Reglement voor de werkwijze Commissie schadebeoordeling beleidslijn ‘Ruimte voor de rivier’

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer maakt bekend dat de Commissie schadebeoordeling beleidslijn ‘Ruimte voor de rivier’ ter uitvoering van artikel 8 van het Instellingsbesluit Commissie schadebeoordeling beleidslijn ‘Ruimte voor de rivier’ van 15 oktober 1999, nr. MJZ1999228988, gepubliceerd in de Staatscourant 218 van 11 november 1999, in haar vergadering van 17 maart 2000 het reglement voor haar werkwijze heeft vastgesteld. De algemene bekendmaking van dat reglement geschiedt bij deze.


Den Haag, 28 april 2000. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
voor deze:
de directeur-generaal van de Ruimtelijke Ordening,
C.J. Vriesman.

Commissie schadebeoordeling beleidslijn ‘Ruimte voor de rivier’

Reglement voor de werkwijze van de commissie, vastgesteld op 17 maart 2000

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

De beleidslijn: de beleidslijn ‘Ruimte voor de rivier’, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 19 april 1996, nr. 77 en zoals gewijzigd en laatstelijk gepubliceerd in de Staatscourant van 12 mei 1997, nr. 87.

De commissie: de op 15 oktober 1999 door de minister ingestelde Commissie schadebeoordeling beleidslijn ‘Ruimte voor de rivier’.

De minister: de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer .

De schaderegeling: de regeling voor de vergoeding van schadegevallen als gevolg van de beleidslijn ‘Ruimte voor de rivier’, zoals deze voortvloeit uit de brief van 7 juli 1997 van de minister aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, alsmede uit het besluit van de minister van 15 oktober 1999 tot instelling van de commissie.

De secretaris: de secretaris als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit tot instelling van de commissie.

De verzoeker: de belanghebbende die een verzoek tot vergoeding van schade ex artikel 49 WRO indient bij de gemeente dan wel de belanghebbende die rechtstreeks een verzoek tot vergoeding van schade indient bij de minister.

Artikel 2 Het door de commissie te verrichten onderzoek

1. Door de commissie wordt een onderzoek ingesteld naar:

- de vraag of de verzoeker schade heeft geleden;

- de vraag of de schade een gevolg is van de beleidslijn;

- de omvang van de schade;

- de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker dient te blijven;

- de vraag of de vergoeding van de schade geheel of gedeeltelijk anderszins is verzekerd;

- de vraag of en in hoeverre er aanleiding bestaat om een bijdrage in de deskundigenkosten toe te kennen.

2. De commissie brengt schriftelijk en gemotiveerd verslag uit over haar bevindingen. Indien de commissie op basis van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, concludeert dat de verzoeker in aanmerking komt voor een vergoeding van de schade, adviseert zij tevens over de hoogte van de vergoeding.

Artikel 3 Advisering van de gemeenteraad ex artikel 49 WRO

1. Bij de advisering van de gemeenteraad over een aldaar ingediend verzoek om vergoeding van planschade wordt de procedure gevolgd zoals die is voorgeschreven in de betreffende gemeentelijke procedureverordening voor planschade. Indien en voorzover een dergelijke verordening ontbreekt, zal de commissie de procedure volgen als beschreven in de leden twee tot en met vijf van dit artikel.

2. De commissie stelt de verzoeker en de gemeente in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting ten overstaan van één of meer leden van de commissie. Van de toelichtingen wordt een verslag gemaakt.

3. Voordat de commissie haar definitieve advies opstelt, stelt de commissie een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt uiterlijk zes maanden nadat de commissie de adviesaanvraag heeft ontvangen aan de verzoeker en de gemeente toegezonden. De commissie kan deze termijn eenmalig met ten hoogste zes maanden verlengen.

4. De verzoeker en de gemeente maken uiterlijk binnen vier weken na verzending van het conceptadvies eventuele bedenkingen daartegen schriftelijk aan de commissie kenbaar.

5. De commissie stelt haar definitieve advies vast binnen zes weken na het verstrijken van de in het vierde lid genoemde termijn. De commissie kan deze termijn eenmalig met ten hoogste zes weken verlengen. Het definitieve advies wordt terstond door de commissie aan de verzoeker en de gemeente toegezonden.

6. Met goedvinden van partijen kan de commissie in afwijking van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel een verkorte behandeling toepassen.

Artikel 4 Advisering van de minister over de vergoeding aan de gemeente ex artikel 49 WRO

1. De commissie kan, indien zij dat nodig acht, de verzoeker en de gemeente in de gelegenheid stellen tot het geven van een mondelinge toelichting ten overstaan van één of meer leden van de commissie. Van deze toelichtingen wordt een verslag gemaakt.

2. De commissie brengt advies uit binnen zes maanden na ontvangst van de adviesaanvraag. Het advies wordt terstond door de commissie aan de gemeente en de minister toegezonden.

3. In bijzondere gevallen kan de commissie afwijken van het bepaalde in het tweede lid en in plaats daarvan overeenkomstige toepassing geven aan het bepaalde in artikel 3, derde, vierde en vijfde lid.

Artikel 5 Advisering van de minister over de vergoeding aan de gemeente ex artikel 31a WRO

1. De commissie stelt de gemeente en de minister in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting ten overstaan van één of meer leden van de commissie. Van de toelichtingen wordt een verslag gemaakt.

2. Voordat de commissie haar definitieve advies opstelt, stelt de commissie een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt uiterlijk zes maanden nadat de commissie de adviesaanvraag heeft ontvangen aan de gemeente en de minister toegezonden. De commissie kan deze termijn eenmalig met ten hoogste zes maanden verlengen.

