Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten;
Overwegende dat de advocaat verplicht is ter zake van het risico van beroepsaansprakelijkheid
verzekerd te zijn;
Dat de Staat in verschillende bijzondere wetten vrijgesteld is van de
bij die wetten opgelegde verplichting tot het sluiten van een verzekering;
Dat het in de rede ligt ook advocaten in dienst van de Staat vrij te stellen
van de verzekeringsplicht;
Dat het in de rede ligt de bestaande uitzondering op de verzekeringsplicht
voor advocaten in dienst van een werkgever nader af te bakenen;
Gezien het ontwerp van de Algemene Raad;
Gelet op artikel 28 van de Advocatenwet;
Stelt de navolgende verordening vast:
Artikel I
Artikel 2 tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
2. In afwijking van het vorige lid rust die verplichting tot verzekering
niet op de advocaat die:
- de praktijk uitoefent in dienst van een werkgever als bedoeld artikel
3 tweede lid van de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking
voor zover het betreft het risico van aansprakelijkheid jegens zijn werkgever
voor schade die hij in zijn beroepsuitoefening als advocaat aan zijn werkgever
heeft toegebracht, indien de werkgever schriftelijk te kennen heeft gegeven
hem daarvoor niet aansprakelijk te zullen houden;
- in dienst van de Staat de praktijk uitoefent indien de Staat door middel
van een schriftelijke verklaring te kennen heeft gegeven de advocaat niet
aansprakelijk te zullen houden voor schade in zijn beroepsuitoefening als
advocaat aan de Staat als werkgever toegebracht en de advocaat te vrijwaren
wanneer deze aansprakelijk wordt gesteld voor schade die hij in zijn beroepsuitoefening
als advocaat in dienst van de Staat heeft toegebracht. De verklaring dient
onverkort de bepalingen te bevatten van het als bijlage aan deze verordening
gehechte model.
Artikel II
Deze verordening treedt in werking op een door de Algemene Raad te bepalen
tijdstip.
Memorie van toelichting
De Adviescommissie verordening dienstbetrekking heeft de Algemene Raad
gewezen op de specifieke positie van de advocaat in dienst van de Staat in
verband met de verplichting voor advocaten zich tegen het risico van beroepsaansprakelijkheid
te verzekeren.
In een groot aantal wetten, zoals de WAM (art. 17 lid 1), heeft de Staat
vrijstelling gekregen van een wettelijke verplichting tot verzekering. Met
de Staat wordt, evenals in de WAM, niet de Overheid in zijn totaliteit bedoeld.
Advocaten in dienst van provincie, gemeente en andere overheidsorganen zijn
wel verzekeringsplichtig. De Staat pleegt in verband met de grote omvang van
zijn bezittingen en de grote spreiding en risico's geen verzekeringen af te
sluiten. Gelet op de strekking van de verordening op de beroepsaansprakelijkheid
1991 (het publiek de waarborg bieden dat iedere advocaat voldoende verhaal
biedt voor dekking van de gevolgen van zijn beroepsaansprakelijkheid) ligt
het in de rede ook aan advocaten in dienst van de Staat in de verordening
een vrijstelling te verlenen. De Staat dekt dus zelf de burgerrechtelijke
aansprakelijkheid van de advocaten die bij hem in dienst zijn. Benadeelden
kunnen de advocaat dan wel, op de voet van art. 6:170 BW, de Staat aanspreken
tot schadevergoeding. In het geval de benadeelde de advocaat aanspreekt, zal
de Staat hem dienen te vrijwaren voor de nadelige gevolgen van de aansprakelijkstelling.
In het geval de benadeelde de Staat aanspreekt, ziet de Staat af van verhaal
op de advocaat die bij hem in dienst is. De Staat zal ook overigens die advocaat
niet aansprakelijk houden als hijzelf benadeeld is (vgl. de eerste vrijstelling).
De vrijwaringsverklaring dient onverkort de bepalingen te bevatten van het
als bijlage aan deze verordening gehechte model.
De verklaring kan daarenboven nog andere bepalingen bevatten mits deze
met het model niet in strijd zijn of daaraan afbreuk doen.
Die advocaat in dienst van de Staat die de `nevenpraktijk' uitoefent (zoals
bedoeld in artikel 3 lid 8 Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking)
loopt een beroepsrisico in de zin van de verordening. Dit brengt met zich
mee dat de advocaat zich in voorkomende gevallen voor dit risico (aanvullend)
zal dienen te verzekeren.
De uitzondering op de verzekeringsplicht voor advocaten in dienst van
een werkgever is in de nieuwe formulering van artikel 2 tweede lid eerste
liggend streepje scherper afgebakend. De uitzondering op de verzekeringsplicht
is in 1997 in de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid opgenomen om recht
te doen aan de positie van de advocaat-bedrijfsjurist die uitsluitend optreedt
voor zijn werkgever. De voorgestelde tekst betekent in dat opzicht een verduidelijking.
Bijlage bij de Verordening op de Beroepsaansprakelijkheid
1991
Model vrijwaringsverklaring
De Minister van ..., namens deze de ... vrijwaart bij deze mr. ... voor
de nadelige gevolgen van een aansprakelijkstelling, voor zover deze schade
direct of indirect is veroorzaakt of zal worden veroorzaakt door of ten gevolge
van werkzaamheden die mr. ... voornoemd uitvoert in zijn/ haar hoedanigheid
van advocaat in dienstbetrekking van het Ministerie van ..., dit alles in
ruime zin.
De Minister van ..., namens deze de ... verklaart onvoorwaardelijk mr.
... niet aansprakelijk te stellen voor schade die direct of indirect is of
zal worden veroorzaakt door of ten gevolge van werkzaamheden die door mr.
... in zijn/ haar hoedanigheid van advocaat in dienstbetrekking van het Ministerie
van ... zijn verricht, dit alles in ruime zin.