Beleidsregels effectentransacties medewerkers Senter

2 maart 2000

WJZ/JZ 99040873

De Minister van Economische Zaken;

Gehoord de ondernemingsraad van Senter,

Besluit:

Artikel 1

1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. directeur: algemeen directeur Senter;

b. effecten:

1° op enige van overheidswege toegelaten beurs genoteerde aandelen, obligaties, converteerbare obligaties, warrants, participatiebewijzen, claims, scrips en bewijzen die recht geven op uitkering in andere effecten (zoals dividendbewijzen, aangewezen voor stockdividenden en dergelijke), certificaten, recepissen, alsmede opties op effecten, en andere vermogensrechten, en

2° niet ter beurze genoteerde vermogensrechten waarvan de waarde rechtstreeks afhankelijk is van een van de onder 1° bedoelde vermogensrechten;

c. effectentransacties: handelingen die bestaan uit of leiden tot het geheel of ten dele voor eigen rekening verwerven of afstoten of doen verwerven of doen afstoten van effecten;

d. medewerker: medewerker van het Agentschap Senter, uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Economische Zaken, met uitzondering van medewerkers van afdelingen P&O, Communicatie en Facilitair Bedrijf.

2. Onder de in het eerste lid, onder b, bedoelde effecten worden niet begrepen effecten die zijn uitgegeven door een beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal, zoals bedoeld in artikel 2:76a BW.

Artikel 2

1. Een medewerker behoort zich te onthouden van het verrichten van transacties ten aanzien van effecten die zijn uitgegeven door een effectenuitgevende instelling die een beursnotering heeft aan een in Nederland gevestigde beurs.

2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet ten aanzien van:

a. effectentransacties die voor rekening van de medewerker worden verricht uit hoofde van een schriftelijke beheersovereenkomst, gesloten met een bank of vermogensbeheerder als bedoeld in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 of met een vergelijkbare buitenlandse bank of vermogensbeheerder, mits het de medewerker op basis daarvan niet vaker dan eenmaal per zes maanden is toegestaan inzage in zijn effectenportefeuille te verkrijgen, een overzicht van de mutaties te ontvangen en de afspraken ten aanzien van het beheer van de effecten te herzien;

b. transacties ten aanzien van effecten waarop de medewerker recht heeft verkregen door vererving, gedurende een periode van een jaar tot na de datum daarvan;

c. transacties ten aanzien van effecten van instellingen die ten tijde van de betrokken transacties zijn vermeld in de AEX-index of de Midcap-index, of die daarin vermeld waren terwijl er nog geen periode van een jaar is verstreken; en

d. transacties ten aanzien van effecten uitgegeven door instellingen of categorieën daarvan die zijn aangewezen door de directeur.

Artikel 3

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Artikel 4

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels effectentransacties medewerkers Senter.


‘s-Gravenhage, 2 maart 2000. De Minister van Economische Zaken,
A. Jorritsma-Lebbink.

Toelichting

Algemeen

In het kader van het integriteitsbeleid van de sector rijk is bij het Ministerie van Economische Zaken (EZ) preventief beleid ontwikkeld ter voorkoming van de aantasting van de integriteit. Overeenkomstig de wens van de Tweede Kamer is hiermee uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in het op 11 maart 1996 vastgestelde rapport ‘Integriteitsbeleid bij het Rijk: stand van zaken’.

Bij brief van 18 november 1998, WJA/JZ 98067948, zijn de medewerkers van EZ erover geïnformeerd hoe zij de schijn van misbruik van voorwetenschap bij effectentransacties kunnen vermijden.

Voorts zijn bij besluit van 6 november 1998 de Beleidsregels insiders EZ (Stcrt. 215) vastgesteld in het kader waarvan medewerkers van het ministerie en daaronder ook medewerkers van Senter kunnen worden aangewezen als zogenaamde insider. De regels geven aan dat een als insider aangewezen ambtenaar niet behoort te handelen in effecten, uitgegeven door bij de aanwijzing gemelde beursfondsen. Voor aanwijzing als insider voor een bepaald beursfonds komt in aanmerking die medewerker die naar verwachting meer dan incidenteel zal kunnen beschikken over koersgevoelige informatie met betrekking tot dat beursfonds.

