Regeling erkenning en examinering Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000

Vervanging van de publicatie in Stcrt. 33 van 16 februari 2000

16 maart 2000

Nr. DGM/ICB2000028854-I

Hoofddirectie Ketenbeheer en Milieuzorg/Directie Industrie- en Consumentenbeleid/Afdeling Producten en Consumenten

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 2.1, eerste en vierde lid, van het Besluit vluchtige organische stoffen Wms;

Besluit:

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In de bij of krachtens deze regeling gegeven voorschriften wordt verstaan onder:

a. Milieucertificaat verf-/lakspuiten: schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat met succes het examen voor het bedrijfsmatig spuiten met verf of lak is afgelegd;

b. Besluit: Besluit vluchtige organische stoffen Wms;

c. Minister: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

d. deelnemer: deelnemer aan een examen verf- of lakspuiten.

§ 2 Erkenning van een instelling

Artikel 2

1. Een instelling, waaronder begrepen een opleidingsinstelling die als zodanig is erkend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, kan een aanvraag indienen voor een erkenning als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van het Besluit.

2. Een aanvraag wordt ingediend bij de Minister, postbus 30945, IPC 650, 2500 GX Den Haag.

3. Bij de aanvraag toont de instelling aan dat zij beschikt over:

a. door haar te gebruiken examenvragen;

b. een structuur en organisatie, die is toegesneden op het opstellen, afnemen en het beoordelen van examens;

c. een examenreglement en cesuur en een vragenmatrix;

d. een klachtenreglement;

e. ten minste één praktijkruimte die ten minste voldoet aan daarvoor geldende voorschriften.

4. Het examenreglement, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, is tenminste in overeenstemming met het door de Minister vastgestelde examenreglement.

Artikel 3

1. De Minister neemt binnen dertien weken na ontvangst van een aanvraag om erkenning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, een beslissing op de aanvraag.

2. De Minister kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen.

3. Alvorens te beslissen hoort de Minister de Commissie van toezicht, bedoeld in artikel 7.

Artikel 4

1. Een instelling, die door de Minister is erkend, is gerechtigd aan degene die met succes het examen ‘spuiten met verf of lak’ heeft afgelegd, het milieucertificaat verf-/lakspuiten uit te reiken.

2. Het milieucertificaat verf-/lakspuiten heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vier jaren, te rekenen vanaf de op het milieucertificaat verf-/lakspuiten vermelde datum van afgifte.

§ 3 Informatieverstrekking en bewaring van gegevens

Artikel 5

1. Een instelling, die door de Minister is erkend, verstrekt de Minister ten minste eenmaal per dertien weken een lijst van deelnemers met de data waarop aan hen het milieucertificaat verf-/lakspuiten is uitgereikt.

2. Een instelling, die door de Minister is erkend, is gehouden:

a. de inschrijving van een deelnemer en het door hem ingeleverde examenopgaven te bewaren tot:

1° ten minste dertien weken na de dag van het examen;

2° indien tegen de uitslag van het examen bezwaar is gemaakt, ten minste dertien weken na de dag waarop de beslissing op het bezwaarschrift bekend is gemaakt, of

3° indien tegen de beslissing op een bezwaarschrift beroep is ingesteld, ten minste dertien weken na de dag waarop het beroep onherroepelijk is;

b. een lijst als bedoeld in het eerste lid, te bewaren tot ten minste twee jaren na de verzending van de lijst aan de Minister.

§ 4 Intrekking van de erkenning

Artikel 6

De Minister kan een door hem verleende erkenning van een instelling intrekken indien:

a. naar zijn mening de kwaliteit en onafhankelijkheid van de instelling ten aanzien van het examen ‘spuiten met verf of lak’ niet meer is gewaarborgd;

b. de instelling niet meewerkt aan controle door de Minister van de kwaliteit van het opstellen, afnemen en beoordelen van het examen ‘spuiten met verf of lak’.

§ 5 Commissie van toezicht

Artikel 7

1. De Minister stelt een Commissie van toezicht in die tot taak heeft:

a. het steekproefsgewijs houden van toezicht bij examens;

b. het opstellen van criteria waar een examinator ten minste aan voldoet.

