregels nummerportabiliteit mobiele telefonie'.