Wijziging bijlagen Regeling farmaceutische hulp 1996
30 maart 2000
Z/VU-2057646
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op de artikelen 9 en 11a van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering;
Gezien het advies van de Ziekenfondsraad (advies van 24 maart 1994 SGZ/874/94),
de adviezen van de Commissie Vergoedingslimieten Geneesmiddelen van de Ziekenfondsraad
(adviezen van 26 maart 1991, FARM/5468, 21 december 1993, FARM/37724/93, en
18 januari 1994, FARM/1767/94) en de adviezen van de Commissie farmaceutische
hulp van het College voor zorgverzekeringen (adviezen van 9 december 1999,
MAC/99057713, 24 december 1999, MAC/99060813, 27 januari 2000, MAC/20005344,
24 februari 2000, MAC/20012730, en 14 maart 2000, FARM/20015588);
Besluit:
Artikel I
De Regeling farmaceutische hulp 19961 wordt als volgt gewijzigd:
A. Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:


2. In onderdeel A worden de volgende regels vervangen door de daarbij
vermelde teksten:









3. In onderdeel A worden de volgende regels verwijderd:


4. In onderdeel B worden de volgende regels opgenomen:


B. In bijlage 2, onderdeel 3, onder a, wordt na ‘bloed of bloedproducten’
ingevoegd: dan wel personen die zijn aangewezen of op afzienbare tijd kunnen
zijn aangewezen op dialyse.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2000. Indien de
Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30
maart 2000, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na die van
de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst en werkt terug
tot en met 1 april 2000.
Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voornoemd,
E. Borst-Eilers.
1 Supplement bij Stcrt. 1995, 251, laatstelijk gewijzigd bij
Regeling van 8 februari 2000, Z/VU-2042371, Stcrt. 29.
Toelichting
Deze regeling betreft de maandelijkse wijziging van bijlage 1 van de Regeling
farmaceutische hulp 1996 in verband met de uitvoering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem
(gvs). De volgende bijzonderheid is met betrekking tot de wijziging per 1
april 2000 te vermelden.
Gebleken is dat het uitgangspunt van het gvs dat er in beginsel altijd
een geneesmiddel zonder bijbetaling beschikbaar is, in de praktijk niet opgaat
bij de combinatietherapie met anti-re-trovirale geneesmiddelen (HIV-remmers).
Met name vanwege verschillen in bijwerkingen en resistentiepatronen zijn
geneesmiddelen die op grond van klinische studies in één gvs-cluster
zijn opgenomen in de praktijk niet altijd onderling vervangbaar. Bovendien
komt het voor dat twee geneesmiddelen uit één cluster tegelijk
worden gebruikt, waardoor de keuzemogelijkheden, en dus de alternatieven,
beperkt zijn.
Hierdoor kunnen bij de behandeling van HIV-positieve patiënten met
een combinatietherapie onvermijdbare bijbetalingen ontstaan, hetgeen therapieontrouw
of therapiestaking tot gevolg kan hebben. Dit brengt de behandeling van deze
patiënten in gevaar brengt. Daarnaast bestaat het risico van multiresistentievorming,
hetgeen een bedreiging voor de volksgezondheid inhoudt.
In verband hiermee worden met deze regeling de HIV-remmende geneesmiddelen
met ingang van 1 april 2000 van onderdeel A naar onderdeel B van bijlage 1
van de Regeling farmaceutische hulp 1996 verplaatst. Hierdoor kunnen artsen
en patiënten samen de meest optimale en doelmatige therapie bepalen zonder
dat dit tot onvermijdbare bijbetalingen leidt. Het voorgenomen besluit hiertoe
heb ik meegedeeld in de brief van 13 maart 2000, DBO-CB-U-2048238, aan de
vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal.
Daarnaast wordt met de onderhavige regeling bijlage 2 van de Regeling
farmaceutische hulp 1996 gewijzigd. Het betreft hier slechts een tekstuele
verduidelijking van onderdeel 3 van die bijlage. In de praktijk schijnt onterecht
te worden verondersteld dat dialyse- en predialysepatiënten geen recht
hebben op de verstrekking van het hepatitis-B-vaccin. Daarom is deze groep
nu expliciet vermeld.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eliers.