Wijziging Regeling kentekens en kentekenplaten

7 januari 2000

Nr. CDJZ/WJZ/1999-1959

Centrale Directie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 36, achtste lid, en 40, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Artikel I

De Regeling kentekens en kentekenplaten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘of B.2’ vervangen door: , B.2, C.1 of C.2.

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd die luidt: Het Europese embleem en de landenindicator moeten in geel respectievelijk in wit zijn aangebracht op een blauwe retroreflecterende achtergrond overeenkomstig de modellen D1 of D2 van de bijlage.

3. In het tweede lid wordt ‘26.1’ vervangen door: 27.29.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. Kentekens moeten zijn aangebracht op kentekenplaten in zwarte, onuitwisbare tekens op retroreflecterende achtergrond, volgens de modellen 27.1 tot en met 27.29 van de bijlage. De kleur van de achtergrond is geel voor de modellen 27.1 tot en met 27.10, lichtgroen voor de modellen 27.11 tot en met 27.14 en wit voor de modellen 27.15 tot en met 27.29. De kleur van de rand in de modellen 27.1 tot en met 27.13 alsmede 27.15 tot en met 27.17 en 27.24 tot en met 27.29 is zwart. De kentekenplaten volgens de modellen 27.18 tot en met 27.20 mogen zijn voorzien van een zwarte rand. De in dit lid genoemde kleuren moeten voldoen aan de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten.

2. In het tweede lid vervallen de onderdelen a en b.De onderdelen d en e worden verletterd tot a en b.

3. Aan het artikel worden drie nieuwe leden toegevoegd, die luiden:

3. Met betrekking tot motorrijtuigen die voor 1 februari 2000 in gebruik zijn genomen mogen kentekens, niet zijnde handelaarskentekens of kentekens als bedoeld in artikel 4, zesde lid, van het Kentekenreglement, in afwijking van het eerste lid zijn aangebracht op een gele achtergrond volgens de modellen 11.1, 12.1, 13.1, 14.1, 18.1 en 18.2 van de bijlage en, voor zover het betreft kentekens behorende tot de lettergroep AA en CDJ alsmede vóór 1 februari 1991 opgegeven kentekens bevattende de lettergroep CD, volgens de modellen 15.1, 16.1, 17.1, 17.2 en 17.3 van de bijlage. Deze afwijkingsmogelijkheid geldt:

a. voor APK-plichtige motorrijtuigen: tot de aanvang van de eerste periodieke keuring na 1 juni 2000;

b. voor niet APK-plichtige motorrijtuigen: tot 1 februari 2003.

Indien van deze afwijkingsmogelijkheid gebruik wordt gemaakt mogen de modellen C1 of C2 worden toegepast.

4. Indien met betrekking tot een motorrijtuig gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid bedoeld in het tweede lid, onderdelen a of b, of het derde lid, moet op een daar mee verbonden aanhangwagen het kenteken volgens hetzelfde model als op het trekkende motorrijtuig zijn aangebracht.

5. In afwijking van het eerste lid mogen handelaarskentekens, die zijn afgegeven voor 1 februari 2000, zijn aangebracht op kentekenplaten in witte onuitwisbare tekens op een donkergroene retroreflecterende achtergrond, volgens de modellen 1.1 tot en met 18.2 van de bijlage. Deze afwijkingsmogelijkheid geldt tot 1 februari 2001.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd dat luidt:

3. De kentekenplaten volgens de modellen 27.1 tot en met 27.17 en 27.24 tot en met 27.29 van de bijlage moeten zijn voorzien van een merk volgens model M.3 van de bijlage.

2. In het vierde lid wordt na ‘26.1’ toegevoegd: en 27.18 tot en met 27.23.

3. Aan het artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt:

5. Het door de lamineerder, bedoeld in de Regeling erkenning lamineerders, aan te brengen waarmerk is volgens model M3, met dien verstande, dat er slecht vier cijfers in zijn opgenomen, beginnend met een 3. Het door de foliefabrikant, bedoeld in de Erkenningsregeling foliefabrikanten, aan te brengen waarmerk is volgens model M3, met dien verstande, dat er slechts vier cijfers in zijn opgenomen, beginnend met een 2.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt het zinsdeel na ‘Rijkskeurmerk,’ vervangen door: het keurmerk van de erkende of gemachtigde kentekenplaatfabrikant en de waarmerken van de erkende of gemachtigde foliefabrikant en lamineerder.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt het zinsdeel na ‘Rijkskeurmerk’ vervangen door: , het keurmerk van de erkende of gemachtigde kentekenplaatfabrikant en de waarmerken van de erkende of gemachtigde foliefabrikant en lamineerder.

