Regeling wijziging Arbeidsomstandighedenregeling betreffende werkzaamheden met vluchtige organische stoffen

4 september 2000

ARBO/AMIL/00/53608

Directie Arbeidsomstandigheden

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst;

Gelet op artikel 4.62b van het Arbeidsomstandighedenbesluit,

Besluit:

Artikel I

De Arbeidsomstandighedenregeling1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.32b wordt vernummerd tot artikel 4.32g.

B

Na artikel 4.32a worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 4.32b Offsetdrukken

1. Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen:

a. het drukken met behulp van een offsetpers;

b. het dagelijks reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij offsetdruk;

c. het niet-dagelijks reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij offsetdruk.

2. Het vochtwater dat wordt gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, bevat ten hoogste 8 volumeprocenten isopropylalcohol of andere mono-alcoholen bij automatische doseersystemen en ten hoogste 10 volumeprocenten bij handmatige doseersystemen en bij rotatie-offsetpersen die voor het eerst in gebruik zijn genomen vóór 1 januari 1985.

3. Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, bevatten ten hoogste 0,1 volumeprocenten gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten met een dampspanning van meer dan 0,1 millibar bij 20 °C en hebben een vlampunt van ten minste 55 °C.

4. Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder c, bevatten ten hoogste 0,1 volumeprocenten gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten met een dampspanning van meer dan 0,1 millibar bij 20 °C.

Artikel 4.32c Zeefdrukken

1. Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen:

a. het reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij zeefdruk;

b. het zeefdrukken van papier en karton dat is bestemd voor toepassingen in binnenruimten en dat zwaarder is dan 135 gram per vierkante meter.

2. Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, bevatten ten hoogste 0,1 volumeprocenten gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten met een dampspanning van meer dan 0,1 millibar bij 20 °C en hebben een vlampunt van ten minste 21 °C.

3. Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, bevatten ten hoogste 150 gram vluchtige organische stoffen per kilogram product.

Artikel 4.32d Illustratiediepdrukken

1. Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen het reinigen van vloeren in illustratiediepdrukkerijen.

2. Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, bevatten ten hoogste 0,1 volumeprocenten gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten met een dampspanning van meer dan 0,1 millibar bij 20 °C en hebben een vlampunt van ten minste 55 °C.

Artikel 4.32e Verpakkingsdiepdrukken en flexodrukken

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. lakkeren: het aanbrengen van een lak op een flexibel materiaal of van een kleefstof op een flexibel materiaal ten behoeve van de latere afsluiting van dat materiaal;

b. lamineren of cacheren: het hechten van twee of meer flexibele materialen tot een laminaat.

2. Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen:

a. het drukken, lakkeren, lamineren of cacheren met behulp van een verpakkingsdiepdrukpers, flexopers, lakkeer-, lamineer- of cacheermachine die niet is aangesloten op een afzuigsysteem;

b. het reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld onder a, tenzij deze werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een afgesloten installatie of een installatie die wordt afgezogen;

c. het lamineren of cacheren met behulp van een lamineer- of cacheermachine die niet is aangesloten op een installatie voor terugwinning of vernietiging van vluchtige organische stoffen;

d. het drukken of lakkeren van papier en karton met behulp van een flexodrukpers of lakkeermachine die niet is aangesloten op een installatie voor terugwinning of vernietiging van vluchtige organische stoffen;

e. het reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld onder c en d, tenzij deze werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een afgesloten installatie of een installatie die wordt afgezogen.

3. Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, bevatten ten hoogste 50 gram vluchtige organische stoffen per kilogram product.

4. Het derde lid is niet van toepassing op de producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, onder c, d en e, indien daarbij bijzondere eisen aan de kwaliteit of bestendigheid van het gefabriceerde product worden gesteld, mits op jaarbasis het gewicht van de vluchtige organische stoffen van de producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, onder c, d en e, ten hoogste 80% bedraagt van het gewicht van de opgebrachte vaste stof.

Artikel 4.32f Herstellen autoschade

1. In dit artikel wordt verstaan onder motorrijtuig: een personenauto, een bestelauto, een motorrijwiel, een autobus of een kampeerauto als bedoeld in artikel 2, onder b, c, d, e onderscheidenlijk g, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 of een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wet goederenvervoer over de weg.

2. Als werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.62b van het besluit worden aangewezen:

a. het aanbrengen of toepassen van primer, surfacer, sealer of 1- en 2-laags aflaksystemen of van speciale dan wel overige producten als bedoeld in bijlage VIIIA bij deze regeling, ten behoeve van het herstellen van lakschade of vernieuwing van laklagen op onderdelen van motorrijtuigen;

b. het reinigen van gereedschappen die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld onder a, of oppervlakken van onderdelen van motorrijtuigen ten behoeve van de herstel- of vernieuwingswerkzaamheden, bedoeld onder a.

3. Het tweede lid is niet van toepassing op werkzaamheden ten behoeve van het herstellen van lakschade of het vernieuwen van laklagen op onderdelen van motorrijtuigen die zijn gebouwd vóór 1970;

4. Producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, bevatten in gebruiks- of spuitklare vorm, ten hoogste het gehalte aan vluchtige organische stoffen dat met betrekking tot deze producten is vastgesteld bij bijlage VIIIA bij deze regeling.

C

Het tot 4.32g vernummerde artikel wordt vervangen door:

Artikel 4.32g Gelijkstelling vervangende producten

Met producten als bedoeld in de artikelen 4.32a, derde tot en met vijfde lid, 4.32b, tweede tot en met vierde lid, 4.32c, tweede en derde lid, 4.32d, tweede lid, 4.32e, derde lid, en 4.32f, vierde lid, worden gelijkgesteld producten die rechtmatig zijn geproduceerd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel rechtmatig zijn geproduceerd in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en die aan gelijkwaardige eisen voldoen als de producten, bedoeld in voornoemde artikelen.

