Regeling paardensperma

27 juni 2001

Nr. TRCJZ/2001/2285

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op de artikelen 15 en 18 van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit: Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

b. minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c. rijksdienst: Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees;

d. keuringsdierenarts: dierenarts verbonden aan de rijksdienst;

e. winning: hoeveelheid sperma die op een bepaald moment van een donor is verkregen;

f. dierenarts van het centrum: dierenarts verbonden aan het paardenspermawincentrum;

g. hengst: geslachtsrijpe paardachtige van het mannelijk geslacht die kennelijk bestemd is voor de fokkerij;

h. richtlijn 92/65/EEG: Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PbEG L 268);

i. geaccrediteerde keuringsinstantie: keuringsinstantie, waarvan

1. door de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie is verklaard dat de keuringsinstantie voldoet aan de criteria van EN 45004 en ISO 17020 en de relevante criteria van ISO 9001/9002, voorzover deze verklaring betrekking heeft op het opstellen van het in artikel 10 genoemde bedrijfsrapport, dan wel,

2. door de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie is verklaard dat de keuringsinstantie voldoet aan de criteria van EN 45004 en ISO 17020 en de relevante criteria van ISO 9001/9002, voorzover deze verklaring betrekking heeft op verrichtingen in de veehouderij, en de keuringsinstantie aan de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie heeft verzocht te verklaren dat de keuringsinstantie aan genoemde criteria voldoet met betrekking tot de in artikel 10 genoemde bedrijfsrapport en dit verzoek niet is afgewezen.

Artikel 2

Het paardenspermawincentrum voldoet aan Bijlage D, hoofdstuk I, van Richtlijn 92/65/EEG.

Artikel 3

1. De op het paardenspermawincentrum aanwezige hengsten voldoen aan Bijlage D, hoofdstuk II, onderdeel A en onderdeel C van Richtlijn 92/65/EEG.

2. De op het paardenspermawincentrum aanwezige overige dan in het eerste lid bedoelde paardachtigen voldoen aan Bijlage D, hoofdstuk II, onderdeel A, punt 1, 2, 3 en 4, van Richtlijn 92/65/EEG.

3. Paardenspermawincentra die overeenkomstig de door het bestuur van het Productschap Vee en Vlees op 9 februari 2000 vastgestelde Algemene voorwaarden certificering hengstenhouderij zijn ingeschreven in het in deze algemene voorwaarden genoemde certificeringsregister, zijn vrijgesteld van de verplichting om bij de op het paardenspermawincentrum aanwezige hengsten de in Bijlage D, Hoofdstuk II, onderdeel A, punt 6 en 7 genoemde tests en testsprogramma's te verrichten.

4. De in het derde lid bedoelde algemene voorwaarden liggen ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 4

Het winnen, bewerken en opslaan van paardensperma geschiedt voor zover van toepassing overeenkomstig Bijlage D, hoofdstuk III, van Richtlijn 92/65/EEG.

Artikel 5

1. Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in Bijlage D, Hoofdstuk II, van richtlijn 92/65/EEG, heeft de eigenaar of exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger voorzien in het opstellen van:

a. voorschriften inzake:

- de reiniging en ontsmetting van de apparatuur die bij het verkrijgen en behandelen in contact komt met het sperma of met het donordier;

- het winnen, bewerken en opslaan van sperma;

- de reiniging en ontsmetting van de in artikel 7 bedoelde ruimten en voorzieningen;

- de toegang tot de in artikel 7 bedoelde werkruimten, en

- de wijze van kleding van personeel en bezoekers;

b. een productieprotocol, waarin voor de in artikel 7, eerste lid, bedoelde ruimten en voorzieningen, de productieprocessen chronologisch en gedetailleerd beschreven zijn, en

c. een kwaliteitsbeheersingsplan, waarin ter waarborging van een correcte uitvoering en registratie van de in onderdeel b bedoelde productieprocessen, de in acht te nemen werkwijzen chronologisch en gedetailleerd zijn vastgelegd.

2. De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger zorgt dat het personeel zijn werkzaamheden verricht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en daarop gebaseerde interne procedures en voorschriften, draagt er zorg voor dat de dierenarts van het centrum toeziet op een correcte uitvoering van de werkzaamheden door het personeel en geeft de dierenarts van het centrum de hiervoor benodigde instructies.

