Instelling Nationaal Comité Europees Jaar van de talen 2001

1 september 2000

BOA/2000/32896

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

Gelet op artikel 4, tweede lid, van het Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1999, kenmerk: 1999/0208 (COD),

Besluit:

Artikel 1

Er is een Nationaal Comité Europees Jaar van de talen 2001, verder te noemen:

Nationaal Comité.

Artikel 2

Het Nationaal Comité:

a. bepaalt het inhoudelijke en organisatorische beleidskader waarbinnen het Nationaal Bureau Moderne Vreemde Talen - in samenwerking met het Europees Platform voor het Nederlandse Onderwijs - de coördinatie van de uitvoering van het Europees Jaar van de Talen 2001 zal behartigen;

b. bepaalt de prioriteiten en de kalender van activiteiten voor het Jaar binnen de door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bepaalde randvoorwaarden en rekening houdend met de door de Raad van Europa en de Europese Commissie gestelde doelen en acties;

c. bevordert participatie en bijdragen aan het Europees Jaar van de Talen van derden, in het bijzonder van het bedrijfsleven;

d. bevordert betrokkenheid van diverse actoren en groepen bij het Europees Jaar van de Talen;

e. vervult representatieve functies in het kader van het Jaar.

Artikel 3

1. Het Nationaal Comité bestaat uit de volgende leden:

de heer A. Nuis, voormalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, tevens voorzitter;

mevrouw prof. dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht, lid van de KNAW;

mevrouw I.A. Veldhuis, directielid van de scholengemeenschap Het Streek te Ede, vertegenwoordiger van de Vereniging voor het Management in het Voortgezet Onderwijs;

drs. J. de Boer, voorzitter van het Midden- en Klein Bedrijf Nederland;

prof. dr. Th. van Els, hoogleraar aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen;

de heer B. Knapen, Lid van de Raad van Bestuur PCM uitgevers NV;

mr. S. Steen, directeur van de Verenigde Bijzondere Scholen;

prof. dr. G. Westhoff, hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, directeur van het Nationaal Bureau Moderne Vreemde Talen (NaB MVT), tevens secretaris;

dr. H.H. Wijffels, voorzitter van de SER.

2. Namens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zullen mevrouw drs. M.J.E. Beuk, senior beleidsmedewerker en de heer F. Lander, raadadviseur, de vergaderingen als waarnemer bijwonen.

Artikel 4

Het Nationaal Comité wordt ingesteld voor de periode van 1 juli 2000 tot 1 maart 2002.

Artikel 5

1. Het Nationaal Comité stelt zelf zijn werkwijze vast.

2. Het secretariaat van het Nationaal Comité wordt gevoerd door het Nationaal Bureau Moderne Vreemde Talen.

3. Besluiten van het Nationaal Comité worden schriftelijk vastgelegd.

Artikel 6

De leden van het Nationaal Comité ontvangen vacatiegelden alsmede een vergoeding voor de reis- en verblijfskosten volgens de bestaande rijksregelingen, voorzover niet uit andere hoofde een vergoeding van deze kosten wordt verleend uit 's Rijks kas.

Artikel 7

De archiefbescheiden van het Nationaal Comité worden na opheffing van het Nationaal Comité of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Nationaal Bureau Moderne Vreemde Talen.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2000.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,L.M.L.H.A. Hermans.

Toelichting

Algemeen

De Raad van Europa en de Europese Unie hebben, op respectievelijk 19 januari 1999 en 26 mei 2000, het jaar 2001 uitgeroepen tot Europees Jaar van de talen. Beide internationale organisaties hechten grote waarde aan de taalkundige verscheidenheid van Europa en wensen de meertaligheid van de Europese burgers te bevorderen met het oog op een betere communicatie tussen Europeanen en het concurrentievermogen van Europa.

De doelstellingen van het Europees Jaar van de talen zijn:

a. het vergroten van het bewustzijn van de rijkdom van taalkundige verscheidenheid in Europa;

b. het aanmoedigen van meertaligheid;

c. het bekendmaken van de voordelen van talenkennis bij een zo groot mogelijke doelgroep;

d. het bevorderen van het levenslang leren van talen en aanverwante vaardigheden;

e. het verzamelen en verspreiden van informatie over het onderwijzen en leren van talen.

