Regeling infiltratieteams

10 januari 2000

Nr. EA99/U100455 en 5001281/99/6

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie;

Gelet op artikel 48, eerste lid, van de Politiewet 1993 en artikel 5, vijfde lid, en artikel 12 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. infiltratieteam: een eenheid als bedoeld in artikel 5 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen dan wel het landelijk infiltratieteam, bedoeld in artikel 2, tweede lid;

b. bevel tot infiltratie: een bevel als bedoeld in artikel 126h, eerste lid, of artikel 126p, eerste lid, Wetboek van Strafvordering;

c. bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening: een bevel als bedoeld in artikel 126i, eerste lid, of artikel 126q, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

d. bevel tot stelselmatige inwinning van informatie: een bevel als bedoeld in artikel 126j, eerste lid, of artikel 126qa, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

e. burgerinfiltrant: een persoon als bedoeld in artikel 126w, eerste lid, of artikel 126x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

f. burgerpseudo-koper of -dienstverlener: een persoon als bedoeld in artikel 126ij, eerste lid, of artikel 126z, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

g. infiltrant: een ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie, die lid is van een infiltratieteam;

h. begeleider: een ambtenaar van politie, belast met de begeleiding van een infiltrant, dan wel de begeleiding van een burgerinfiltrant, die lid van een infiltratieteam;

i. leider van het infiltratieteam: de opsporingsambtenaar, belast met het geven van leiding aan de infiltranten en de begeleiders van een infiltratieteam;

j. beheerskorps: het regionale politiekorps respectievelijk het Korps landelijke politiediensten waarbij het personeel, het materieel en de middelen van het infiltratieteam zijn ondergebracht.

Artikel 2

1. Er zijn ten minste vijf regionale infiltratieteams als bedoeld in artikel 5 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen.

2. Er is een landelijk infiltratieteam, ondergebracht bij het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 3

1. Onverminderd de taakuitvoering van de regionale infiltratieteams, zijn de leden van het landelijk infiltratieteam, bedoeld in artikel 2, tweede lid, belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie of de begeleiding van een burgerinfiltrant, voorzover:

a. deze werkzaamheden worden verricht ter uitvoering van een internationaal rechtshulpverzoek;

b. deze werkzaamheden worden verricht in het kader van een opsporingsonderzoek dat wordt uitgevoerd door een rechercheonderdeel van het Korps landelijke politiediensten;

c. de inzet van het landelijk infiltratieteam, gezien de taakuitvoering van de regionale infiltratieteams, gewenst is.

2. De leden van het landelijk infiltratieteam kunnen worden belast met de uitvoering van een bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening of stelselmatige inwinning van informatie of met de begeleiding van een burgerpseudo-koper of -dienstverlener.

Artikel 4

1. Er is een eenheid bij het Korps landelijke politiediensten die, mede ten behoeve van de regionale politiekorpsen, is belast met:

a. de selectie en opleiding van kandidaat-leden van een infiltratieteam;

b. algemene en bijzondere ondersteuning in het kader van de taakuitvoering van infiltratieteams, waaronder het verzorgen van tijdelijke identiteiten en fictieve rechtspersonen;

c. de coördinatie van internationale rechtshulpverzoeken tot infiltratie, pseudo-koop of -dienstverlening of stelselmatige inwinning van informatie;

d. de registratie van leden van een infiltratieteam alsmede de registratie van bevelen tot infiltratie.

2. Ten behoeve van de taakuitvoering van de eenheid, bedoeld in het eerste lid, kunnen ambtenaren van politie werkzaam bij de regionale politiekorpsen voor bepaalde tijd worden geplaatst bij deze eenheid.

Artikel 5

1. Een infiltratieteam is samengesteld uit:

a. een leider van het infiltratieteam;

b. ten minste vier infiltranten;

c. ten minste vier begeleiders.

2. De werving van kandidaat-leden van een infiltratieteam geschiedt onder verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder van het beheerskorps.

3. De selectie van de kandidaat-leden van een infiltratieteam voor de in artikel 7 bedoelde vervolgopleidingen, geschiedt door de eenheid, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

4. De opleiding van de kandidaat-leden van een infiltratieteam geschiedt door het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, bedoeld in artikel 2, van de LSOP-wet, in samenwerking met de eenheid, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

5. De aanstelling van de leden van een infiltratieteam geschiedt door de korpsbeheerder van het beheerskorps.

Artikel 6

1. De leider van het infiltratieteam draagt zorg voor het doen uitvoeren van de bevelen en geeft daartoe de nodige aanwijzingen aan de overige leden van het infiltratieteam. Hij neemt daarbij het bevel en de door de officier van justitie bepaalde kaders in acht.

2. De begeleider geeft de infiltrant, met inachtneming van het bevel en de door de officier van justitie bepaalde kaders, aanwijzingen omtrent de werkzaamheden en de wijze waarop deze worden uitgevoerd. De infiltrant volgt de aanwijzingen van de begeleider op.