3. De in het eerste lid bedoelde voorschriften, procedures en protocollen en de wijzigingen daarvan, behoeven de goedkeuring van de keuringsdierenarts.

Artikel 6

Van toezicht van een dierenarts van het centrum als bedoeld in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, punt 1, van richtlijn 92/65/EEG is sprake, indien die dierenarts overeenkomstig de krachtens artikel 5 vastgestelde procedures en protocollen erop toeziet dat de voorschriften bedoeld in artikel 2, 3 en 4 in acht worden genomen en dat door betrokkenen de krachtens artikel 5 vastgestelde procedures en protocollen correct worden uitgevoerd.

Artikel 7

1. Aan Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, punt 2, van richtlijn 92/65/EEG is voldaan, indien het paardenspermawincentrum binnen de kadastrale eenheden waarop het paardenspermawincentrum is gesitueerd, de beschikking heeft over:

a. een stalruimte voor de dagelijkse huisvesting en verzorging van de paardachtigen, die op efficiënte wijze fysiek is afgesloten van de overige ruimten binnen het paardenspermawincentrum;

b. een voorziening voor de tijdelijke afzondering van hengsten die wegens veterinaire redenen van productie zijn uitgesloten, die op efficiënte wijze fysiek is afgesloten van de in onderdeel a bedoelde stalruimte;

c. een voor het winnen van sperma ingerichte ruimte, die zich bevindt in de in onderdeel a bedoelde stalruimte, dan wel in een afzonderlijke hiertoe bestemde ruimte, die op efficiënte wijze fysiek is afgesloten van de overige ruimten binnen het paardenspermawincentrum en waarvan zich in de directe omgeving faciliteiten voor de reiniging en ontsmetting van de bij de spermawinning te gebruiken voorzieningen bevinden;

d. een voorziening voor de reiniging en ontsmetting van de gebruikte materialen, en

e. een ruimte voor de behandeling van sperma met een voorziening voor de opslag sperma, welke ruimte op efficiënte wijze is fysiek afgesloten van de in onderdeel c bedoelde ruimte.

2. In afwijking van het eerste lid kan de onder e bedoelde ruimte zich bevinden op een afzonderlijke kadastrale eenheid.

3. In afwijking van het eerste lid is de onder b bedoelde voorziening niet vereist, indien de in artikel 5, eerste lid, bedoelde voorschriften, procedures en protocollen erin voorzien dat hengsten die wegens veterinaire redenen van productie zijn uitgesloten terstond van het paardenspermawincentrum worden afgevoerd.

Artikel 8

1. Het paardenspermawincentrum beschikt ten behoeve van het toezicht, bedoeld in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, punt 2, van richtlijn 92/65/EEG, over een door de keuringsdierenarts en de geaccrediteerde keuringsinstantie vanuit één plaats op het paardenspermawincentrum te raadplegen register dat dagelijks wordt bijgehouden en dat zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige wijze met betrekking tot elk dier kan worden afgeleid:

a. het ras;

b. de geboortedatum;

c. het identificatienummer;

d. de gegevens inzake de uitgevoerde vaccinaties;

e. de gegevens uit het ziekte/gezondheidsdossier;

f. de datum van toelating op het paardenspermawincentrum;

g. het beslag of het bedrijf van herkomst;

h. de verplaatsingen, onder vermelding van de datum van aankomst in of vertrek uit het paardenspermawincentrum, en

i. de gegevens, waaronder de laboratoriumuitslagen, onder vermelding van de datum, betreffende in Bijlage D, Hoofdstuk II, onder A van richtlijn 92/65/EEG voorgeschreven tests.

2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden 3 jaar bewaard.

3. Aan Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, punt 7, van richtlijn 92/65/EEG is voldaan, indien op de verpakking van iedere dosis sperma onuitwisbaar de navolgende gegevens zijn vermeld:

a. het identificatienummer van het betrokken sperma;

b. de datum waarop het sperma is verkregen;

c. de identiteit van de hengst waarvan het sperma is gewonnen, en

d. het identificatienummer van het paardenspermawincentrum.

Artikel 9

Als laboratorium, bedoeld in Bijlage D, hoofdstuk II, onderdeel A, punt 6, van richtlijn 92/65/EEG, wordt erkend het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid te Lelystad.