Het besluit van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1999, kenmerk: 1999/0208 (COD), spreekt van alle officiële talen van de Europese Unie, tezamen met het Iers en het Letzeburgesch en andere talen welke de lidstaten hebben geïdentificeerd in verband met de doelen van het Jaar. Zo zal Nederland uitdrukkelijk ook aandacht schenken aan regionale talen en minderheidstalen.

De Europese Commissie en de Raad van Europa zullen nauw met elkaar samenwerken en hun activiteiten in het kader van het Europees Jaar op elkaar afstemmen. De Europese Unie heeft middelen gereserveerd ter ondersteuning van activiteiten van de lidstaten in het kader van het Jaar van de Talen (8 miljoen Euro voor de periode 1 januari tot 31 december 2001).

De lidstaten worden geacht op nationaal niveau de geëigende maatregelen te nemen om de doelstellingen van het Europees Jaar van de talen te realiseren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 1 en 2

Elke lidstaat wijst volgens het Besluit van het Europees Parlement en de Raad een geëigend orgaan aan voor de organisatie van de deelname aan het Europees Jaar. Dit orgaan is tevens verantwoordelijk voor de coördinatie en de tenuitvoerlegging op nationaal niveau van de in het Besluit genoemde acties. Daaronder wordt ook begrepen steun bij de selectie van projecten welke in aanmerking komen voor financiële ondersteuning door de Europese Commissie.

In het kader van de Raad van Europa en de Europese Unie is gekozen voor de instelling van Nationale Comités, bestaande uit gezaghebbende personen, die de doelen van het Europees Jaar van de talen kunnen promoten, betrokken uitvoerende organisaties en actoren kunnen motiveren een bijdrage te leveren aan het Jaar en in staat zijn het geheel van de activiteiten te coördineren.

Gezien de expertise van het Nationaal Bureau voor de Moderne Vreemde talen is dit bureau belast met de dagelijkse coördinatie van de uitvoering van het Europees Jaar van de talen binnen de door het Nationaal Comité aangegeven inhoudelijke en organisatorische kaders. Het bureau zal daarbij zeer nauw samenwerken met het Europees Platform voor het Nederlandse Onderwijs, dat in Nederland optreedt als agentschap voor verschillende Europese actieprogramma's zoals het programma Lingua, een onderdeel van het Socratesprogramma, toegespitst op taalonderwijs.

Het leeuwendeel van de activiteiten zal worden verzorgd door andere veelsoortige organisaties die reeds nauw zijn betrokken bij de verdere vormgeving van het Jaar. Er zal intensief worden samengewerkt met andere departementen, zoals Economische Zaken, Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met de Nederlandse Taalunie, het bedrijfsleven, in het bijzonder exporterende bedrijven, met particuliere taalinstituten, de media, de buitenlandse culturele Instituten en vele organisaties uit het onderwijs, het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie.

Behalve de Europese Commissie stelt ook het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen middelen ter beschikking voor de uitvoering van het Jaar van de Talen. Voorts hebben andere ministeries, zoals Economische Zaken en Buitenlandse Zaken, toegezegd financieel te zullen bijdragen aan specifieke activiteiten. Daarenboven zal een beroep worden gedaan op participatie en bijdragen van derden, waaronder het bedrijfsleven.

Artikel 3

Gezien de aard van de doelstellingen van het Jaar is gekozen voor een brede opzet van het Nationaal Comité met personen uit het bedrijfsleven, de wetenschap, cultuur, onderwijs en letteren. Vanuit het Ministerie zullen de contacten met de Raad van Europa en de Europese Commissie worden onderhouden.

Artikel 4

Het Nationaal Comité wordt ingesteld voor een periode van 1 juli 2000 tot 1 maart 2002. In het jaar 2000 wordt de voorbereiding van het Europees Jaar ter hand genomen. Begin 2002 zullen de resultaten van het Europees Jaar worden geëvalueerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L.M.L.H.A. Hermans.

Naar boven