2. De Commissie van toezicht heeft voorts tot taak de Minister desgevraagd of uit eigener beweging te adviseren omtrent:

a. de door een instelling, die door de Minister is erkend, opgestelde examenopgaven;

b. het bijstellen van het examenreglement dat door een instelling, die door de Minister is erkend, wordt gebruikt, waaronder begrepen het doen van voorstellen tot bijstelling;

c. gelijkwaardigheid van een examen dat is gericht op het uitreiken van het milieucertificaat verf-/lakspuiten.

Artikel 8

1. De Commissie van toezicht bestaat uit een voorzitter en ten minste vier andere leden.

2. De voorzitter wordt door de Minister benoemd, gehoord de door hem erkende instellingen; de overige leden worden op voordracht van door de Minister erkende instellingen door de Minister benoemd.

3. Een benoeming geldt voor ten hoogste vier jaren; een lid kan eenmaal voor ten hoogste vier jaren worden herbenoemd.

4. De Minister kan een lid schorsen of ontslaan.

5. Het lidmaatschap van de commissie eindigt:

a. door ontslag op eigen verzoek of op verzoek van de instelling die de voordracht van het lid heeft gedaan;

b. bij langdurige ziekte, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord door de Minister;

c. bij het bereiken van de leeftijd van vijfenzestig jaar met ingang van de eerste kalenderdag van de volgende maand;

d. bij onherroepelijke veroordeling wegens een misdrijf, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord door de Minister.

§ 6 Examen

Artikel 9

1. Een instelling, die door de Minister is erkend, stelt een examencommissie in die is belast met het voorbereiden en het afnemen van een examen dat is gericht op het verkrijgen van het milieucertificaat verf-/lakspuiten

2. Een examencommissie bestaat uit ten minste twee leden.

3. Een examencommissie kan maatregelen nemen tegen een deelnemer in het geval van onregelmatigheden zoals:

a. afkijken;

b. gebruik van niet-toegestane hulpmiddelen;

c. het niet opvolgen van een instructie van de examencommissie of van een examinator.

4. Tot de maatregelen kan behoren het sommeren de examenruimte te verlaten.

5. Indien een deelnemer wordt gesommeerd de examenruimte te verlaten, verzoekt de examencommissie hem zijn visie hierop schriftelijk kenbaar te maken.

6. Een deelnemer die zich aan een handeling als bedoeld in het eerste lid, schuldig heeft gemaakt, kan voor een periode van ten hoogste zes maanden worden uitgesloten van deelname aan een examen.

7. De examencommissie legt de gang van zaken van een examen vast in een proces-verbaal.

Artikel 10

1. Het examen verf of lakspuiten bestaat uit een theorie- en een praktijkgedeelte.

2. Het examen voldoet aan de eisen die zijn neergelegd in de bij deze regeling behorende bijlage.

§ 7 Bezwaar en beroep

Artikel 11

1. Tegen een besluit van een examencommissie kan binnen vier weken na de bekendmaking van dat besluit bezwaar worden gemaakt bij de examencommissie die dat besluit heeft genomen.

2. De examencommissie neemt binnen vier weken na ontvangst van een bezwaarschrift een beslissing op dat bezwaarschrift. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste vier weken worden verdaagd.

3. Tegen een beslissing op een bezwaarschrift kan binnen vier weken nadat de bekendmaking van die beslissing beroep worden ingesteld bij een commissie die door de Minister is ingesteld (Beroepscommissie). Daarbij geeft de Minister onder meer regels omtrent samenstelling en werkwijze van de Beroepscommissie.

§ 8 Slotbepalingen

Artikel 12

Een ieder die betrokken is bij de organisatie en uitvoering van een examen als bedoeld in deze regeling, en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van de examinering noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 13

De Regeling erkenning en examinering Besluit vluchtige organische stoffen Wms wordt ingetrokken.

Artikel 14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling erkenning en examinering Besluit vluchtige organische stoffen Wms 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 16 maart 2000. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.P. Pronk.