3. De begeleider informeert de leider van het infiltratieteam omtrent de werkzaamheden van de infiltranten en de wijze waarop deze worden uitgevoerd.

Artikel 7

1. De leden van het infiltratieteam hebben voldaan aan de eindtermen van de in de bijlage bij deze regeling aangewezen vervolgopleidingen.

2. De korpsbeheerder van het beheerskorps draagt er zorg voor dat de kennis en vaardigheden van leden van een infiltratieteam worden onderhouden op het niveau dat ten minste voldoet aan de eindtermen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8

1. De ambtenaar die in vaste dienst bij een regionaal politiekorps is aangesteld, kan ten behoeve van een infiltratieteam in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd worden aangesteld bij het beheerskorps, onder de voorwaarde dat na afloop van de aanstelling in tijdelijke dienst de ambtenaar hernieuwd wordt aangesteld in vaste dienst bij het regionale politiekorps waar hij was aangesteld direct voorafgaand aan de aanstelling in tijdelijke dienst. De artikelen 7, 8 en 8a, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie zijn niet van toepassing op de in de eerste volzin genoemde hernieuwde aanstelling in vaste dienst.

2. De duur van de aanstelling in tijdelijke dienst bedraagt:

a. ten minste vier jaar en ten hoogste zes jaar voor een aanstelling in de functie van infiltrant,

b. ten minste vier jaar en ten hoogste acht jaar voor een aanstelling in de functie van begeleider, of

c. ten minste vier jaar en ten hoogste tien jaar voor een aanstelling in de functie van leider van het infiltratieteam.

3. Het bevoegd gezag bij wie de ambtenaar in vaste dienst is aangesteld, het bevoegd gezag van het infiltratieteam bij wie de ambtenaar in tijdelijke dienst wordt aangesteld, en de ambtenaar maken, voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde aanstelling in tijdelijke dienst, schriftelijke afspraken over de aanstelling in tijdelijke dienst en de terugkeer in vaste dienst.

4. De in het derde lid bedoelde afspraken omvatten in ieder geval de duur van de aanstelling in tijdelijke dienst van de desbetreffende ambtenaar, de voorwaarden waaronder de duur van de aanstelling in tijdelijke dienst kan worden verkort, en de voorwaarden waaronder de in het eerste lid bedoelde hernieuwde aanstelling in vaste dienst plaatsvindt.

5. Bij een hernieuwde aanstelling in vaste dienst, bedoeld in het eerste lid, wordt er van uitgegaan dat het dienstverband niet onderbroken is geweest.

6. Alleen indien de ambtenaar gedurende de aanstelling in tijdelijke dienst wordt ontslagen op grond van artikel 77, eerste lid, onderdeel j, van het Besluit algemene rechtspositie politie, kan de hernieuwde aanstelling in vaste dienst, bedoeld in het eerste lid, komen te vervallen.

Artikel 9

1. Indien geen van de infiltranten beschikt over de voor de uitvoering van het bevel tot infiltratie vereiste kennis en vaardigheden, kan op advies van de eenheid, bedoeld in artikel 4, eerste lid, een ambtenaar van politie die in de functie van infiltrant lid is geweest van een infiltratieteam en wel beschikt over de voor de uitvoering van het bevel vereiste kennis en vaardigheden, worden belast met de uitvoering van dat bevel.

2. Indien geen van de infiltranten of ambtenaren van politie als bedoeld in het eerste lid, beschikt over de voor de uitvoering van het bevel vereiste kennis en vaardigheden, kan op advies van de eenheid, bedoeld in artikel 4, een andere ambtenaar van politie worden belast met de uitvoering van het bevel, indien deze ambtenaar van politie beschikt over de voor de uitvoering van het bevel vereiste kennis en vaardigheden.

3. Bij toepassing van het eerste of het tweede lid wordt de ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van een bevel, gedurende de periode die nodig is voor de uitvoering van het bevel, begeleid door een begeleider.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2000.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling infiltratieteams.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Peper. De Minister van Justitie,
A.H. Korthals.

Bijlage

Vervolgopleidingen bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Regeling infiltratieteams

