Convenant inzake terugdringing van blootstelling aan werkdruk en RSI en bevordering van reïntegratie van zieke werknemers in de bedrijfstak woningcorporaties

Den Haag, 6 juni 2001

Ondergetekenden,

1. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer drs. J.F. Hoogervorst, hierna te noemen: de overheid,

enerzijds,

en

2. Aedes vereniging van woningcorporaties, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer mr. W.D. van Leeuwen;

3. FNV Bouw, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer R. de Vries;

4. Hout- en Bouwbond CNV, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer mr. D . van de Kamp;

5. De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer B. Bergsma,

hierna te noemen: de sociale partners,

anderzijds,

Verder te noemen: partijen;

Hebben het volgende overwogen:

• goede arbeidsomstandigheden dragen bij aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, alsmede aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers;

• de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden verplicht werkgevers zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers;

• in onderzoek is vastgesteld dat een verhoudingsgewijs groot aantal werknemers in de bedrijfstak woningcorporaties blootstaat aan de arbeidsrisico's werkdruk en RSI;

• het is gewenst om verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden en vroegtijdige reïntegratie van zieke werknemers tot stand te brengen;

• dit kan alleen via maatwerk effectief zijn;

• individuele werkgevers en werknemers hebben daarbij elk een specifieke verantwoordelijkheid;

• door hen daartoe middelen aan te reiken wordt een stimulans gegeven voor een succesvolle aanpak;

• maatregelen zo dicht mogelijk bij de bron zijn het meest effectief en vormen derhalve het uitgangspunt;

• de overheid heeft extra geld beschikbaar gesteld voor convenanten die leiden tot i) een reductie van het aantal werknemers dat is blootgesteld aan de arbeidsrisico's werkdruk en RSI, en/of ii) een brede toepassing van maatregelen die zo dicht mogelijk bij de bron worden aangewend;

• onverlet latend de afspraken die in dit convenant worden gemaakt, is de overheid in casu de Arbeidsinspectie verantwoordelijk voor de handhaving van de wet- en regelgeving inzake de arbeidsomstandigheden, de aanpak van misstanden, het onderzoeken van klachten en ongevallen, en het uitvoeren van inspecties.

Partijen komen het volgende overeen:

Definities

Artikel 1

1. Werkgever: een werkgever zo als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub a - d van de CAO voor personeel in dienst van Woningcorporaties en werkgever in de zin van artikel 1, lid 1 en 2 van de Arbeidsomstandighedenwet;

2. Werknemer: een werknemer zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 en 2 van de Arbeidsomstandighedenwet en werkzaam voor een werkgever zoals omschreven in lid 1;

3. Branchebegeleidingscommissie: de commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen;

4. Nulmeting: het onderzoek van TNO Arbeid, getiteld `Werkdruk en RSI in de sector woningcorporaties; resultaten van de nulmeting', rapportnummer 1020104/r2003306 d.d. maart 2001.

Kwantitatieve doelstelling

Artikel 2

1. Partijen stellen zich ten doel de mate van blootstelling aan het arbeidsrisico werkdruk en het arbeidsrisico RSI uiterlijk op 1 juli 2004 met tenminste 10% te hebben verminderd. De nulmeting is hiervoor de maatstaf. Partijen zullen met kracht het realiseren van deze doelstellingen nastreven met behulp van het bij dit convenant behorende Plan van Aanpak.

2. Partijen stellen zich ten doel om activiteiten te ontwikkelen gericht op het terugdringen van langdurig ziekteverzuim en WAO-instroom. Daartoe is op bedrijfstakniveau informatie nodig over de omvang van het langdurig ziekteverzuim en de oorzaken daarvan, welke aanpak in artikel 5 wordt geschetst. Een kwantitatieve doelstelling hieromtrent - indien mogelijk en gewenst - wordt op basis van een analyse hiervan binnen een jaar na ondertekening geformuleerd.

Uitgangspunten voor de aanpak

Artikel 3

1. Partijen onderkennen dat de bedrijfstak woningcorporaties volop in beweging is en belangrijke veranderingen ondergaat, waarbij individuele woningcorporaties zich in een verschillende fase van ontwikkeling bevinden en zich in diverse richtingen ontwikkelen. Dit vergt een gedifferentieerde aanpak op bedrijfstakniveau en maatwerk op individueel ondernemingsniveau.

2. Partijen kiezen daarom voor een gedifferentieerde aanpak in de benadering van de bedrijfstak. Deze aanpak doet recht aan de mate waarin individuele woningcorporaties thans beschikken over kennis van zaken over de arbeidsrisico's werkdruk en RSI. Hiertoe onderscheiden partijen in hun aanpak drie invalshoeken, te weten “erkennen” van de arbeidsrisico's, “herkennen” van de arbeidsrisico's in de eigen werkomgeving, en “terugdringen” van de arbeidsrisico's.