De Beleidsregels insiders EZ vormen een nadere concretisering van het gedrag dat van de betrokken medewerkers in het kader van de naleving van artikel 50 ARAR verwacht mag worden. Dit artikel verplicht ambtenaren zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. Gedrag van een insider dat in strijd is met de Beleidsregels insiders EZ wordt beschouwd als gedrag dat in strijd is met artikel 50 ARAR. Dergelijk plichtsverzuim kan leiden tot een disciplinaire straf op grond van artikel 80 van het ARAR.

Voor Senter, uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Economische Zaken, geldt net als voor de overige onderdelen van het ministerie dat betrouwbaarheid en soliditeit van groot belang is, en dat met name de integriteit van de medewerkers aan hoge normen moet voldoen. Senter echter verkeert op een aantal punten in een andere positie dan andere onderdelen van het Ministerie van Economische Zaken.

Senter voert een groot aantal subsidieregelingen uit. De subsidies bij de verlening waarvan Senter betrokken is worden verstrekt ten behoeve van projecten die in hoge mate innovatief zijn of die strategische product- of procesontwikkeling betreffen. Dergelijke projecten zijn in veel gevallen bepalend voor de toekomst van de betreffende ondernemingen. Om de subsidieaanvragen te kunnen behandelen krijgt Senter veelal diepgaand inzicht in de organisatorische en financiële omstandigheden van de aanvragers, in de gebruikte technieken en in de marktverwachtingen van het project.

Daarbij komt dat het werken bij Senter medewerkers voortdurend in aanraking brengt met steeds weer andere ondernemers. Om efficiënt te kunnen werken is het van belang dat medewerkers kunnen werken aan meerdere subsidie-instrumenten tegelijk en dat zij zeer flexibel kunnen worden ingezet binnen Senter. Om die flexibiliteit te kunnen handhaven is informatie over ondernemingen, zoals die binnenkomt bij Senter via verschillende instrumenten, doorgaans toegankelijk voor een ieder die betrokken is bij de uitvoering daarvan. Het is belangrijk dat dwarsverbanden in kennis en communicatie mogelijk zijn en blijven. Ook het uitwisselen van ervaringen wordt gestimuleerd. Juist dit samenbrengen van kennis en werkzaamheden is essentieel voor de taakuitoefening van Senter. Hierdoor is er binnen Senter veel informatie over projecten van bedrijven voor medewerkers beschikbaar. Deze informatie is vaak zeer gevoelig, gezien de ingrijpende gevolgen van projecten voor een succesvolle toekomst van de bedrijven. Bij de beoordeling van de vraag welke medewerkers van Senter voor welke beursfondsen als insiders zouden moeten worden aangewezen bleek dat de weg van de individuele aanwijzing van medewerkers van Senter en de bijbehorende individuele opsomming van beursfondsen, zoals bedoeld in de Beleidsregels insiders EZ, een te zware uitvoeringslast voor Senter met zich zou meebrengen. Bijna alle Sentermedewerkers hebben vanwege hun werk toegang tot de binnen Senter beschikbare informatie en die informatie betreft veel ondernemingen. Niet alleen zouden daarom veel medewerkers moeten worden aangewezen, ook zou de lijst met fondsen waarin betrokkenen niet mogen handelen lang worden. Doordat de lijst met beursgenoteerde fondsen zeer regelmatig aanpassing behoeft, zou dat steeds een groot aantal wijzigingen in eenmaal gegeven beschikkingen meebrengen.

Daarom is gekozen voor het tot stand brengen van beleidsregels, speciaal gericht op de situatie bij Senter, de ‘Beleidsregels effectentransacties medewerkers Senter’ (hierna: Beleidsregels).