1. Opleiding voor infiltrant:

- Basiscursus politiële infiltratie

- Verdiepingsmodules Leergang politiële infiltratie

2. Opleiding voor begeleider:

- Basiscursus politiële infiltratie

- Verdiepingsmodules Leergang politiële infiltratie

- Begeleiderstraining

3. Opleiding voor leider infiltratieteam:

- Basiscursus politiële infiltratie

- Verdiepingsmodules Leergang politiële infiltratie

- Begeleiderstraining

- Managementmodule politiële infiltratie

Toelichting

In de Wet van 27 mei 1999 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van enige bijzondere bevoegdheden tot opsporing en wijziging van enige andere bepalingen (bijzondere opsporingsbevoegdheden) (Stb.245) wordt in de artikelen 126h en 126p een wettelijke basis geschapen voor infiltratie. De uitvoering van deze bevoegdheden wordt primair opgedragen aan politiefunctionarissen. Slechts indien binnen de politie een bijzondere deskundigheid, die nodig is voor de uitvoering van een bevel tot infiltratie niet beschikbaar is, kunnen in beginsel opsporingsambtenaren van de Koninklijke marechaussee of van bijzondere opsporingsdiensten met de uitvoering worden belast. Ook bestaat de mogelijkheid onder voorwaarden een buitenlandse opsporingsambtenaar te belasten met een dergelijk bevel. Regels hieromtrent zijn opgenomen in het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden dat gelijktijdig met deze regeling in werking zal treden. Voorts kan in het uiterste geval en onder bepaalde voorwaarden een niet-criminele burger worden ingeschakeld voor een infiltratieactie of voor een pseudo-koop of -dienstverlening. Dit is geregeld in de artikelen 126w, 126x, 126ij en 126z van het Wetboek van Strafvordering. Uitgangspunt is echter dat een bevel tot infiltratie steeds wordt uitgeoefend door de politieambtenaren.

Aangezien bijzondere kennis en vaardigheid is vereist voor het goed tot uitvoering brengen van een bevel tot infiltratie en dit met grote zorgvuldigheid gepaard moet gaan, kunnen slechts daartoe opgeleide politiefunctionarissen die lid zijn van een infiltratieteam worden belast met dergelijke bevelen. De memorie van toelichting bij de wet bepaalt dat regels moeten worden gesteld ten aanzien van de organisatie, selectie en opleiding van de politie-infiltranten, mede betreffende de begeleiding, rapportage en verantwoording van infiltratie-acties (Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, blz. 31, 73 en 74). De onderhavige regeling voorziet hierin.

Deze regeling vindt zijn grondslag in artikel 5 en artikel 12 van het Besluit beheer regionale politiekorpsen ten aanzien van de infiltratieteams die zijn ondergebracht bij de regionale politiekorpsen. In de meeste gevallen vormen enkele regio’s samen een regionaal infiltratieteam, zoals dat ook gebruikelijk is bij de arrestatieteams. Daarnaast is bij het Korps landelijke politiediensten (KLPD) het landelijk infiltratieteam ondergebracht alsmede een ondersteunende eenheid voor de infiltratieteams (de Afdeling nationale coördinatie politiële infiltratie). Aangezien deze onderdelen bij het KLPD hun werkzaamheden verrichten naast en in samenwerking met de regionale politiekorpsen, vinden de regels omtrent deze twee onderdelen hun grondslag in artikel 48 van de Politiewet 1993.

De officier van justitie is de autoriteit die beslist over de toepassing van de bevoegdheid tot infiltratie. Hij doet dit met inachtneming van deze regeling. De officier bepaalt voorts de kaders waarbinnen het bevel dient te worden uitgevoerd en kan daarbij aanwijzingen geven. De bij de uitvoering betrokken personen, zoals de betreffende leden van het infiltratieteam en medewerkers van de Afdeling nationale coördinatie politiële infiltratie zijn gebonden aan deze kaders en aanwijzingen.

De infiltratieteams hebben primair tot taak de uitvoering van bevelen tot infiltratie. Zij zijn in beginsel exclusief bevoegd tot de uitoefening van deze bevoegdheid. Onder omstandigheden kan echter een opsporingsambtenaar van de Koninklijke marechaussee of een bijzondere opsporingsdienst worden belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie. Hij werkt in dat geval samen met een politieel infiltratieteam. Deze samenwerking bestaat uit de begeleiding van deze opsporingsambtenaar. Ook deze activiteit valt derhalve onder de taakstelling van de infiltratieteams. Een en ander is nader uitgewerkt in het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden (Stb. 1999, 549). Voorts zijn de infiltratieteams belast met de begeleiding van burgerinfiltranten.

Daarnaast kùnnen de infiltratieteams worden belast met een bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening (artikelen 126i en 126q van het Wetboek van Strafvordering) of een bevel tot under cover stelselmatige inwinning van informatie (artikelen 126j en 126qa van het Wetboek van Strafvordering). Het is ter beoordeling van de officier van justitie, in overleg met het rechercheteam, of in het voorkomende geval het bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening of stelselmatige inwinning van informatie onder zodanige omstandigheden moet worden uitgevoerd, dat de inzet van een infiltratieteam is geboden. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het langdurig stelselmatig inwinnen van informatie onder de dekmantel van een aan te nemen identiteit. Voorts kan de begeleiding van burgerpseudo-kopers of -dienstverleners worden opgedragen aan een infiltratieteam. Ook hiertoe beslist de officier van justitie, in overleg met het rechercheteam. Het bovenstaande komt voor wat betreft de regionale infiltratieteams tot uitdrukking in het taakstellende artikel 5, vierde lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen (Stb. 1999, 501) en voor het landelijk infiltratieteam in artikel 3 van deze regeling.