3. Partijen kiezen voor een pakket van maatregelen dat zodanig breed is dat iedere individuele woningcorporatie hier uit kan putten om maatwerk te realiseren in haar aanpak.

Aanpak werkdruk en RSI

Artikel 4

1. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `erkennen' zorg voor het voorlichten van individuele werkgevers en werknemers in de bedrijfstak over aard en kenmerken van werkdruk en RSI en informeren de bedrijfstak over de resultaten van de nulmeting.

2. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `herkennen' zorg voor instrumenten waarmee de arbeidsrisico's in de eigen werkomgeving kunnen worden herkend.

3. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `terugdringen' zorg voor de samenstelling van een pakket van instrumenten en maatregelen waarmee individuele woningcorporaties hun eigen aanpak kunnen faciliteren.

4. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `terugdringen' zorg voor het ontplooien van activiteiten die implementatie van maatregelen door individuele woningcorporaties bevorderen zoals omschreven in het Plan van Aanpak. Daarbij zal maatwerk worden voorgestaan, zoals omschreven in artikel 3, lid 3.

Activiteiten reïntegratie

Artikel 5

1. Partijen zijn van mening dat het bevorderen van reïntegratie van arbeidsongeschikte werknemers een belangrijk aspect is van het personeelsbeleid. Partijen spreken af daartoe een beleid te ontwikkelen, gebaseerd op een kwantitatief en kwalitatief inzicht in het ziekteverzuim op bedrijfstakniveau en inzicht in de succes- en faalfactoren van het huidige reïntegratieproces.

2. Partijen zullen - indien mogelijk en gewenst - uiterlijk op 1 juli 2002 op basis van de uitvoering van de activiteiten zoals opgenomen in het bij dit convenant behorende Plan van Aanpak een kwantitatieve taakstelling en bijbehorende maatregelen afspreken ter terugdringing van langdurig ziekteverzuim en WAO-instroom.

Bekendmaking

Artikel 6

1. De afspraken zoals omschreven in dit convenant, zullen na ondertekening van dit convenant door partijen worden bekend gemaakt.

2. Met het oog op de implementatie van de in artikel 3, 4 en 5 bedoelde bepalingen, verplichten partijen zich tot het uitvoeren van het bij dit convenant gevoegde Plan van Aanpak zoals opgesteld door de branchebegeleidingscommissie.

3. Sociale partners stimuleren met kracht dat werkgevers uiterlijk op 1 juli 2004 aandacht hebben besteed aan (collectieve) preventie van werkdruk en RSI in hun arbobeleid.

Medezeggenschap

Artikel 7

Sociale partners stimuleren met kracht dat ondernemingsraden, personeels-vertegenwoordigingen en werknemers vroegtijdig worden geïnformeerd over de risico's van werkdruk en RSI en de mogelijkheden om deze risico's tegen te gaan, alsmede vanuit hun specifieke verantwoordelijkheid in de gelegenheid worden gesteld een actieve rol te vervullen in de ontwikkeling en uitvoering van een succesvolle aanpak.

Rol van de arbeidsinspectie

Artikel 8

1. De Arbeidsinspectie informeert in haar contacten met de bedrijfstak, de woningcorporaties over het convenant.

2. De afspraken in dit convenant laten onverlet dat de Arbeidsinspectie op grond van haar wettelijke taak zal handhaven op de al bestaande normen en zal reageren op meldingen van klachten en ongevallen. Jaarlijks doet de Arbeidsinspectie hiervan verslag in de Branchebegeleidingscommissie.

3. De Arbeidsinspectie zal zich, na afloop van het convenant op 1 juli 2004, bij haar controle- en handhavingstaken mede baseren op maatregelen uit het Plan van Aanpak die veelvuldig en met succes zijn toegepast in de bedrijfstak. Waar nodig geacht kan dit na afloop van het convenant leiden tot een branchespecifieke beleidsmaatregel, die door de Arbeidsinspectie bij haar reguliere inspecties zal worden gehandhaafd.

Overleg, voortgangsbewaking en evaluatie

Artikel 9

1. Elke ondertekenende partij wijst voor de periode van uitvoering van het convenant een lid en een plaatsvervangend lid aan van de Branchebegeleidingscommissie. Het ministerie van SZW voorziet in het voorzitterschap en het secretariaat van de commissie. Besluitvorming vindt plaats bij consensus.

2. Gedurende de looptijd van het convenant vergadert de Branchebegeleidingscommissie ten minste tweemaal per jaar, en verder zo vaak als nodig wordt geacht.

3. De Branchebegeleidingscommissie bewaakt de feitelijke voortgang van de uitvoering van de afspraken als genoemd in artikel 3, 4 en 5 van dit convenant en het bijbehorende Plan van Aanpak.