Artikel 10

1. De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger laat één maal per twaalf maanden ten genoegen van de keuringsdierenarts door een geaccrediteerde keuringsinstantie een bedrijfsrapport opstellen waaruit blijkt in hoeverre op het paardenspermawincentrum wordt voldaan aan de ingevolge deze regeling geldende voorschriften en welke voorzieningen eventueel zouden moeten worden getroffen, indien het bedrijf niet of niet volledig aan die voorschriften voldoet.

2. Een exemplaar van het in het eerste lid bedoelde bedrijfsrapport wordt op het paardenspermawincentrum bewaard.

Artikel 11

1. De eigenaar of exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger beschikt over een vanuit één plaats op het paardenspermawincentrum te raadplegen register, dat dagelijks wordt bijgehouden en dat zodanig is ingericht, dat daaruit op elk moment op eenvoudige wijze met betrekking elke winning kan worden afgeleid:

a. het aan de winning toegekende identificatienummer;

b. de datum van de winning en behandeling;

c. de eventuele calamiteiten die zich bij de winning hebben voorgedaan.

d. het identificatienummer van de hengst waarvan het sperma is gewonnen, en

e. het aantal doses waarin de winning is verdeeld.

2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden bewaard tot drie jaar nadat de laatste dosis van de betrokken winning van het paardenspermawincentrum is afgevoerd.

Artikel 12

De eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger beschikt over een administratie waarmee de keuringsdierenarts en de geaccrediteerde keuringsinstantie op elk moment een overzicht kan worden geboden van het sperma dat in het paardenspermawincentrum gewonnen dan wel opgeslagen is, en die de tracering van contacten tussen het paardenspermawincentrum met inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt.

Artikel 13

1. De in artikel 12 bedoelde administratie is zodanig ingericht, dat daaruit op elk moment op eenvoudige wijze met betrekking tot elke transactie kan worden afgeleid:

a. de datum van de transactie;

b. het identificatienummer van het betrokken sperma;

c. het ontvangen of afgeleverde aantal doses sperma;

d. naam en adres van de ontvanger of de leverancier;

e. het paardenspermawincentrum waar het sperma gewonnen is, en

f. indien het buiten Nederland gewonnen sperma betreft, het nummer van het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 9.5, onderdeel c, of in artikel 9.6, derde lid, onderdeel c, van de Regeling handel levende dieren en levende producten, alsmede de datum waarop dit sperma binnen Nederland is gebracht.

2. Voor zover het sperma op het paardenspermawincentrum is geïnsemineerd, is de in artikel 12 bedoelde administratie is zodanig ingericht, dat daaruit op elk moment op eenvoudige wijze met betrekking tot elke inseminatie kan worden afgeleid:

a. de datum van de inseminatie;

b. het identificatienummer van het betrokken sperma, en

c. het identificatienummer van het geïnsemineerde dier.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens worden bewaard tot drie jaar nadat het betrokken sperma van het paardenspermawincentrum is afgevoerd respectievelijk op het paardenspermawincentrum is geïnsemineerd.

Artikel 14

Behoudens indien het sperma bestemd is om overeenkomstig de Regeling handel levende dieren en levende producten buiten Nederland te worden gebracht, gaat een partij sperma bij afvoer van de kadastrale eenheid, waarop het paardenspermawincentrum is gelegen, vergezeld van een geleidebiljet, waarop met betrekking tot de partij de volgende gegevens zijn vermeld:

a. de datum van afvoer;

b. het identificatienummer van het betrokken sperma;

c. het identificatienummer van de hengst waarvan het sperma is gewonnen;

d. het aantal doses sperma;

e. de naam en het adres van de ontvanger, en

f. indien het buiten Nederland gewonnen sperma betreft, het nummer van het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 9.5, onderdeel c, of in artikel 9.6, derde lid, onderdeel c, van de Regeling handel levende dieren en levende producten, alsmede de datum waarop dit sperma binnen Nederland is gebracht.

Artikel 15

Het is de eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum dan wel diens vertegenwoordiger uitsluitend toegestaan paardensperma voorhanden te hebben, in voorraad te hebben, te bewaren, op te slaan, te gebruiken, te ontvangen of af te leveren indien op de verpakking van iedere dosis sperma onuitwisbaar de in artikel 8, derde lid, bedoelde gegevens zijn vermeld.