In artikel 2 van de regeling wordt de landelijke dekking van de regionale infiltratieteams gerealiseerd. Met ten minste vijf infiltratieteams bij de regiokorpsen en een landelijk infiltratieteam bij het KLPD wordt voldoende infiltratiecapaciteit gecreëerd om aan de vraag te kunnen voldoen. Artikel 3 regelt de instelling en taakomschrijving van het landelijk infiltratieteam. De instelling en taakomschrijving van de regionale infiltratieteams is neergelegd in artikel 5, vierde lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen.

Het landelijk infiltratieteam vindt zijn oorsprong in de uitvoering van internationale verzoeken om rechtshulp op het gebied van infiltratie. Dit is thans nog steeds primair de taakstelling van het landelijk infiltratieteam. Daarnaast voert het team infiltratie-acties uit ten behoeve van de operationele onderdelen van het Korps landelijke politiediensten, zoals het landelijk rechercheteam en het rechercheteam transport en logistiek. Het derde taakelement van het landelijk infiltratieteam ziet op de mogelijkheid in bepaalde gevallen ook andere infiltratieacties uit te voeren dan hierboven omschreven. Het kan bijvoorbeeld gaan om een assistentieverzoek uit de regio of de uitvoering van een bevel tot infiltratie ten behoeve van bijzondere opsporingsdiensten of de Koninklijke marechaussee.

Artikel 4 regelt de instelling en taakomschrijving van de ondersteunende eenheid bij het KLPD, de Afdeling nationale coördinatie politiële infiltratie. Deze eenheid is belast met het selecteren en opleiden van kandidaat-infiltranten. Daarnaast worden door deze eenheid centraal tal van ondersteunende activiteiten ten behoeve van de infiltratieteams verricht. Een belangrijke taak die exclusief is toebedeeld aan deze eenheid is het verzorgen van tijdelijke identiteiten. Ook worden alle buitenlandse rechtshulpverzoeken op het gebied van infiltratie gemeld bij deze eenheid die de coördinatie daarvan verzorgt. Een landelijke registratie van de leden van de infiltratieteams en van infiltratieacties wordt bij deze eenheid bijgehouden.

In artikel 5 wordt de minimale samenstelling van een infiltratieteam geregeld. Een infiltratieteam dat bestaat uit minder dan de genoemde aantallen kan, naar het oordeel van de Beleidsadviesgroep politiële infiltratie (een adviesorgaan op het terrein van infiltratie), niet goed functioneren. Voorts zijn in dit artikel de verantwoordelijkheden voor de werving, selectie en opleiding van politie-infiltranten vastgelegd.

De begeleiding van infiltranten vormt een belangrijk aspect van de uitvoering van een bevel tot infiltratie. Dit is geregeld in artikel 6. Voorts wordt in artikel 7 bepaald dat uitsluitend politiefunctionarissen die met goed gevolg de in de bijlage genoemde opleidingen hebben gevolgd, kunnen deelnemen aan een infiltratieteam. Zij worden in dat geval aangesteld door het regionale politiekorps waarbij het betreffende infiltratieteam is ondergebracht. In geval van deelname aan het landelijk infiltratieteam, wordt de infiltrant aangesteld bij het KLPD. Voorts bepaalt artikel 8 de voorwaarden waaronder de leden van een infiltratieteam kunnen worden aangesteld bij het beheerskorps. De genoemde aanstellingstermijnen zijn definitief. Met name bij infiltranten is het van groot belang dat zij niet langer dan zes jaar als infiltrant werkzaam zijn. Het betreft immers een functie die onder andere in psychologisch opzicht een zware druk legt op de desbetreffende persoon. Dit kan op termijn bepaalde risico’s met zich brengen. Het is ongewenst een dergelijke functie langer dan zes jaar uit te oefenen.

Artikel 9 schept de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen af te wijken van het beginsel dat alleen politiefunctionarissen die zijn opgeleid tot infiltrant en deel uit maken van een infiltratieteam kunnen worden belast met de uitvoering van een bevel tot infiltratie. Het is mogelijk dat een infiltrant over een bepaalde deskundigheid beschikt of deze heeft ontwikkeld. Na het verstrijken van de aanstellingstermijn wordt deze deskundigheid in beginsel onttrokken aan het infiltrantenbestand. Wanneer nu in een bepaald geval die specifieke deskundigheid is vereist voor het uitvoeren van een bevel tot infiltratie en deze deskundigheid niet elders binnen het bestaande infiltrantenbestand beschikbaar is, kan de officier van justitie, op advies van de ondersteunende eenheid bij het KLPD, bepalen dat ondanks het feit dat de aanstellingstermijn van de betreffende infiltrant is verstreken, hij voor een kortdurende actie wordt belast met de uitvoering van het bevel. Wanneer noch binnen het bestaande infiltrantenbestand, noch binnen het bestand van voormalig infiltranten de voor de uitvoering van het bevel vereiste kennis en vaardigheden beschikbaar is, maar een niet-opgeleide opsporingsambtenaar wel beschikt over deze specifieke kennis, kan de officier van justitie in dringende gevallen, op basis van dit artikel de niet tot infiltrant opgeleide opsporingsambtenaar voor een kortdurende actie inzetten. Deze optie is in de regeling opgenomen omdat het inzetten van een niet-opgeleide opsporingsambtenaar als infiltrant de voorkeur geniet boven het inzetten van een burgerinfiltrant. Vanzelfsprekend zal in beide gevallen de infiltrant worden begeleid door een begeleider van een infiltratieteam. Naast deze opties wordt in het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden nog de inzet van opsporingsambtenaren van de Koninklijke marechaussee en van bijzondere opsporingsdiensten geregeld.

