Instellingsbesluit Commissie Voorbereiding Raad voor Werk en Inkomen

29 september 2000

AM/ARV/2000/63225

Directie Arbeidsmarkt

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst,

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

b. Raad voor Werk en Inkomen: de Raad voor Werk en Inkomen, bedoeld in hoofdstuk 4 van het Nader Kabinetsstandpunt Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (Kamerstukken II, 1999/2000, 26 448, nr. 7).

c. de commissie: de Commissie Voorbereiding Raad voor Werk en Inkomen.

Artikel 2. Instelling

Er is een Commissie Voorbereiding Raad voor Werk en Inkomen, verder te noemen de commissie.

Artikel 3. Taken

1. De commissie verricht werkzaamheden die noodzakelijk zijn ter voorbereiding van de totstandkoming van de Raad voor Werk en Inkomen.

2. De commissie verricht daartoe in elk geval de volgende taken:

a. het uitwerken van de werkwijze van de Raad voor Werk en Inkomen;

b. de voorbereiding van de vormgeving en de inrichting van de organisatie van de Raad voor Werk en Inkomen;

c. het ontwikkelen van criteria ten behoeve van een subsidieregeling voor sectorale, regionale en bedrijfs-initiatieven ten behoeve van arbeidsmarkt- en reïntegratiebeleid;

d. de voorbereiding van de taken van de Raad voor Werk en Inkomen op de beleids-terreinen genoemd in hoofdstuk 4 van het Nader kabinetsstandpunt Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, waaronder de noodzakelijke afbakening met de taken van andere colleges en bestuursorganen.

Artikel 4. Samenstelling

1. De commissie bestaat uit een voorzitter en maximaal 15 andere leden. Van die andere leden worden er telkens een gelijk aantal voorgedragen door:

a. naar het oordeel van de minister algemeen erkende centrale en andere representatieve organisaties van werkgevers;

b. naar het oordeel van de minister algemeen erkende centrale en andere representatieve organisaties van werknemers;

c. de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

2. Voor elk lid wordt tevens een plaatsvervangend lid benoemd.

3. De leden en plaatsvervangende leden worden benoemd, geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 5. Werkwijze

1. De commissie stelt een plan van aanpak inzake de vervulling van haar taken op en brengt dit voor 15 december 2000 ter kennis van de minister.

2. De commissie rapporteert regelmatig, doch ten minste éénmaal per kwartaal, aan de minister over de voortgang van haar werkzaamheden.

3. De commissie stelt een bestuursreglement vast en legt dit ter goedkeuring voor aan de minister.

Artikel 6. Besluitvorming

1. De leden van de commissie stemmen zonder last.

2. Besluiten van de commissie worden genomen overeenkomstig het gevoelen van de meerderheid van de ter vergadering aanwezige leden.

3. Besluitvorming vindt uitsluitend ter vergadering plaats in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden.

4. Indien de stemmen in een vergadering staken, heeft de voorzitter de beslissende stem.

5. Een lid dat ter vergadering een standpunt heeft ingebracht dat afwijkt van het gevoelen van de meerderheid, kan over dat standpunt een afzonderlijke nota bij het besluit voegen.

Artikel 7. Beheer

1. De archiefbescheiden van de commissie worden bij gelegenheid van opheffing van de commissie door haar overgedragen aan het archief van de Raad voor Werk en Inkomen.

2. Eventuele activa en passiva van de commissie gaan bij opheffing van de commissie over op de Raad voor Werk en Inkomen.

Artikel 8. Budget

1. De voor een goede taakvervulling van de commissie noodzakelijk geachte kosten komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voor gebruikmaking van de diensten van derden, alsmede de apparaatskosten, krijgt de commissie de beschikking over een budget dat jaarlijks door de minister wordt vastgesteld. De commissie dient hiertoe jaarlijks voor 15 december een begroting in bij de minister.

2. De commissie dient bij het einde van haar taakopdracht binnen vier maanden over de gedane uitgaven schriftelijk verantwoording af te leggen aan de minister. Na goedkeuring van deze verantwoording zullen de leden van de commissie ieder afzonderlijk door de minister worden gedechargeerd. In geval van tussentijdse beëindiging van het lidmaatschap van de commissie wordt het betrokken lid, op voorstel van de commissie, gedechargeerd.

Artikel 9. Vergoedingen

De leden van de commissie, voor zover geen ambtenaar, ontvangen vacatiegelden alsmede een vergoeding voor de reis- en verblijfkosten volgens de bestaande rijksregelingen, voor zover niet uit andere hoofde een vergoeding van deze kosten wordt verleend uit `s Rijks kas.

Artikel 10. Secretariaat

In het secretariaat van de commissie wordt door de commissie voorzien ten laste van het haar toegekende budget.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 4 oktober 2000 en vervalt met ingang van de datum waarop de Raad voor Werk en Inkomen bij wet wordt ingesteld.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Voorbereiding Raad voor Werk en Inkomen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 29 september 2000.
De Minister van Sociale Zaken, en Werkgelegenheid,W.A. Vermeend.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.F. Hoogervorst.