4. Als de voortgang aanmerkelijk achterblijft bij de afspraken die partijen daarover hebben gemaakt, beraadt de Branchebegeleidingscommissie zich welke maatregelen noodzakelijk worden geacht om de voortgang in lijn te brengen met de afspraken, en bevordert dat deze maatregelen zullen worden uitgevoerd.

5. De Branchebegeleidingscommissie draagt zorg voor de jaarlijkse evaluatie van de uitvoering en werking van dit convenant. De resultaten van deze evaluatie worden neergelegd in een verslag dat aan partijen wordt verstrekt.

6. In het eerste kwartaal van 2004 wordt ten behoeve van de eindevaluatie onderzoek uitgevoerd naar de uitvoering van afspraken als beschreven in het bij dit convenant behorende Plan van Aanpak èn naar de blootstelling aan werkdruk en RSI. De Branchebegeleidingscommissie bepaalt de wijze waarop deze evaluatie zal worden uitgevoerd. De resultaten van deze evaluatie worden neergelegd in een verslag.

Financiering

Artikel 10

1. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal f 2.550.000,- (incl. BTW) ter beschikking. De sociale partners, Aedes vereniging van woningcorporaties, FNV Bouw, de Hout- en Bouwbond CNV en De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening, stellen voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal f 2.550.000,- (incl. BTW) ter beschikking.

2. Voor de uitvoering van de activiteiten, genoemd in artikel 3 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) draagt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij aan de kosten, met inachtneming van de in deze subsidieregeling vastgelegde voorwaarden en criteria.

3. Voor de totale kosten van de in het Plan van Aanpak opgenomen activiteiten kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden tot een maximum van 50 procent subsidie worden verstrekt. De totale subsidie voor activiteiten in de convenantsfase is begrensd tot 50% van de totale in het Plan van Aanpak geraamde kosten.

4. Voor de toepassing van het vorige lid worden slechts die activiteiten in aanmerking genomen die tot subsidiëring kunnen leiden. Bestaande projecten en individuele bedrijfsinvesteringen worden niet in aanmerking genomen.

5. De financiering van de afzonderlijke activiteiten is vastgelegd in een van het Plan van Aanpak onlosmakelijk onderdeel uitmakende begroting. De begroting volgt de indeling van het Plan van Aanpak en is op jaarbasis opgesteld.

6. De partijen dragen er zorg voor dat conform het bepaalde in artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden als subsidieaanvrager zal optreden het FSOW.

7. De subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden wordt ingediend uiterlijk twee maanden na aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De subsidieaanvraag wordt ingediend met behulp van het Aanvraagformulier Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden.

Wijziging of voortijdige beëindiging

Artikel 11

1. De Branchebegeleidingscommissie zal in overleg treden over de noodzaak van wijziging van dit convenant indien:

• de afspraken uit dit convenant en het daarbij behorende Plan van Aanpak niet worden nagekomen;

• zich onvoorziene omstandigheden voordoen (waaronder in elk geval begrepen wijzigingen in wet- en regelgeving) die van dien aard zijn dat het convenant redelijkerwijs niet kan worden voortgezet;

• door anderen dan de convenantspartijen de wens te kennen wordt gegeven om tot dit convenant toe te treden.

2. De Branchebegeleidingscommissie zal in overleg treden over uitbreiding van dit convenant wanneer door één van de convenantspartijen een aanvullend onderwerp voorgedragen wordt voor opname in het convenant.

3. De Branchebegeleidingscommissie komt in vergadering bijeen voor overleg als bedoeld in lid 1 binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe schriftelijk heeft kenbaar gemaakt. Het overleg dient binnen een termijn van vier weken tot overeenstemming te leiden.

4. De Branchebegeleidingscommissie kan unaniem besluiten de termijn van vier weken om tot overeenstemming te komen, zoals genoemd in lid 3, te verlengen, tot een maximum van twaalf weken. Indien binnen vier weken respectievelijk twaalf weken geen overeenstemming wordt bereikt, mag elke partij het convenant schriftelijk opzeggen.

Inwerkingtreding en looptijd

Artikel 12

1. Dit convenant treedt in werking onmiddellijk na ondertekening door alle convenantspartijen en eindigt op 1 juli 2004, tenzij een partij het convenant overeenkomstig artikel 11, lid 4, opzegt.

2. De bij dit convenant betrokken partijen zullen uiterlijk 1 mei 2004 in overleg treden over een vervolg op dit convenant.

3. De tekst van dit convenant wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening in de Staatscourant gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J. F. Hoogervorst.
Namens deze:
R.IJ.M. Kuipers, directeur-generaal.
Aedes vereniging van woningcorporaties, rechtsgeldig vertegenwoordigd door
W.D. van Leeuwen.
FNV Bouw, rechtsgeldig vertegenwoordigd door
R. de Vries.
Hout- en Bouwbond CNV, rechtsgeldig vertegenwoordigd door
D. van de Kamp.
De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening, rechtsgeldig vertegenwoordigd door
B. Bergsma.

Naar boven