Ten aanzien van de adviezen die met betrekking tot de ontwerpregeling zijn ontvangen kan nog het volgende worden opgemerkt. Het openbaar ministerie gaf aan dat de regeling in haar oorspronkelijke redactie misverstanden deed rijzen ten aanzien van de (exclusieve) taken van een infiltratieteam. Naar aanleiding hiervan zijn wijzigingen in de tekst aangebracht, zodat duidelijker naar voren komt dat een bevel tot infiltratie steeds door een infiltratieteam moet worden uitgevoerd, doch dat een bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening of tot stelselmatige inwinning van informatie door een infiltratieteam kàn worden uitgevoerd, wanneer de officier van justitie daartoe beslist. Het advies van de Raad van het KLPD heeft voorts geleid tot enkele tekstuele aanpassingen. Het advies van het Platform bijzondere opsporingsdiensten heeft geleid tot een nadrukkelijker verwijzing naar het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden, waarin de regels voor de inzet van opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten zijn neergelegd.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Eerste lid

Dit artikel regelt de minimale capaciteit van vijf (inter)regionale infiltratieteams in de regio’s, aangevuld met een landelijk infiltratieteam, ondergebracht bij het KLPD. De gedachte is dat deze zes infiltratieteams gezamenlijk een landelijk dekkende netwerk oplevert, dat in beginsel in staat is te voldoen aan de vraag vanuit de politiekorpsen, de bijzondere opsporingsdiensten, de Koninklijke Marechaussee en het buitenland.

De taakstelling van de regionale infiltratieteam is gegeven in artikel 5, vierde lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen. De taken van een regionaal infiltratieteam zijn primair het uitvoeren van bevelen tot infiltratie en het begeleiden van burgerinfiltranten. Daarnaast kunnen de infiltratieteams, wanneer de officier van justitie daartoe besluit, worden ingezet ten behoeve van de uitvoering van een bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening of tot stelselmatige inwinning van informatie. Ook de begeleiding van burgerpseudo-kopers of -dienstverleners kan door een begeleider van een infiltratieteam plaatsvinden.

Tweede lid

Het tweede lid vormt de grondslag voor het landelijk infiltratieteam bij het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 3

In dit artikel wordt de taakstelling van het landelijk infiltratieteam vastgesteld.

Eerste lid, Onderdeel a

Het landelijk infiltratieteam is oorspronkelijk opgericht voor de uitvoering van internationale rechtshulpverzoeken op het terrein van de infiltratie. Dit element vormt nog steeds primair de taakstelling van het landelijk infiltratieteam. Het kan hierbij gaan om het uitvoeren van een rechtshulpverzoek door Nederlandse infiltranten alsmede om het begeleiden van buitenlandse (burger)infiltranten die op basis van een door de Nederlandse officier van justitie gegeven bevel op Nederlands grondgebied optreden. In die gevallen waarin niet aanstonds duidelijk is welk arrondissement bevoegd is, treedt het landelijk infiltratieteam op onder gezag van de officier van justitie van het landelijk parket.

Hoewel de uitvoering van verzoeken om internationale rechtshulp op het terrein van infiltratie primair is opgedragen aan het landelijk infiltratieteam, kan onder omstandigheden een regionaal infiltratieteam hiermee tevens worden belast. In dat geval vindt vooraf overleg plaats tussen het landelijk parket en het betrokken arrondissementsparket. De coördinatie van buitenlandse rechtshulpverzoeken geschiedt door ANCPI, onder gezag van de officier van justitie van het landelijk parket.

Onderdeel b

Het tweede taakelement van het landelijk infiltratieteam is de uitvoering van infiltratieacties ten behoeve van de operationele onderdelen van het KLPD. Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld een onderzoek van het Landelijk rechercheteam of het Rechercheteam transport en logistiek.

Onderdeel c

Op basis van dit taakelement kan het landelijk infiltratieteam uitvoering geven aan infiltratieacties ten behoeve van of in samenwerking met de regionale politiekorpsen en de regionale infiltratieteams. Dergelijke situaties kunnen zich voordoen wanneer bijvoorbeeld in de regio tijdelijk te weinig capaciteit beschikbaar is om uitvoering te geven aan alle bevelen tot infiltratie of omdat bij het landelijk infiltratieteam een bijzondere deskundigheid beschikbaar is, die nodig is voor de uitvoering van een bevel tot infiltratie in de regio. Een en ander geschiedt in overleg tussen de officier van justitie van het landelijk parket en de officier van justitie in het betreffende arrondissement. Ook kan op basis van dit artikel het landelijk infiltratieteam optreden ten behoeve van de bijzondere opsporingsdiensten of de Koninklijke marechaussee.

