Verordening tot wijziging van de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991

Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten;

Overwegende dat de advocaat verplicht is ter zake van het risico van beroepsaansprakelijkheid verzekerd te zijn;

Dat de Staat in verschillende bijzondere wetten vrijgesteld is van de bij die wetten opgelegde verplichting tot het sluiten van een verzekering;

Dat het in de rede ligt ook advocaten in dienst van de Staat vrij te stellen van de verzekeringsplicht;

Dat het in de rede ligt de bestaande uitzondering op de verzekeringsplicht voor advocaten in dienst van een werkgever nader af te bakenen;

Gezien het ontwerp van de Algemene Raad;

Gelet op artikel 28 van de Advocatenwet;

Stelt de navolgende verordening vast:

Artikel I

Artikel 2 tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

2. In afwijking van het vorige lid rust die verplichting tot verzekering niet op de advocaat die:

- de praktijk uitoefent in dienst van een werkgever als bedoeld artikel 3 tweede lid van de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking voor zover het betreft het risico van aansprakelijkheid jegens zijn werkgever voor schade die hij in zijn beroepsuitoefening als advocaat aan zijn werkgever heeft toegebracht, indien de werkgever schriftelijk te kennen heeft gegeven hem daarvoor niet aansprakelijk te zullen houden;

- in dienst van de Staat de praktijk uitoefent indien de Staat door middel van een schriftelijke verklaring te kennen heeft gegeven de advocaat niet aansprakelijk te zullen houden voor schade in zijn beroepsuitoefening als advocaat aan de Staat als werkgever toegebracht en de advocaat te vrijwaren wanneer deze aansprakelijk wordt gesteld voor schade die hij in zijn beroepsuitoefening als advocaat in dienst van de Staat heeft toegebracht. De verklaring dient onverkort de bepalingen te bevatten van het als bijlage aan deze verordening gehechte model.

Artikel II

Deze verordening treedt in werking op een door de Algemene Raad te bepalen tijdstip.

Memorie van toelichting

De Adviescommissie verordening dienstbetrekking heeft de Algemene Raad gewezen op de specifieke positie van de advocaat in dienst van de Staat in verband met de verplichting voor advocaten zich tegen het risico van beroepsaansprakelijkheid te verzekeren.

In een groot aantal wetten, zoals de WAM (art. 17 lid 1), heeft de Staat vrijstelling gekregen van een wettelijke verplichting tot verzekering. Met de Staat wordt, evenals in de WAM, niet de Overheid in zijn totaliteit bedoeld. Advocaten in dienst van provincie, gemeente en andere overheidsorganen zijn wel verzekeringsplichtig. De Staat pleegt in verband met de grote omvang van zijn bezittingen en de grote spreiding en risico's geen verzekeringen af te sluiten. Gelet op de strekking van de verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991 (het publiek de waarborg bieden dat iedere advocaat voldoende verhaal biedt voor dekking van de gevolgen van zijn beroepsaansprakelijkheid) ligt het in de rede ook aan advocaten in dienst van de Staat in de verordening een vrijstelling te verlenen. De Staat dekt dus zelf de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de advocaten die bij hem in dienst zijn. Benadeelden kunnen de advocaat dan wel, op de voet van art. 6:170 BW, de Staat aanspreken tot schadevergoeding. In het geval de benadeelde de advocaat aanspreekt, zal de Staat hem dienen te vrijwaren voor de nadelige gevolgen van de aansprakelijkstelling. In het geval de benadeelde de Staat aanspreekt, ziet de Staat af van verhaal op de advocaat die bij hem in dienst is. De Staat zal ook overigens die advocaat niet aansprakelijk houden als hijzelf benadeeld is (vgl. de eerste vrijstelling). De vrijwaringsverklaring dient onverkort de bepalingen te bevatten van het als bijlage aan deze verordening gehechte model.

De verklaring kan daarenboven nog andere bepalingen bevatten mits deze met het model niet in strijd zijn of daaraan afbreuk doen.

Die advocaat in dienst van de Staat die de `nevenpraktijk' uitoefent (zoals bedoeld in artikel 3 lid 8 Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking) loopt een beroepsrisico in de zin van de verordening. Dit brengt met zich mee dat de advocaat zich in voorkomende gevallen voor dit risico (aanvullend) zal dienen te verzekeren.

De uitzondering op de verzekeringsplicht voor advocaten in dienst van een werkgever is in de nieuwe formulering van artikel 2 tweede lid eerste liggend streepje scherper afgebakend. De uitzondering op de verzekeringsplicht is in 1997 in de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid opgenomen om recht te doen aan de positie van de advocaat-bedrijfsjurist die uitsluitend optreedt voor zijn werkgever. De voorgestelde tekst betekent in dat opzicht een verduidelijking.

Bijlage bij de Verordening op de Beroepsaansprakelijkheid 1991

Model vrijwaringsverklaring

De Minister van ..., namens deze de ... vrijwaart bij deze mr. ... voor de nadelige gevolgen van een aansprakelijkstelling, voor zover deze schade direct of indirect is veroorzaakt of zal worden veroorzaakt door of ten gevolge van werkzaamheden die mr. ... voornoemd uitvoert in zijn/ haar hoedanigheid van advocaat in dienstbetrekking van het Ministerie van ..., dit alles in ruime zin.

De Minister van ..., namens deze de ... verklaart onvoorwaardelijk mr. ... niet aansprakelijk te stellen voor schade die direct of indirect is of zal worden veroorzaakt door of ten gevolge van werkzaamheden die door mr. ... in zijn/ haar hoedanigheid van advocaat in dienstbetrekking van het Ministerie van ... zijn verricht, dit alles in ruime zin.

Naar boven