Bijlage bij de Regeling erkenning en examinering Besluit vluchtige organische stoffen WMS 2000

§ 1 Eindtermen

De eindtermen bevatten ten minste de volgende onderwerpen:

a. De deelnemer is in staat te omschrijven wat met het begrip ‘goed huisvader’ (good housekeeping) tijdens het klaarmaken en verwerken van verf- en lakproducten wordt bedoeld.

b. De deelnemer is in staat de invloed van vluchtige organische stoffen op mens en milieu aan te geven.

c. De deelnemer is in staat aan te geven welke wet- en regelgeving inzake het milieu van toepassing zijn op het beroepsmatig verwerken van verf- en lakproducten.

d. De deelnemer kan voorbeelden noemen van zaken die in de milieuwetgeving worden geregeld; hij weet wanneer een vergunning is vereist en wie met controle is belast.

e. De deelnemer is in staat maatregelen te noemen die leiden tot beperking van de uitworp van vluchtige organische stoffen en van afval.

f. De deelnemer is in staat de verf of de lak en de apparatuur te beschrijven waarmee op een milieusparende manier een laklaag kan worden aangebracht.

g. De deelnemer kent de betekenis van de etiketten die op de verpakking van verf of lak zijn aangebracht en waarom deze zijn voorgeschreven.

h. De deelnemer is in staat de mogelijkheden te noemen afval ten gevolge van het gebruik van verf of lak te beperken.

i. De deelnemer is in staat de verschillen aan te geven tussen oplosmiddelrijke verf- en lakproducten, high solids en watergedragen verf- en lakproducten.

j. De deelnemer is in staat afwijkingen van het spuitpatroon te onderkennen.

k. De deelnemer is in staat persoonlijke beschermingsmiddelen te noemen die bij het spuiten van verf of lak zijn vereist.

l. De deelnemer is in staat het geleerde in de praktijk te tonen.

§ 2 Toetstermen

De toetstermen omvatten ten minste het volgende:

a. De deelnemer toont aan te weten wat met het begrip ‘goed huisvader’ (good housekeeping) tijdens het klaarmaken en verwerken van verf- of lakproducten wordt bedoeld.

b. De deelnemer toont aan de invloed van vluchtige organische stoffen op mens en milieu aan te kunnen geven.

c. De deelnemer toont aan te kunnen aangeven welke wet- en regelgeving inzake het milieu van toepassing zijn op het beroepsmatig verwerken van verf- of lakproducten.

d. De deelnemer noemt voorbeelden van zaken die in de milieu-wetgeving worden geregeld; hij geeft aan wanneer een vergunning is vereist en wie met controle is belast.

e. De deelnemer toont aan maatregelen te kunnen noemen die leiden tot beperking van de uitworp van vluchtige organische stoffen en tot beperking van afval bij het spuiten met verf of lak.

f. De deelnemer toont aan de verf of lak en de apparatuur te kunnen beschrijven waarmee op een milieusparende manier een laklaag kan worden aangebracht.

g. De deelnemer toont aan de betekenis te kennen van de etiketten die op de verpakking van verf- of lakproducten zijn aangebracht en te weten waarom deze zijn voorgeschreven.

h. De deelnemer toont aan de verschillen aan te kunnen geven tussen oplosmiddelrijke verf- of lakproducten, high solids en watergedragen verf- of lakproducten.

i. De deelnemer toont aan afwijkingen van het spuitpatroon te kunnen onderkennen en te verhelpen.

j. De deelnemer toont aan persoonlijke beschermingsmiddelen te kunnen noemen die bij het spuiten met verf of lak zijn vereist.

Toelichting

I. Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling strekt ter vervanging van de Regeling erkenning en examinering Besluit vluchtige organische stoffen Wms, die op 16 februari 2000 in de Staatscourant, nr. 33, is bekendgemaakt. In die regeling is een niet adequate inwerkingtredingsbepaling opgenomen. Die regeling had namelijk op de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst, in werking moeten treden, opdat op 1 februari 2001 aan artikel 2.1 van het Besluit vluchtige organische stoffen Wms kan worden voldaan. In dat artikel is bepaald dat het verboden is om verf of lak te spuiten of te laten spuiten. Dit verbod geldt niet voor een persoon die met succes een opleiding voor het spuiten met verf of lak heeft gevolgd en ten bewijze daarvan desgevraagd een geldig schriftelijk bewijs (het milieucertificaat verf-/lakspuiten) kan tonen dat is afgegeven door een door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en milieubeheer erkende instelling. Uit het oogpunt van hanteerbaarheid van de regelgeving is er voor gekozen om de eerder gepubliceerde regeling in te trekken en te vervangen door de onderhavige.