Artikel 16

1. Degene die paardensperma vervoert of verhandelt dient te beschikken over een administratie waarmee de keuringsdierenarts op elk moment een overzicht kan worden geboden van het sperma dat hij in voorraad heeft en heeft gehad en die de tracering van contacten met het paardenspermawincentrum waar het sperma gewonnen alsmede met inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt.

2. Artikel 13, eerste en derde lid, is op de in het eerste lid bedoelde administratie van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17

Behoudens indien het sperma bestemd is om overeenkomstig de Regeling handel levende dieren en levende producten buiten Nederland te worden gebracht, is een partij sperma gedurende het vervoer en de verhandeling voorzien van het in artikel 14 bedoelde geleidebiljet.

Artikel 18

Het uitsluitend toegestaan paardensperma voorhanden te hebben, in voorraad te hebben, te bewaren, op te slaan, te gebruiken, te ontvangen of af te leveren indien op de verpakking van iedere dosis sperma onuitwisbaar de navolgende gegevens zijn vermeld:

a. het identificatienummer van het betrokken sperma;

b. de datum van de winning;

c. de identiteit van de hengst waarvan het sperma is gewonnen, en

d. het identificatienummer van het paardenspermawincentrum.

Artikel 19

1. Degene die ingevolge deze regeling gegevens moet bijhouden of vermelden op daartoe bestemde bescheiden, doet dit volledig, juist en naar waarheid.

2. Het bijhouden of vermelden van de in het eerste lid bedoelde gegevens geschiedt onverwijld nadat de gegevens bekend zijn bij degene die zij ingevolge deze regeling moet bijhouden of vermelden.

Artikel 20

Een wijziging van een of meer onderdelen van richtlijn 92/65/EEG gaat voor de toepassing van de artikelen van deze regeling, waarin naar die onderdelen wordt verwezen, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 21

Artikel 5, eerste lid, is gedurende de periode van 9 maanden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling niet van toepassing op de eigenaar of de exploitant van een paardenspermawincentrum die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling beschikt over een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Verordening K.I. bij dieren 1985 door het Landbouwschap verleende toestemming tot het winnen van sperma van paarden.

Artikel 22

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2001.

Artikel 23

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling paardensperma.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Voorheen waren de voorschriften inzake de winning van paardensperma verspreid over regelgeving van de rijksoverheid en regelgeving van het Landbouwschap. De Richtlijn 92/65/EEG1, die inzake de winning van sperma van paardachtigen eisen stelt aan het houden van deze dieren, de identificatie en registratie van de dieren, de controle op de gezondheid van de dieren, het aan- en afvoeren van dieren, de hygiëne-eisen ten aanzien van de winning van sperma alsmede de bewerking en levering daarvan, is geïmplementeerd in de Regeling handel levende dieren en levende produkten. Die regeling heeft, voor zover het de winning van sperma door hier te lande gevestigde paardenspermawincentra betreft, uitsluitend betrekking op het intracommunautaire verkeer en voorziet in een erkenningsstelsel van deze centra.

De voor sperma van paardachtigen dat in Nederland wordt gewonnen en voor de nationale markt is bestemd, geldende regels waren neergelegd in een autonome verordening van het Landbouwschap, de Verordening k.i. (kunstmatige inseminatie) bij dieren 1985. Ook deze verordening voorzag in een erkenningenstelsel. Naast het stellen van eisen aan de winning en behandeling van paardensperma, waren in deze verordening ook voorschriften opgenomen inzake het insemineren van paarden. Laatstgenoemde voorschriften hadden geen communautaire grondslag.

Er was dus sprake van een verschil in eisen aan paardenspermawincentra die voor de intracommunautaire markt produceren en paardenspermawincentra die voor de nationale markt produceren en van twee verschillende erkenningen. Ook het toezicht was tweeledig: Op de naleving van de Regeling handel wordt toezicht gehouden door de RVV, terwijl het toezicht op de naleving van de Landbouwschapsregelgeving door de Gezondheidsdienst voor Dieren werd uitgeoefend.

Aanleiding voor aanpassing van voornoemde regelgeving was de opheffing per 1 juli 2001 van het Landbouwschap. In verband hiermee moest een andere voorziening getroffen worden voor de voorschriften inzake de nationale productie en verhandeling van sperma.