Een tweede reden om voor Senter te kiezen voor aanvullende beleidsregels ligt in het feit dat het moeilijk is om permanent en per beursfonds vast te stellen of het totaal van de bij Senter aanwezige en voor de meeste medewerkers toegankelijke informatie zodanig is dat die meer dan incidenteel koersgevoelige informatie vormt; deels omdat dat niet altijd eenvoudig is vast te stellen, deels omdat dat veel werk met zich mee brengt. Een derde reden vormt de wetenschap dat Senter vaak betrokken is bij díe groep ondernemers, die voor het eerst notering zoeken. Dergelijke fondsen zouden mogelijk niet meer tijdig kunnen worden toegevoegd aan de fondsenlijsten die bij aanwijzingen als insider horen.

Door de totstandkoming van de Beleidsregels zullen telkens opnieuw aparte aanwijzingen op basis van de Beleidsregels insiders EZ in beginsel achterwege kunnen blijven. Dat beginsel lijdt vanzelfsprekend uitzondering voor de medewerkers van Senter waarvoor de nieuwe regels niet gaan gelden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat in bijzondere gevallen een medewerker van Senter waarvoor de Beleidsregels gelden toch zal moeten worden aangewezen als insider. Daarbij zal het alleen kunnen gaan om aanwijzing als insider voor een van de AEX- of een Midcapfondsen. Te denken valt aan het bijzondere geval waarin een medewerker van Senter belast wordt met werkzaamheden waardoor hij gaat beschikken over informatie met betrekking tot een AEX- of een Midcapfonds en waarbij die informatie niet voor de overige Sentermedewerkers toegankelijk is. Uiteraard worden bij een dergelijke aanwijzing de criteria van de Beleidsregels insiders EZ gehanteerd.

De Beleidsregels treden dan ook niet voor de Beleidsregels insiders EZ in de plaats, maar vormen daarop een aanvulling in verband met de bijzondere situatie die bij Senter bestaat. Net als de beschikkingen in het kader van de Beleidsregels insiders EZ maken de Beleidsregels expliciet wat EZ als plichtsverzuim zoals bedoeld in artikel 50 ARAR zal beschouwen en dat een negeren van de Beleidsregels kan leiden tot een disciplinaire straf.

De Beleidsregels zijn het resultaat van een nauwgezette afweging van de belangen van de organisatie enerzijds en de belangen van de medewerkers van Senter anderzijds. De verwachting is dat deze nieuwe regels er toe zullen leiden dat bij de medewerkers van Senter een verscherpt bewustzijn ontstaat voor het feit dat de overheid van haar medewerkers zorgvuldig gedrag verlangt.

Voor de medewerkers van Senter waarvoor de Beleidsregels insiders Senter gelden bestaat vanzelfsprekend, net als voor andere EZ-medewerkers, de mogelijkheid om met een van de bij EZ als adviseur integriteit voor effectentransacties aangewezen functionarissen (Regeling uitvoering integriteitsbeleid EZ, Stcrt. 1998, 111) vertrouwelijk te overleggen over een door hem met betrekking tot het handelen in effecten te volgen gedragslijn. Voor dat overleg, voor de positie van de adviseur integriteit en voor het zwijgrecht geldt hetgeen daarover in de toelichting bij de Beleidsregels insiders EZ is opgemerkt.

De Beleidsregels zullen niet gelden voor die Senter-medewerkers, die werkzaam zijn op de afdelingen P&O, Communicatie en Facilitair Bedrijf . Deze medewerkers hebben geen toegang tot de bestanden waarin de gevoelige informatie is opgeslagen.

Artikelen

Artikel 1

De beurs waarop in het eerste lid, onderdeel b, wordt gedoeld, is de Amsterdam Exchanges N.V. (voorheen de Effectenbeurs, de European Options Exchange) en andere erkende beurzen als bedoeld in de Wet toezicht effectenverkeer 1995, alsmede iedere gelijksoortige beurs in of buiten Nederland.