Tweede lid

Zoals in het algemene deel van de toelichting reeds is aangegeven is de taak van de infiltratieteams primair het geven van uitvoering aan bevelen tot infiltratie en het begeleiden van burgerinfiltranten. De infiltratieteams zijn in beginsel hiertoe exclusief bevoegd. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen die het wenselijk, zo niet noodzakelijk, maken om een infiltratieteam in te zetten bij de uitvoering van een bevel tot pseudo-koop of -dienstverlening of tot stelselmatige inwinning van informatie. Bijvoorbeeld wanneer een opsporingsambtenaar onder de dekmantel van een aan te nemen identiteit gedurende een langere periode in de nabijheid van een verdachte verkeert teneinde stelselmatig informatie in te winnen. Voorts is het mogelijk de begeleiding van een burgerpseudo-koper of -dienstverlener op te dragen aan een infiltratieteam.

Artikel 4

Dit artikel vormt de grondslag van de ondersteunende eenheid bij het KLPD, thans genaamd Afdeling nationale coördinatie politiële infiltratie (ANCPI). Deze eenheid heeft tot taak de selectie en opleiding van leden van een infiltratieteam, algemene en bijzondere ondersteuning ten behoeve van de infiltratieteams, de coördinatie van binnenkomende rechtshulpverzoeken en de registratie van de leden van de infiltratieteams en van infiltratieacties.

Onderdeel a

De ANCPI is betrokken bij het opleidingstraject van leiders, infiltranten en begeleiders van het infiltratieteam. De selectie van kandidaat-leden voor het opleidingstraject geschiedt door deze eenheid. De opleiding zelf wordt verzorgd door het LSOP in samenwerking met ANCPI.

Onderdeel b

Het taakelement behelst de algemene en bijzondere ondersteuning van de infiltratieteams, waaronder het verzorgen van tijdelijke valse identiteiten. Dit is exclusief toebedeeld aan deze eenheid. Door deze taak centraal te laten verrichten kan het noodzakelijke overzicht worden behouden over de in gebruik zijnde tijdelijke identiteiten. Ook worden centraal uniforme afspraken gemaakt met de betrokken instanties. Het is ongewenst wanneer de regio’s zelfstandig met diverse instanties contact leggen en afspraken maken. Het betreft een zeer gevoelig aspect van het infiltratiewerk en dient derhalve met de groots mogelijk zorgvuldigheid te worden omgeven.

Voorts wordt onder dit taakelement begrepen de beoordeling van opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, of artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, voorafgaand aan de mogelijke inzet bij de uitvoering van een bevel tot infiltratie. Verwezen zij naar het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden.

Daarnaast wordt onder ’algemene en bijzondere ondersteuning’ de coördinatie van psychosociale en medische zorg van de infiltranten begrepen.

Onderdeel c

Deze coördinatietaak brengt met zich mee, dat wanneer regio’s zelf een rechtshulpverzoek tot infiltratie ontvangen uit het buitenland, zij dit steeds (doen) doorgeleiden naar ANCPI. Deze zal het rechtshulpverzoek ter besluitvorming voorleggen aan de officier van justitie van het landelijk parket. De uitvoering zal in beginsel geschieden door het landelijk infiltratieteam. Onder omstandigheden kan de officier van justitie van het landelijk parket in overleg met de officier van justitie van een arrondissementsparket bepalen dat de uitvoering geschiedt door een regionaal infiltratieteam.

Voorts brengt de coördinatietaak met zich mee dat ANCPI is belast met de beoordeling van buitenlandse opsporingsambtenaren, wanneer het voornemen bestaat deze ambtenaren op Nederlands grondgebied te belasten met de uitvoering van een bevel tot infiltratie, tot pseudo-koop of -dienstverlening of tot stelselmatige inwinning van informatie. Zie hiervoor verder het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden.

Onderdeel d

Dit taakelement brengt met zich mee dat alle beheerskorpsen de infiltratieacties dienen te melden aan ANCPI. Aldus ontstaat centraal een overzicht van de infiltratiecapaciteit die is ingezet, dan wel nog openstaat. Ook zal ANCPI op deze wijze de mogelijkheid hebben de regio’s desgewenst te ondersteunen bij hun activiteiten.

De registratie van bestaande en voormalige infiltranten is onder andere van belang met het oog op eventuele specifieke deskundigheid. Zie ook toelichting bij artikel 9, eerste lid.

Artikel 5

De leden van een infiltratieteam zijn fulltime lid van een team. Zij kunnen niet gelijktijdig met hun werkzaamheden voor het infiltratieteam een andere functie binnen de politie vervullen. Teneinde de samenstelling van een infiltratieteam niet te zeer vast te leggen is alleen een minimum aantal leden genoemd. Gelet op de beheersbaarheid zal een team in de meeste gevallen zijn opgebouwd uit ongeveer elf à twaalf personen.