Op 21 december 1999 is in het Staatsblad, nr. 529, het Besluit vluchtige organische stoffen Wms gepubliceerd. Ingevolge dat besluit zullen in de toekomst bedrijven die bedrijfsmatig verf- of lakspuiten, dat slechts mogen laten doen door personen die in het bezit zijn van het milieucertificaat verf-/lakspuiten dat is afgegeven door een door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer erkende instelling. De onderhavige regeling bevat de regels voor deze erkenning.

2. Erkenningseisen

Een van de eisen waar een instelling, die voor erkenning in aanmerking wil komen, aan moet voldoen, is het hebben van een examenreglement dat in elk geval die voorschriften bevat die door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen met het betrokken bedrijfsleven, scholen en maatschappelijke instellingen zijn opgesteld en neergelegd in het Examenreglement Besluit vluchtige organische stoffen Wms. Het door een erkende instelling te hanteren examenreglement kan dan ook aanvullende voorschriften bevatten.

Met het oog op het voorbereiden en het afnemen van een examen is een door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer erkende instelling gehouden een examencommissie in te stellen. Deze commissie is feitelijk verantwoordelijk voor een juiste gang van zaken ten tijde van een examen. In verband hiermee zijn aan deze commissie bepaalde bevoegdheden toegekend, zoals het sommeren van een deelnemer aan een examen de examenruimte te verlaten in het geval van onregelmatigheden.

3. Commissie van Toezicht

Deze regeling voorziet verder in de instelling van een Commissie van toezicht. Deze commissie heeft als belangrijkste taak ervoor te waken dat een examen ter verkrijging van het milieucertificaat verf-/lakspuiten, waar ook afgenomen, dezelfde waarde heeft. Hiertoe beoordeelt deze commissie de te bezigen examenvragen en zal incidenteel toezicht op de uitvoering van examens uitoefenen.

4. Bezwaar en beroep

Voorts voorziet de regeling in de mogelijkheid dat een deelnemer aan een examen bezwaar kan aantekenen tegen een door een examencommissie genomen besluit. Het bezwaarschrift zal bij die commissie moeten worden ingediend. Indien de deelnemer aan een examen zich niet kan verenigen met de beslissing op het bezwaarschrift, kan hij vervolgens in beroep gaan bij de Beroepscommissie. Deze regeling bevat daarvoor de basis.

5. Toets- en eindtermen

In de bijlage bij de regeling tenslotte zijn de eind- en de toetstermen opgenomen. Hiermee wordt de hoogte van de eisen van het examen ter verkrijging van het milieucertificaat verf-/lakspuiten vastgelegd.

II. Artikelsgewijs

Artikel 14

Ingevolge artikel 4.1, eerste lid, van het Besluit vluchtige organische stoffen Wms treedt dat besluit op 1 februari 2000 in werking, uitgezonderd de artikelen 2.1 en 2.3. Artikel 2.1 heeft betrekking op het verbod om verf of lak te spuiten of te laten spuiten. Dit verbod geldt niet voor een persoon die met succes een opleiding voor het spuiten met verf of lak heeft gevolgd en ten bewijze daarvan desgevraagd een geldig schriftelijk bewijs (het milieucertificaat verf-/lakspuiten) kan tonen dat is afgegeven door een door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en milieubeheer erkende instelling. Artikel 2.1 van het Besluit vluchtige organische stoffen Wms treedt volgens artikel 4.1, tweede lid, van dat besluit op 1 februari 2001 in werking. Vanaf dat tijdstip geldt het vereiste van het hebben van het milieucertificaat verf-/lakspuiten voor ten minste één persoon van een bedrijf, die is belast met het spuiten en vanaf twee jaren na inwerkingtreding van dat besluit voor ten minste de helft van het aantal personen van een bedrijf, dat is belast met het spuiten. Het hebben van het milieucertificaat verf-/lakspuiten geldt voor elke persoon van een bedrijf, die is belast met het spuiten, vanaf drie jaren na inwerkingtreding van het Besluit vluchtige organische stoffen Wms.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.P. Pronk.

Naar boven