Tot de onder 2° bedoelde vermogensrechten behoren onder meer de rechten uit zogenaamde swaps, en future rate agreements.

In het tweede lid zijn beleggingen in effecten die zijn uitgegeven door een beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal, buiten de werking van de Beleidsregels gebracht omdat de kans dat dit niet in overeenstemming is met wat een goed ambtenaar betaamt, of zelfs met het verbod op misbruik van voorwetenschap, buitengewoon gering is. De beleggingsmaatschappijen met veranderlijk kapitaal zijn te onderscheiden van andere doordat de beleggingsmaatschappij zichzelf als zodanig herkenbaar moet maken in een groot deel van de schriftelijke stukken, en onder andere in de algemene voorwaarden waaronder zij effecten uitgeeft.

Artikel 2

Het spreekt voor zich dat de medewerker van Senter zich ook behoort te onthouden van het voor zijn rekening en risico maar door middel van derden verrichten van transacties (eerste lid).

Door het slot van het eerste lid wordt duidelijk gemaakt dat ook het handelen in effecten die buiten Nederland beursnotering hebben verkregen achterwege moet blijven als het gaat om effecten zijn die uitgegeven door een instelling die ook in Nederland beursnotering heeft.

In het tweede lid worden in de onderdelen a tot en met d een aantal transacties uitgezonderd van de algemene regel uit het eerste lid.

Een algemene uitzondering geldt voor transacties met betrekking tot effectenportefeuilles ten aanzien waarvan een beheersovereenkomst is gesloten die voldoet aan de in onderdeel a gemelde eisen.

Onderdeel b bevat een algemene maar tijdelijke uitzondering voor transacties ten aanzien van effecten die de medewerker heeft verkregen door vererving. Dit onderdeel bedoelt te voorkomen dat medewerkers van Senter die gerechtigd zijn in nalatenschappen onevenredige voorzieningen moeten treffen om te voorkomen dat zij de in het eerste lid verwoorde norm overtreden.

In onderdeel c is een algemene uitzondering opgenomen voor transacties met effecten die zijn genoteerd in de AEX-index of de Midcap-index. De daarin genoteerde fondsen zijn in het algemeen zó groot in omvang dat de bij Senter aanwezige informatie niet gerekend kan worden tot de koersgevoelige informatie. Om te kunnen komen tot volstrekt heldere regels en om de medewerkers niet meer te belasten dan strikt nodig zijn alle AEX- en Midcap-fondsen uitgezonderd.

Het voorgaande betekent overigens niet dat op voorhand kan worden vastgesteld dat medewerkers van Senter ten aanzien van effecten genoteerd in de AEX- of de Midcap-index nooit kunnen beschikken over koersgevoelige informatie. Voor betrokken medewerkers geldt immers onverkort hetgeen in de bovenbedoelde brief van 18 november 1998 is opgemerkt. In voorkomende gevallen kan de directeur van Senter de groep effecten waarvoor de algemene regel geldt nog verder verkleinen. Daartoe bevat onderdeel d de mogelijkheid voor de directeur Senter om door middel van een beleidsregel de in onderdeel c bedoelde fondsen aan te vullen met specifieke andere of met categorieën daarvan.

De voormelde uitzonderingen kunnen niet voorkomen dat er zich gevallen kunnen voordoen waarin de omstandigheden van een medewerker van Senter zó zijn, dat naleving van de Beleidsregels in redelijkheid niet van de betrokken medewerkers kan worden gevraagd. In dergelijke gevallen zal de medewerker de directeur vanzelfsprekend altijd kunnen vragen vast te stellen dat de Beleidsregels tijdelijk of permanent, voor sommige fondsen of onder bepaalde omstandigheden niet behoeven te worden nageleefd.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink.

Naar boven