Tweede lid

De regiokorpsen zijn zelf actief bij de werving van potentiële infiltranten. Zij kunnen personen daarvoor benaderen. Indien zij over een geschikte kandidaat beschikken wordt de selectie verder overgedragen aan ANCPI.

Derde lid

De ANCPI draagt zorg voor het selecteren van kandidaten voor de opleiding tot infiltrant. Op basis van diverse tests en gesprekken wordt een kandidaat al dan niet geschikt geacht en toegelaten tot de basisopleiding politiële infiltratie.

Vierde lid

De Rechercheschool verzorgt in samenwerking met ANCPI de opleiding voor infiltranten, begeleiders en teamleiders. Aan het einde van de opleiding vinden examens plaats. Alleen de kandidaten die de examens met goed gevolg afleggen, kunnen als infiltrant, begeleider of teamleider worden aangesteld.

Vijfde lid

De politieambtenaren die de opleiding met goed gevolg hebben voltooid, kunnen worden geplaatst bij een infiltratieteam. Zij worden aangesteld door de korpsbeheerder van het beheerskorps, waar het betreffende infiltratieteam is ondergebracht. Doordat alle leden van een infiltratieteam worden aangesteld bij het beheerskorps en niet aldaar worden gedetacheerd, vallen zij allen onder dezelfde, voor dat korps geldende rechtspositionele regels. Zie voorts de toelichting op artikel 8.

Artikel 6

Dit artikel regelt de begeleiding van de infiltrant en de rapportage van de begeleider aan de leider van het infiltratieteam. De begeleider geeft de infiltrant aanwijzingen. Dit geschiedt binnen de kaders die de officier van justitie heeft aangegeven. Hiertoe voert hij frequent overleg met de infiltrant. De begeleider is sturend gedurende een actie en bepaalt de werkwijze van de infiltrant. De begeleider zal zo vaak als nodig de teamleider informeren over de gang van zaken. Het verdient aanbeveling wanneer de teamleider en de begeleider vooraf afspraken maken over de wijze waarop en wanneer gerapporteerd wordt.

Artikel 7

Eerste lid

De voorgeschreven opleidingen voor infiltranten, begeleiders en leiders zijn verplicht. Alleen indien de opleidingen met goed gevolg zijn doorlopen kan de betreffende ambtenaar worden aangesteld bij een infiltratieteam.

Tweede lid

De korpsbeheerder van het beheerskorps ziet er op toe dat de kennis en vaardigheden van de leden van een infiltratieteam worden onderhouden. Dit kan betekenen dat leden van een infiltratieteam worden verplicht vervolgmodules te volgen die van belang zijn voor het goed functioneren van de desbetreffende persoon.

Artikel 8

Ten aanzien van de rechtspositie van degenen die worden aangesteld bij een infiltratieteam is het Besluit algemene rechtspositie politie (BARP) het uitgangspunt.

De leden van het infiltratieteam treden in tijdelijke dienst van het regiokorps of het KLPD waar het beheer van het infiltratieteam is ondergebracht. Dit geniet de voorkeur boven samenstelling van het team uit gedetacheerde ambtenaren van politie. In de eerste plaats worden rechtspositionele verschillen voorkomen, omdat de bevoegdheden die ingevolge het BARP toekomen aan het bevoegd gezag, in handen worden gelegd van één beheerskorps. Hierdoor wordt bovendien de werkbaarheid van het infiltratieteam als organisatorische eenheid bevorderd, niet alleen op het gebied van het personeelsbeheer, maar ook op het gebied van de financiering. In tegenstelling tot detacheringen zal bij aanstelling namelijk geen sprake zijn van kruiselingse geldstromen tussen het infiltratieteam en betrokken regiokorpsen (overurenvergoeding, reiskosten, etc.).

Voor artikel 8 heeft artikel 4a van het BARP model gestaan, zoals dat is opgenomen in de wijziging van het BARP die voortvloeit uit en integraal onderdeel uitmaakt van het op 12 maart 1999 ondertekende Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 1999-2000 (verder: de politie-CAO). De duur van de tijdelijke aanstelling bedraagt, afhankelijk van de functie waarin de ambtenaar wordt aangesteld, maximaal zes, acht of tien jaar.

Wat betreft de minimum periode van de tijdelijke aanstelling is voor de onderscheiden functies een periode van vier jaar voorgeschreven. Het in algemene zin voorschrijven van een minimale en maximale duur van de tijdelijke aanstelling wil niet zeggen dat in concrete gevallen met de betrokken ambtenaar de voor hem geldende periode niet zou moeten worden afgesproken. In de vooraf te maken afspraken (vierde lid), wordt deze concrete periode vastgelegd.

