Regels voor toepassing Wet brutering overhevelingstoeslag lonen

20 november 2000

SV/VP/00/73976

Directie Sociale Verzekeringen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst;

Gelet op artikel 6, vierde lid, van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen,

Besluit:

Artikel 1

Voor een goede toepassing van artikel 6, derde lid, van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen wordt:

a. het ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, tiende lid, onderdeel a, b onderscheidenlijk c, van de Algemene Ouderdomswet vermenigvuldigd met 0,829934, 0,855633 onderscheidenlijk 0,856203;

b. de toeslag, bedoeld in artikel 9, negende lid, van de Algemene Ouderdomswet vastgesteld met inachtneming van de desbetreffende in onderdeel a genoemde vermenigvuldigingsfactor;

c. de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 29, zesde lid, onderdeel a, b, c onderscheidenlijk d, van de Algemene Ouderdomswet vermenigvuldigd met 1,043508, 1,043528, 1,043738 onderscheidenlijk 1,043508.

Artikel 2

1. Voor een goede toepassing van artikel 6, derde lid, van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen wordt:

a. de uitkering, bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid, en bedoeld in artikel 29 van de Algemene nabestaandenwet vermenigvuldigd met 0,696922;

b. de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 31, eerste en derde lid, van de Algemene nabestaandenwet telkenmale vermenigvuldigd met 0,794319.

2. In afwijking van het eerste lid worden:

a. indien recht bestaat zowel op de uitkering, bedoeld in artikel 17, eerste lid, als bedoeld in artikel 25 van de Algemene nabestaandenwet, beide uitkeringen vermenigvuldigd met 0,726440;

b. indien recht bestaat zowel op de uitkering, bedoeld in artikel 17, tweede lid, als bedoeld in artikel 25 van de Algemene nabestaandenwet, beide uitkeringen vermenigvuldigd met 0,726440;

c. indien recht bestaat op zowel de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 31, eerste lid, als bedoeld in het tweede lid van de Algemene nabestaandenwet, beide uitkeringen vermenigvuldigd met 0,794249.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 november 2000.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Tot 1 januari 2001 bevat artikel 82 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies (WAUOO) een zogenaamde paraplubepaling, toegespitst op de aanvullende pensioenregelingen, die tot doel heeft de effecten op het bruto AOW- en ANW-pensioen van de Oort-wetgeving (ingegaan 1990) en enige andere maatregelen ongedaan te maken. Per 1 januari 2001 vervalt de WAUOO met dien verstande dat op basis van artikel 6, derde en vierde lid, van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen (Wet BOL) een voorziening is getroffen waardoor de paraplubepaling feitelijk nog gedurende vier jaren van kracht blijft, dus tot 1 januari 2005.

De verhoudingsgetallen zoals die voordien op grond van artikel 82, derde lid, van de WAUOO werden bepaald, zijn overigens in deze regeling ongewijzigd vastgesteld.

De desbetreffende verhoudingsgetallen - of percentages - zijn in navolgende tabel weergegeven. Het gaat hierbij om percentages van bedragen uitgedrukt in (op 100% te stellen) reëel geldende uitkeringsbedragen.

Tabel 1. De verhouding tussen de (fictieve) bruto uitkeringsbedragen volgens de paraplubepaling enerzijds en de reëel geldende uitkeringsbedragen anderzijds

AOW

stcrt-2000-239-p15-SC26661-1.gif

ANW

stcrt-2000-239-p15-SC26661-2.gif

Een en ander leidt tot de volgende uitkomsten.

Tabel 2. Reële en fictieve bedragen per 1 januari 2001

stcrt-2000-239-p15-SC26661-3.gif

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst.

Naar boven