Bovenbedoelde aanpassing heeft zijn beslag gekregen in het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra (Stb. 2001, 95), hierna: het besluit. Ingevolge dit besluit mag paardensperma alleen maar geproduceerd worden in paardenspermawincentra die voldoen aan krachtens het besluit nader te stellen regels omtrent inrichting, administratie, en bedrijfsvoering. Voorts mag uitsluitend paardensperma dat aldus op een paardenspermawincentrum is verkregen, verhandeld worden, waarbij eveneens voldaan moet worden aan de krachtens het besluit nader te stellen regels. Onderhavige regeling voorziet in deze regels.

In het besluit wordt voor paardensperma een andere systematiek gehanteerd dan voor sperma afkomstig van varkens en runderen. Voor varkens- en rundersperma zijn in het besluit de EU-normen die gelden voor het intracommunautair verkeer in die sperma van toepassing verklaard op het nationaal verkeer. Dit houdt in dat alle varkens- en runderspermawincentra die in Nederland actief zijn de beschikking moeten hebben over een erkenning als bedoeld in de richtlijnen 90/429/EEG, onderscheidenlijk 88/407/EEG.

Aanleiding voor de gelijkstelling aan de EU-normen was het door Coopers & Lybrand uitgebrachte rapport `Naar beter en controleerbaar certificeren' naar aanleiding van de besmetting van een varkensspermawincentrum tijdens de varkenspestcrisis. In dit rapport werd ten algemene geconstateerd dat de verschillen in grondslag en inhoud van de eisen aan spermawincentra, de dubbele erkenning en de controle daarop door verschillende instanties, niet efficiënt was. In verband hiermee werd de aanbeveling gedaan om de EU-normen die gelden voor het intracommunautair verkeer in sperma van toepassing te verklaren op het nationale verkeer.

Met betrekking tot paardenspermawincentra is in het besluit geen relatie gelegd met de EU-normen. Achtergrond is dat voorzien werd dat de paardenspermawincentra die ten tijde van de vaststelling van het besluit voor de nationale markt sperma wonnen, te kleinschalig waren om gelijkschakeling met de EU-normen van richtlijn 92/65/EEG te kunnen bekostigen. Evenwel was het blijkens de Nota van toelichting bij het besluit de bedoeling om op termijn ook wat betreft de eisen voor de spermawincentra voor paarden te groeien naar overeenstemming met de normen voor het intracommunautaire handelsverkeer.

Anticiperend op dit aangekondigde streven zijn op de paardenwincentra die voor de nationale markt produceren inmiddels de nodige aanpassingen doorgevoerd, als gevolg waarvan deze centra nagenoeg aan alle EU-eisen voldoen. De resterende eisen waarvan toepassing thans nog niet haalbaar is, betreffen de in Bijlage D, hoofdstuk II, onderdeel A, onder punt 6, van de richtlijn voorgeschreven tests bij hengsten op een paardenspermawincentrum uit te voeren overeenkomstig de Bijlage D, hoofdstuk II, onderdeel A, onder punt 7, van de richtlijn omschreven testprogramma's.

Met het oog op het bovenstaande en in overleg met het betrokken bedrijfsleven voorziet onderhavige regeling erin de EU-normen van toepassing te verklaren op de voor de nationale markt producerende paardenspermawincentra. Dit betekent dat de spermawincentra wat betreft de inrichting en bedrijfsvoering moeten voldoen aan Bijlage D, Hoofdstuk I, van richtlijn 92/65/EEG. Voorts moeten de hengsten waarvan sperma wordt gewonnen voldoen aan de voorwaarden van Bijlage D, Hoofdstuk II, onderdeel A en C van, terwijl de overige op het spermawinstation aanwezige paardachtigen, zoals merries en schouwhengsten, moeten voldoen aan de voorwaarden van Bijlage D, Hoofdstuk II, onderdeel A, punt 1 tot en met 4, van richtlijn 92/65/EEG. Het winnen, behandelen en opslaan van paardensperma moet overeenkomstig Bijlage D, Hoofdstuk III, van richtlijn 92/65/EEG plaatsvinden.