3. Aan het derde lid worden twee nieuwe volzinnen toegevoegd, die luiden:

Op de achtergrond van een kentekenplaat volgens de modellen 27.1 tot en met 27.29 van de bijlage mag niets anders voorkomen dan hetgeen is vermeld in die modellen, alsmede de waarmerken van de erkende of gemachtigde foliefabrikant en lamineerder. De kentekenplaten volgens de modellen 27.15 tot en met 27.17 moeten zijn voorzien van een maandaanduiding, die uitsluitend mag bestaan uit het nummer van de lopende of de volgende maand.

4. Het vierde lid, aanhef, wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘18.2’ wordt vervangen door: 27.10.

b. Na ‘geel retroreflecterend is,’ wordt gevoegd: alsmede op de witte achtergrond van de modellen 27.24 tot en met 27.26,

E

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘twee’ vervangen door: drie.

2. In het tweede lid wordt ‘twee’ vervangen door: twee of drie.

F

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Na Model B.2 worden ingevoegd de nieuwe modellen C.1, C.2, D.1, D.2 en E.

2. Na Model 26.1 worden ingevoegd de nieuwe modellen 27.1 tot en met 27.29.

3. Na Model M.2 wordt ingevoegd het nieuwe Model M.3.

De nieuwe modellen zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop de Wet van 6 oktober 1999 houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de afgifte en inname van kentekenplaten (Staatsblad 1999, 459) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos.

Toelichting

Deze wijziging van de Regeling Kentekens en kentekenplaten houdt verband met de invoering van de nieuwe kentekenplaatmodellen met Euro-embleem (twaalf gele sterren op een blauwe achtergrond). Met deze invoering wordt allereerst beoogd te komen tot harmonisatie van kentekenplaatmodellen binnen de Europese Unie. De nieuwe modellen komen grotendeels overeen met de modellen in het werkdocument van de Europese Commissie van 17 augustus 1990 houdende een voorstel voor een richtlijn inzake de introductie van een EG-model kentekenplaat. Dit werkdocument heeft vooralsnog niet geleid tot een richtlijn.

Voorts wordt door de keuze van nieuwe lettertypes beoogd de mogelijkheid van vervalsing van kentekenplaten te verminderen. Een bijkomend voordeel van de nieuwe modellen is datde aparte NL-sticker overbodig wordt aangezien het Euro-embleem conform Verordening (EG) nr. 2411/98 van 3 november 1998 van de Raad van de Europese Unie (PB L 299/1) tevens zal zijn voorzien van een landen-indicator.

Door middel van radar/fotoproeven is in samenwerking met de politie vastgesteld dat de herkenbaarheid van het kenteken op de platen volgens de nieuwe modellen gelijk is aan die op de huidige modellen. Wat betreft het nieuwe kleinere model motorfietsplaat wordt verwacht dat daardoor het gebruik van illegale platen, van een kleinere afmeting dan tot nog toe voorgeschreven, zal worden verminderd.

De nieuwe serie modellen is onder de nummers 27.1 tot en met 27.29 toegevoegd aan de bijlage bij deze regeling. De 27-serie bestaat uit lange, respectievelijk vierkante modellen voor de gewone drie- en vierwielers (27.1 en 27.2), voor de drie- of vierwielers met bijzondere kentekens (27.3 tot en met 27.9), voor tweewielers (27.10), voor motorrijtuigen met handelaars-, export- of tijdelijke kentekens (27.11 tot en met 27.23 alsmede 27.27 tot en met 27.29) en voor aanhangwagens (27.24 tot en met 27.26). Voor de nieuwe lettertypes zijn de modellen C1 en C2 toegevoegd. Voor de maatvoering van het Euro-embleem zijn de modellen D1 en D2 toegevoegd. Ingevoerd wordt verder een lamineercode ten behoeve van controle op de materialen waarvan kentekenplaten worden vervaardigd. De plaats ervan op de kentekenplaat wordt aangegeven in model E. Tijdelijke platen bij verlies of diefstal worden voorzien van een maandcode, die aangeeft in welke maand de kentekenplaat slechts geldig is.

De belangrijkste wijziging van de regeling betreft artikel 3, eerste lid (nieuw), waarin de nieuwe modellen worden voorgeschreven en de bijbehorende kleuren. In de afzonderlijke modellen is vermeld voor welke categorie voertuigen zij zijn bestemd.