Toelichting

1. Algemeen

De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) wordt na invoering van de nieuwe Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI), welke is voorzien op 1 januari 2002, een belangrijk overlegorgaan. Regelmatig zal de Raad overleggen met de Minister van SZW.

De RWI zal een hoofdrol vervullen op de beleidsterreinen werk en inkomen, meer in het bijzonder het arbeidsmarktbeleid en het reïntegratiebeleid. De Raad biedt een kader voor integrale betrokkenheid van de representatieve organisaties van werkgevers, werknemers en gemeenten bij de beleidsontwikkeling. Ook ontwikkelt de Raad criteria op grond waarvan sectorale, regionale en bedrijfsinitiatieven op het gebied van de reïntegratie in het arbeids-proces worden gefinancierd.

Gezien de belangrijke rol van de Raad voor Werk en Inkomen op het gebied van werk en inkomen is het van essentieel belang dat de Raad, zodra de SUWI-wet van kracht wordt, onmiddellijk van start kan gaan. Daar is enige voorbereiding bij nodig. Om deze `vliegende start' mogelijk te maken wordt de Commissie Voorbereiding Raad voor Werk en Inkomen ingesteld. Deze commissie verricht noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van een vliegende start van de RWI. In deze voorbereidingsfase is de commissie, voor alle taken die de RWI in zijn uiteindelijke vorm heeft en voor de opbouw van het ondersteunende apparaat, belast met het `kwartiermaken'. Dit komt neer op de onder 2 genoemde werkzaamheden.

2. Werkzaamheden

Opbouw organisatie Commissie

Voorbereiding RWI

• opstellen van een plan van aanpak voor de werkzaamheden van de commissie;

• uitwerken van de werkwijze van de Raad;

• voorbereiding vormgeving en inrichting van de organisatie van de Raad.

Voorbereiding subsidieregeling

• ontwikkelen van criteria ten behoeve van de subsidieregeling voor sectorale, regionale en bedrijfsinitiatieven ten behoeve van het arbeidsmarkt- en reïntegratiebeleid. Om de subsidieregeling per 2002 in te laten gaan, zodat er daadwerkelijk subsidies verleend gaan worden, is enige voorbereiding nodig. Zo zal een ontwerp-subsidieregeling opgesteld moeten worden en zal een voorstel moeten worden uitgewerkt over mogelijke verdeelsleutels.

Voorbereiding taken RWI

• inhoudelijke voorbereiding van de taken die de Raad voor Werk en Inkomen na zijn instelling ter hand zal nemen op de beleidsterreinen die in het Nader kabinetsstandpunt Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (Kamerstukken II, 1999/2000, 26 448, nr. 7) zijn genoemd;

• het verkennen door de commissie, als onderdeel van haar voorbereidende taak, van de mogelijkheden voor overleg en afstemming tussen de Raad voor Werk en Inkomen en relevante andere colleges en bestuursorganen, zoals de Sociaal-Economische Raad.

3. Inrichting en werkwijze

De commissie zal bestaan uit maximaal 16 leden, onder wie de voorzitter. Gezien de beoogde verhoudingen binnen de commissie wordt de commissie evenredig samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten. Wat de samenstelling van de commissie betreft wordt opgemerkt dat twee van de vijftien voorgedragen leden afkomstig zullen zijn uit de kring van overheidswerkgevers en -werknemers (Raad voor Overheidspersoneels-beleid). De minister gebruikt als referentiekader voor het bepalen van de representativiteit van de werkgevers- en werknemersorganisaties de in de regels van de Sociaal-Economische Raad vastgelegde criteria. De genoemde leden, onder wie de voorzitter, en plaatsvervangende leden, worden benoemd door de minister.

De commissie stelt haar eigen reglement vast, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de minister. De commissie kan desgewenst advies inwinnen bij externe deskundigen. Het is aan de commissie om te bepalen hoe zij aan dit inwinnen van advies (ad hoc, periodiek) vorm geeft.

Bij de voorbereiding van de taken zal de commissie zich in eerste instantie bezighouden met het opstellen van haar plan van aanpak. Naar aanleiding daarvan zal na overleg met de minister worden vastgesteld welke mate van ondersteuning nodig is. Daarna zal de commissie zich toeleggen op de inrichting van het beleidskader voor het jaarlijks overleg met de minister. In dit stadium is de commissie verantwoordelijk voor het invullen van het kader op een zodanige manier dat de Raad in definitieve vorm onmiddellijk met zijn taken kan beginnen.

De commissie rapporteert ten minste een maal per kwartaal over haar werkzaamheden aan de minister.

De commissie beëindigt haar werkzaamheden wanneer de Raad voor Werk en Inkomen bij wet wordt ingesteld. De archiefbescheiden alsmede andere bescheiden worden overgedragen aan de Raad voor Werk en Inkomen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W.A. Vermeend.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst.

Naar boven