3. De gemeente en de minister maken uiterlijk binnen vier weken na verzending van het conceptadvies eventuele bedenkingen daartegen schriftelijk aan de commissie kenbaar.

4. De commissie stelt haar definitieve advies vast binnen zes weken na het verstrijken van de in het derde lid genoemde termijn. De commissie kan deze termijn eenmalig met ten hoogste zes weken verlengen. Het definitieve advies wordt terstond door de commissie aan de gemeente en de minister toegezonden.

5. Met goedvinden van partijen kan de commissie in afwijking van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel een verkorte behandeling toepassen.

Artikel 6 Advisering van de minister over de vergoeding van schade van derden

1. De commissie stelt de verzoeker en de minister in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting ten overstaan van één of meer leden van de commissie. Van de toelichtingen wordt een verslag gemaakt.

2. Voordat de commissie haar definitieve advies opstelt, stelt de commissie een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt uiterlijk zes maanden nadat de commissie de adviesaanvraag heeft ontvangen aan de verzoeker en de minister toegezonden. De commissie kan deze termijn eenmalig met ten hoogste zes maanden verlengen.

3. De verzoeker en de minister maken uiterlijk binnen vier weken na verzending van het conceptadvies eventuele bedenkingen daartegen schriftelijk aan de commissie kenbaar.

4. De commissie stelt haar definitieve advies vast binnen zes weken na het verstrijken van de in het vierde lid genoemde termijn. De commissie kan deze termijn eenmalig met ten hoogste zes weken verlengen. Het definitieve advies wordt terstond door de commissie aan de verzoeker en de minister toegezonden.

5. Met goedvinden van partijen kan de commissie in afwijking van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel een verkorte behandeling toepassen.

Artikel 7 Voorbereiding en ondertekening

1. De secretaris bereidt de adviezen van de commissie voor en wint daartoe de benodigde inlichtingen in.

2. De correspondentie en de adviezen die van de commissie uitgaan kunnen namens de commissie door de secretaris worden ondertekend.

Toelichting op het reglement

Bij de bepaling van haar werkwijze heeft de commissie onder meer aansluiting gezocht

bij reeds bestaande schaderegelingen, zoals die inzake de HSL en de Betuweroute.

De taak van de commissie is blijkens artikel 4 van het instellingsbesluit vierledig:

a) het adviseren van de gemeenteraad ex artikel 49 WRO;

b) het adviseren van de minister van VROM over het aan de gemeente vergoeden van de kosten ex artikel 49 WRO;

c) het adviseren van de minister van VROM over het aan de gemeente vergoeden van de hogere kosten ex artikel 31 a WRO; en

d) het adviseren van de minister van VROM over verzoeken om schadevergoeding van derden.

De bij elk van deze onderdelen te volgen procedure is in het reglement weergegeven.

Bij de advisering als bedoeld onder a) zal de commissie te werk gaan overeenkomstig de procedureverordening voor planschade van de betreffende gemeente. Indien en voorzover een dergelijke verordening ontbreekt zal de commissie te werk gaan volgens de regeling in artikel 3 van het reglement.

De te volgen procedure bij een advies als bedoeld onder b) kan in beginsel kort zijn, nu het daarbij primair gaat om een toetsing van een - als het goed is mede op basis van een deskundigenadvies genomen - besluit van de gemeenteraad over een verzoek om vergoeding van planschade. Er kan evenwel aanleiding bestaan om een meer uitvoerig onderzoek in te stellen, bijvoorbeeld als de gemeenteraad mogelijk ten onrechte heeft afgezien van het inschakelen van een deskundige en onafhankelijke adviseur of als het besluit anderszins aanleiding geeft tot het plaatsen van vraagtekens bij de juistheid daarvan. In dat geval bestaat er aanleiding voor de commissie het onderzoek geheel of gedeeltelijk over te doen, waarvan dan ook het horen van de partijen en het werken met een conceptadvies deel kan uitmaken. Artikel 4 van het reglement voorziet hierin.

Met het behandelen van verzoeken van gemeenten tot het vergoeden van de hogere kosten ex artikel31a WRO is nog weinig ervaring opgedaan. Om die reden acht de commissie het wenselijk bij dergelijke verzoeken een uitgebreide procedure te volgen, waarbij zowel de gemeente als de minister van VROM, zowel mondeling als schriftelijk hun inbreng hebben bij de totstandkoming van het advies. Een en ander is verwoord in artikel 5 van het reglement.

De procedure voor verzoeken als bedoeld onder d) is geënt op die voor ’normale’ verzoeken om vergoeding van planschade. Ook hierbij is een uitgebreide behandeling uitgangspunt, maar kan met instemming van partijen voor een verkorte behandeling worden gekozen.

In alle hiervoor genoemde gevallen geldt uiteraard dat partijen zich in de procedure door een derde kunnen laten bijstaan en/of vertegenwoordigen (conform artikel 2: 1 Awb).

De commissie zal als uitgangspunt hanteren dat de betrokken partijen in elkaars aanwezigheid gehoord worden, behoudens bijzondere omstandigheden. De commissie zal de door de diverse partijen ingebrachte stukken voorts in beginsel aan de andere partij beschikbaar stellen voor zover deze daar nog niet over beschikt. Die beschikbaarstelling blijft echter achterwege voor zover geheimhouding daarvan om gewichtige redenen is gegeven.

De ondertekening van de correspondentie en adviezen van de commissie is uit praktische overwegingen opgedragen aan de secretaris van de commissie. Uiteraard berust de besluitvorming ter zake van de adviezen bij de commissie als geheel.

Naar boven