Voorts zijn in onderhavige regeling ter uitvoering van voornoemde EU-bepalingen nadere regels gesteld omtrent de op het wincentrum bij te houden administraties inzake aanwezige dieren (artikel 8, eerste lid), spermawinning (artikel 11) en voorraad van en transacties met sperma (artikel 12), alsmede omtrent de identificatie van het sperma (artikel 8, derde lid en artikel 14). Voornoemde administraties zijn tevens voorgeschreven ten aanzien van degenen die paardensperma vervoeren of verhandelen.

Gelet op de hierboven gesignaleerde onhaalbaarheid te voldoen aan Bijlage D, hoofdstuk II, onderdeel A, onder punt 6 en 7, voorziet onderhavige regeling ten aanzien van deze bepalingen in een vrijstelling. Teneinde waarborgen te stellen aan de gezondheid van deze dieren en de veterinaire kwaliteit en van het sperma geldt deze vrijstelling alleen indien het betrokken spermawincentrum overeenkomstig de door het bestuur van het Productschap voor Vee en Vlees op 9 februari 2000 vastgestelde Algemene voorwaarden certificering hengstenhouderij zijn ingeschreven in het door het PVV beheerde certificeringsregister. Genoemde algemene voorwaarden zijn door het PVV aan betrokken wincentra verstrekt en liggen ter inzage in de bibliotheek van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Hoewel onderhavige regeling voor de voor de nationale markt producerende spermawincentra voorziet in een gelijkstelling met de EU-normen, strekt onderhavige regeling formeel niet tot implementatie van richtlijn 92/65/EEG. Dit betekent dat paardenspermawincentra die sperma produceren ten behoeve van het intracommunautair handelsverkeer erkend moeten zijn ingevolge de Regeling handel levende dieren en levende producten. Deze erkenning wordt ingevolge het bij de Regeling varkenssperma gewijzigde artikel 9.10, eerste lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten verleend indien het wincentrum voldoet aan bijlage D van richtlijn 92/65/EEG en aan de ter uitvoering hiervan in onderhavige regeling gestelde voorschriften. Uitsluitend voor de nationale markt sperma producerende wincentra behoeven niet langer te beschikken over een erkenning.

Ingevolge bovengenoemde systematiek blijven inzake de winning van paardensperma weliswaar twee stelsels van toepassing, maar deze stelsels berusten op dezelfde grondslag en voorzien in nagenoeg gelijke normen. De dubbele erkenning is vervallen en de uiteindelijke controle berust bij één instantie, de RVV. Aan voornoemde door Coopers & Lybrand geconstateerde bezwaren is hiermee tegemoetgekomen.

Administratieve lasten

De administratieve lasten die uit de regeling voortvloeien zien m.n. op: het registreren van door EU voorgeschreven gegevens inzake gehouden dieren en geproduceerd sperma; het conform de EU-voorschriften merken van iedere dosis sperma; het opstellen van protocollen ten behoeve van het door de dierenarts van het centrum ingevolge EU richtlijn voorgeschreven uit te oefenen toezicht en het uitgeven van een geleidebiljet met EU-gegevens over het sperma dat iedere partij moet vergezellen.

Soortgelijke verplichtingen vloeiden ook al voort uit de bovengenoemde regelgeving die voor de inwerkingtreding van deze regelgeving van toepassing was. Omdat de nieuwe regeling alleen op het produceren en verhandelen van sperma ziet en niet meer op het insemineren, komen de hiermee samenhangende administratieve lasten te vervallen: De aanvraag om erkenning om te insemineren en de hiertoe te verstrekken gegevens alsmede de vastlegging van gegevens omtrent de beoordeling van de kwaliteit van sperma zijn vervallen.

Voorts behoeven spermawincentra - omdat de dubbele erkenning is vervallen - niet meer twee maal een aanvraag in te dienen.

Kwantitatieve gegevens omtrent de vervallen administratieve verplichtingen waren bij het Landbouwschap niet beschikbaar waren. Desalniettemin zal de regeling, wat betreft het tijdsbeslag, leiden tot een aanzienlijke vermindering van de benodigde tijd voor het invullen en aanleveren van de voorgeschreven gegevens.

Het ontwerp van de regeling is afgestemd met Actal, het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Op verzoek van Actal zal al een onderzoek uitgevoerd worden teneinde de besparing in de administratieve lasten die bij de invoering van deze regeling zal optreden, kwantitatief in beeld te brengen.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L.J. Brinkhorst.

1 Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt.

Naar boven