In het tweede lid vervallen de onderdelen a en b aangezien de daar bedoelde handelaars- en exportkentekenplaten in de modellen van de 27-serie zijn opgenomen en derhalve in het nieuwe eerste lid zijn geregeld.

De onderdelen d en e van het tweede lid worden verletterd tot a en b en blijven overigens ongewijzigd, zodat voor de zgn. historische kentekenplaten en de platen volgens Amerikaans model de bestaande afwijkingsmogelijkheid gehandhaafd blijft.

Het nieuwe derde lid bevat een overgangsregeling voor motorrijtuigen die vóór1 februari 2000 (de datum van invoering van het nieuwe model kentekenplaat) in gebruik zijn genomen. Zij mogen de oude platen blijven voeren gedurende een overgangsperiode, die voor de APK-plichtige voertuigen eindigt bij de aanvang van de eerste APK-keuring na 1 juni 2000 en voor niet-APK-plichtige voertuigen op 1 februari 2003. De overgangsregeling laat de mogelijkheid onverlet om reeds voor de afloop van de overgangsperiode een kentekenplaat volgens het nieuwe model te voeren. Ook is het mogelijk gedurende de overgangsperiode een oud model-plaat te combineren met de nieuwe lettertypes van model C1 of C2: zie de laatste volzin van dit lid.

Het nieuwe vierde lid bevat een overgangs- respectievelijk afwijkingsregeling voor aanhangwagens. Zij dienen, indien en zolang het trekkende voertuigeen kentekenplaat volgens een oud of afwijkend model voert, hetzelfde (oude of afwijkende) model te voeren. Voert het trekkend voertuig een nieuw model kentekenplaat, dan zal de daarmee verbonden aanhangwagen op grond van het eerste lid het nieuwe, voor aanhangwagens bestemde, model kentekenplaat (27.24 tot en met 27.26) moeten voeren.

Het nieuwe vijfde lid bevat een overgangsregeling voor de kentekenplaten van handelaren. Zij mogen gedurende een overgangsperiode van een jaar nog gebruik maken van de oude modellen. Daarna dienen handelaren op grond van het eerste lid gebruik te maken van de nieuwe modellen (27.11 tot en met 27.14).

De wijzigingen van artikel 5 houden verband met de invoering van een nieuw keurmerk van de kentekenplaatfabrikant (Model M.3). Dit nieuwe keurmerk bevat onder andere een getal bestaande uit vijf posities (was vier), dat het erkenningsnummer van de kentekenplaatfabrikant aangeeft. Geen eisen worden gesteld aan de tijdelijke kentekenplaten (27.18 tot en met 27.23) waardoor het mogelijk blijft om met een zelf vervaardigd kenteken naar een keuringsstation of een kentekenplaatfabrikant te rijden.

De wijzigingen van artikel 6 behelzen terminologische aanpassingen die noodzakelijk zijn nu in het kader van de nieuwe wettelijke bepalingen inzake de gecontroleerde afgifte en inname van kentekenplaten (GAIK) de bestaande machtigingsregeling in de Regeling eisen goedkeuring kentekenplaten wordt vervangen door een erkenningsregeling in artikel 70 a en volgende van de Wegenverkeerswet 1994. Verder worden in het derde en vierde lid nu ook de nieuwe modellen van de 27-serie genoemd. De toegevoegde laatste volzin van het derde lid noemt de maandaanduiding, die wordt aangebracht op de vervangende tijdelijke platen bij verlies of diefstal (27.15 tot en met 27.17) en die de maand van geldigheid voor gebruik op de weg aangeeft.

De aantallen platen, genoemd in artikel 7, zijn aangepastaan de aantallen af te geven kentekenplaten op grond van de Erkenningsregeling fabrikanten kentekenplaten.

Tenslotte zij opgemerkt dat deze regeling is genotificeerd op grond van richtlijn 98/34/EEG. De ontvangen commentaren van Lid-Staten en de Europese Commissie zijn, voorzover relevant, in deze regeling verwerkt. Dit leidde onder andere tot het verplaatsen van de lamineercode naar een plaats buiten het blauwe vlak met het Europese symbool en landen-indicator (Model E).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos.

Bijlage bij de ministeriële regeling van 7 januari 2000, nr. CDJZ/WJZ/1999-1959, Centrale Directie Juridische Zaken, houdende wijziging van de regeling kentekens en kentekenplaten

Naar boven