Voordat een tijdelijke aanstelling met terugkeergarantie kan plaatsvinden, moeten nadere afspraken worden gemaakt tussen alle betrokken partijen. Deze afspraken dienen in ieder geval de duur van de tijdelijke aanstelling in kwestie te omvatten, de voorwaarden waaronder de terugkeer in vaste dienst bij het korps van herkomst zal plaatsvinden, en de voorwaarden waaronder de duur van de tijdelijke aanstelling kan worden verkort.

Wat betreft de consequenties met betrekking tot het salaris van de betrokken ambtenaar op het moment van de terugkeer in vaste dienst bij het korps van herkomst, ligt het voor de hand dat zal worden gehandeld overeenkomstig artikel 6a van het Besluit bezoldiging politie.

Tweede lid

De aanstellingstermijnen die in dit artikel zijn genoemd zijn definitief. Met name voor de infiltrant is het met het oog op gevaarzetting ongewenst dat deze langer dan zes jaren als infiltrant actief is. Dit brengt met zich dat in het laatste aanstellingsjaar rekening moet worden gehouden met de aflopende termijn en de desbetreffende infiltrant niet meer voor een langdurige infiltratieactie kan worden ingezet. De kans bestaat dan dat de aanstellingstermijn afloopt nog voordat de infiltratieactie is beëindigd. Dit moet worden voorkomen.

Artikel 9

Eerste lid

Dit artikel vormt een uitzondering op bepaalde in artikel 8. Het voorziet in de mogelijkheid om voormalig infiltranten, die als gevolg van het verstrijken van hun aanstellingstermijn terug zijn gekeerd naar het politiekorps van herkomst, onder bepaalde voorwaarden voor een kortdurende actie opnieuw in te kunnen zetten als infiltrant. Het zal dan moeten gaan om voormalig infiltranten die een bepaalde deskundigheid hebben of hebben opgebouwd die niet binnen het bestaande infiltrantenbestand is te vinden en die noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het bevel tot infiltratie. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een infiltrant die kan scuba-duiken. De ANCPI houdt een registratie bij van personen die als infiltrant werkzaam zijn of zijn geweest. Deze eenheid zal de officier van justitie van advies dienen omtrent de inzetbaarheid van de betreffende infiltrant.

Tweede lid

In uitzonderlijke gevallen kan zich de situatie voordoen dat de uitvoering van een bevel tot infiltratie zeer specifieke kennis en vaardigheden vereist, waarover noch de bestaande infiltranten, noch de voormalig infiltranten beschikken. Indien in dat geval wel een politiefunctionaris beschikbaar is die de vereiste deskundigheid bezit, maar niet de infiltratieopleiding heeft doorlopen, kan de officier van justitie op basis van dit artikel deze ambtenaar voor een kortdurende actie inzetten. De ANCPI zal in het voorkomende geval de officier van justitie gemotiveerd adviseren omtrent de inzetbaarheid van de betreffende ambtenaar. Het systeem van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden is immers zo dat de inzet van een politieman als infiltrant, zelfs wanneer deze niet is opgeleid als politie-infiltrant de voorkeur geniet boven de inzet van een burgerinfiltrant. Tussen de politieman en de officier van justitie bestaat immers een formele gezagslijn, die bij de burger ontbreekt. Het openbaar ministerie zal erop moeten toezien dat alleen in uitzonderlijke gevallen, wanneer niet binnen het bestaande - of eventueel binnen het voormalige - infiltrantenbestand een geschikte persoon beschikbaar is, wordt overgegaan tot het inzetten van een niet tot infiltrant opgeleide politieman.

Dit artikel kan tevens de grondslag vormen voor het inzetten van een deskundige politieman op het terrein van de infiltratie via Internet. In beginsel zal infiltratie via Internet ook door opgeleide politie-infiltranten dienen plaats te vinden. Als argument hiervoor geldt onder andere dat de infiltratie via Internet vaak onderdeel zal uitmaken van een onderzoek waarin ook op reguliere wijze wordt geïnfiltreerd. Zo kunnen bijvoorbeeld via Internet allerlei afspraken gemaakt worden, waarbij echter de daadwerkelijke overdracht van geld of goederen op een afgesproken plaats geschiedt. Er kunnen zich echter gevallen voordoen waarbij zeer specifieke en vergaande kennis van computers en Internet is vereist. Op basis van dit artikel kan de officier van justitie in die gevallen bepalen dat een niet tot infiltrant opgeleide ambtenaar van politie die beschikt over de vereiste kennis wordt belast met (een deel van) de uitvoering van het bevel. Ook deze ’virtuele’ infiltrant zal worden begeleid door een begeleider van een infiltratieteam. Hoewel de gevaarzetting bij de ’fysieke’ infiltratie groter is, moet deze niet worden uitgesloten bij infiltratie op Internet. Voorts zullen maatregelen met betrekking tot de software moeten worden getroffen zodat alle handelingen op de computer automatisch worden vastgelegd (zgn. logging). Zo is achteraf steeds na te gaan welke handelingen de betreffende persoon heeft verricht.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper.

De Minister van Justitie,

A.H. Korthals.

Naar boven