Aanpassing bezoldiging burgemeesters

18 oktober 2000

Bk00/91455

DGOB/Kabinetszaken

Aan:

- de burgemeesters

- de gemeentebesturen

Onderwerp: aanpassing bezoldiging burgemeesters

Doelstelling: informatie over beleid

Juridische grondslag: artikel 66 Gemeentewet en het rechtspositiebesluit burgemeesters 1994

Relaties met andere circulaires: BK99/078883 van 29 juli 1999 en BK99/U101334 van 22 december 1999

Ingangsdatum: 1 augustus 2000 resp. 1 januari 2001

Geldig tot: nadere berichtgeving

Hierbij vraag ik uw aandacht voor het volgende:

1. Structurele verhoging van het salaris

Op grond van artikel 8, derde lid, van het `Rechtspositiebesluit Burgemeesters 1994' wordt de bezoldiging van burgemeesters herzien overeenkomstig de wijziging die de bezoldiging van het Personeel in de Sector Rijk ondergaat.

In het Sectoroverleg Rijkspersoneel is ten aanzien van het arbeidsvoorwaardenbeleid in de contractperiode 1 augustus 2000 tot 1 augustus 2001 besloten tot een algemene salarisverhoging.

Per 1 augustus zal een algemene salarisverhoging van 3,6% plaatsvinden. Dit betekent dat de bezoldiging van burgemeesters eveneens met ingang van die datum dient te worden aangepast.

Per 1 januari 2001 komt de overhevelingstoeslag te vervallen en worden in verband daarmee per die datum krachtens de Wet brutering overhevelings-toeslag lonen (Wbol) de salarissen verhoogd met 1,9% met een maximum van f 1745,- per jaar. Sociale partners mogen hiervan afwijken.

Gelet hierop is met de centrales van overheidspersoneel afgesproken om per 1 januari 2001 de salarissen te verhogen met 1,9% met een maximum van f 134,27 per maand.

Omdat met de centrales van overheidspersoneel ook een structurele salarisverhoging van 0,5% is afgesproken, bedraagt de totale salarisverhoging per 1 januari 2001 circa 2,4%.

2. Eindejaarsuitkering

Op grond van artikel 8, vierde lid, van genoemd rechtspositiebesluit, ontvangt de burgemeester, indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering met een algemeen karakter wordt toegekend, een uitkering op gelijke voet.

In genoemd sectoroverleg is overeengekomen de eindejaarsuitkering voor het jaar 2000 eenmalig te verhogen met 0,7 procentpunt. De verhoging van de eindejaarsuitkering werkt terug tot en met 1 januari 2000.

Voor burgemeesters geldt dus in 2000 een eindejaarsuitkering van 2,5%, te weten: 0,3% structureel, 1,5% als compensatie voor de verslechterde vaste autokostenvergoeding en 0,7% eenmalig. De eerste twee percentages golden al op grond van eerdere afspraken.

Met ingang van 1 januari 2001 zal de eindejaarsuitkering weer 1,8% bedragen.

De verhoging van de eindejaarsuitkering werkt in verband met de terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2000, ook door in de berekeningsgrondslag voor het wachtgeld of overeenkomstige uitkeringen van burgemeesters die op of ná 2 januari 2000 met wachtgeld of met een overeenkomstige uitkering zijn gegaan.

Indien in de periode januari 2000 tot en met december 2000 in de berekeningsgrondslag voor het wachtgeld of uitkering als eindejaarsuitkering 2,5% is opgenomen, blijft voor betrokkenen ook ná 2000 in de berekeningsgrondslag de eindejaarsuitkering op 2,5% gehandhaafd.

3. Ambtstoelage

De hoogte van de ambtstoelage zoals vastgesteld bij circulaire van 22 december 1999 (BK99/U101334) blijft tot 1-1-2001 van kracht.

Op dit moment vind in het Georganiseerd Overleg Burgemeesters overleg plaats over de in verband met de belastingwetgeving benodigde aanpassing van de ambtstoelage. Over de uitkomsten zult u zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,voor deze,
de directeur-generaal Openbaar Bestuur,
J.W. Holtslag.

Bijlage

Naar boven