Instellingsbesluit commissie ter evaluatie van de Staatscommissie voor de waterstaatswetgeving

16 maart 2000

Nr. CDJZ/2000-337

Centrale Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Overwegende dat het, mede in verband met het vervallen van paragraaf 3a van de Waterstaatswet 1900 per 1 januari 2001, gewenst is de werking van de Staatscommissie te evalueren;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de commissie: de commissie ter evaluatie van de Staatscommissie voor de waterstaatswetgeving;

b. de Staatscommissie: de Staatscommissie voor de waterstaatswetgeving;

c. de Staatssecretaris: de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 2

Er is een commissie ter evaluatie van de Staatscommissie.

Artikel 3

1. De commissie heeft tot taak de Staatscommissie te evalueren en van deze evaluatie verslag uit te brengen aan de Staatssecretaris.

2. De evaluatie richt zich op:

a. de kwaliteit en het gebruik van de door de Staatscommissie gegeven adviezen;

b. de wijze waarop door het departement van de Staatscommissie gebruik is gemaakt.

Artikel 4

1. De commissie streeft ernaar haar eindrapport voor 30 april 2000 aan de staatssecretaris uit te brengen.

2. Na het uitbrengen van haar eindrapport wordt de commissie opgeheven.

Artikel 5

In de commissie hebben zitting:

voorzitter: prof. mr. J. de Ruiter;

vice-voorzitter: mevrouw ir. J.M. Leemhuis-Stout;

Overige leden: mevrouw dr. H.M. de Boois; drs F.A. Wijsenbeek.

Artikel 6

De commissie wordt bijgestaan door een daartoe aangewezen secretaris, afkomstig van de Centrale Directie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Dit besluit werkt terug tot en met 7 maart 2000.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J.M. de Vries.

Toelichting

De Staatscommissie bestaat als adviesorgaan van de regering reeds sinds 1892. Bij wet van 11 december 1996, houdende wijziging van de Waterstaatswet 1900 in verband met de instelling van de Staatscommissie voor de waterstaatswetgeving werd de Staatscommissie opnieuw ingesteld per 1 januari 1997. De aanleiding tot deze hernieuwde instelling was de herziening van het gehele adviesstelsel van het Rijk. Ingevolge de Herzieningswet adviesstelsel hielden alle externe adviescolleges in de zin van artikel 79 Grondwet, waaronder de Staatscommissie, op te bestaan met ingang van 1 januari 1997. Om het mogelijk te maken de Staatscommissie - naast de Raad voor Verkeer en Waterstaat - te behouden als specialistisch adviesorgaan is voorgesteld de commissie opnieuw in te stellen. De Tweede Kamer stemde daarmee in onder de voorwaarde dat de Staatscommissie vooralsnog slechts voor een periode van vier jaar werd ingesteld (tot 1-1-2001). Deze bij amendement ingevoerde horizonbepaling biedt tevens de gelegenheid om na evaluatie door de wetgever te laten beslissen of er voldoende aanleiding bestaat tot handhaving of verlenging.

Om een goede afweging te kunnen maken acht ik het gewenst om, naast het evaluatierapport van de Staatscommissie zelf, een evaluatie uit te laten voeren door een externe commissie. De bij dit besluit ingestelde commissie heeft die opdracht.

Resultaat van de evaluatie is een rapportage waarin een uitspraak wordt gedaan over de kwaliteit en het gebruik van de gevraagde adviezen, alsmede over de wijze waarop door het departement van de Staatscommissie gebruik is gemaakt. Dit kan basis zijn voor een uitspraak over de mogelijke meerwaarde van de Staatscommissie in de toekomst, mede in het licht van maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen op het aan het rechtsgebied gekoppelde beleidsvelden water, bestuur en infrastructuur.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.M. de Vries.

Naar boven