D

Na bijlage VIII wordt de bij deze regeling behorende bijlage VIIIA ingevoegd.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2000 met uitzondering van:

a. artikel 4.32b, eerste lid, onder a, en tweede lid, met betrekking tot rotatie-offsetpersen die voor het eerst in gebruik zijn genomen vóór 1 januari 1985, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2003;

b artikel 4.32c, eerste lid, onder b, en derde lid, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 4 september 2000.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.F. Hoogervorst.

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 4.62b van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) geldt voor bij ministeriële regeling aangewezen werkzaamheden, waarbij vluchtige organische stoffen of producten met een hoog gehalte aan deze stoffen worden gebruikt, de verplichting om deze stoffen en producten te vervangen door onschadelijke of minder schadelijke stoffen respectievelijk producten die geen of veel minder vluchtige organische stoffen bevatten. De vervangende producten worden eveneens bij ministeriële regeling aangewezen. De onderhavige regeling strekt zowel tot de aanwijzing van werkzaamheden waarop de genoemde vervangingsplicht van toepassing is als tot die van de daarbij te gebruiken vervangende producten.

De voorliggende regeling heeft enerzijds betrekking op werkzaamheden die in overwegende mate in de grafische industrie plaatsvinden, en betreft anderzijds de activiteiten die verricht worden in de autoschadeherstelbranche. De met betrekking tot de grafische sector bedoelde werkzaamheden op het gebied van druktechnieken, worden overigens ook toegepast in bedrijven die niet tot de grafische sector behoren zoals de blik- en de kunststofindustrie. Gezien het uitgangspunt van de regeling, de aanwijzing van uit een oogpunt van het Organische Psycho Syndroom (OPS) risicovolle werkzaamheden, is deze in beginsel ook op die sectoren van toepassing. Waar in het vervolg van deze toelichting de termen grafische industrie of (offset-, zeef-, illustratie- of verpakkings-)(diep)drukkerijen worden gebruikt, worden daaronder tevens de bedoelde, niet tot die sector behorende, bedrijfstakken begrepen. Zoals gezegd vallen deze bedrijfstakken alleen onder de regeling voor zover daarin de desbetreffende drukwerkzaamheden worden verricht.

Bij al de bedoelde werkzaamheden worden hoge blootstellingsniveaus aan vluchtige organische stoffen geconstateerd. In veel van de betreffende werksituaties blijkt het niet of nauwelijks mogelijk om structurele bronmaatregelen ter beheersing van de blootstelling te treffen, anders dan vervanging van de betrokken stoffen of producten. Onder de in ons land gediagnosticeerde OPS-slachtoffers bevinden zich verschillende personen die in de betrokken sectoren werkzaamheden hebben verricht.

Voor de thans aangewezen werkzaamheden in drukkerijen en autospuiterijen zijn naar de huidige stand van de techniek voldoende geschikte alternatieve producten als bedoeld in het aan deze regeling ten grondslag liggende artikel 4.62b van het Arbobesluit beschikbaar. Deze alternatieven worden bij de onderhavige regeling aangewezen. Om het gevaar van blootstelling aan te hoge concentraties vluchtige organische stoffen verder te beperken zullen bovendien voor de genoemde sectoren beleidsregels worden opgesteld, die de stand van de techniek ten aanzien van andere (technische en organisatorische) maatregelen voor de beheersing van de blootstelling, reflecteren.

In een later stadium zal, indien opportuun, de onderhavige vervangingsregeling worden uitgebreid met aanwijzing van uit een oogpunt van OPS risicovolle werkzaamheden in andere sectoren. Het betreft hier de scheeps- en jachtbouwsector, de metaalbranche en de houtverwerkende industrie. Met de sociale partners in deze sectoren is inmiddels overleg opgestart over de aanpak van de oplosmiddelenproblematiek in hun sector.

In verband met de raakvlakken met het milieubeleid voor de reductie van de emissies van vluchtige organische stoffen, is de inhoud van de onderhavige regeling afgestemd met de onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu tot stand gekomen Milieubeleidsovereenkomst Grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen en het Ontwerpbesluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer.

Onderzoek naar de blootstelling en de stand van de techniek van beheersmaatregelen

Grafische industrie

In 1998 is onderzoek verricht naar de mogelijkheden om blootstelling aan vluchtige organische stoffen in de grafische industrie te verminderen2.

Nederland telt ongeveer 2800 drukkerijen waar in totaal ruim 40.000 mensen werken. Geschat wordt dat dertig procent van de werknemers regelmatig in aanraking kan komen met vluchtige organische stoffen. Onderscheid wordt gemaakt tussen offset, zeefdruk, illustratiediepdruk en verpakkings- en flexodruk. De onderzoekers concludeerden dat in alle onderzochte sectoren binnen de grafische industrie sprake kan zijn van substantiële blootstelling aan vluchtige organische stoffen (zoals oplosmiddelen), waarbij de optredende concentraties van deze stoffen afhankelijk zijn van de aard van de werkzaamheden. Vastgesteld is dat de blootstelling aan vluchtige organische stoffen het hoogste is bij schoonmaakwerkzaamheden. Blootstelling wordt gedeeltelijk veroorzaakt door diffuse bronnen. Onvoldoende bronafzuiging en ruimteventilatie dragen hier aan in sterke mate bij. Vermindering van de blootstelling aan vluchtige organische stoffen door middel van vervanging van producten die een hoog gehalte aan deze stoffen bevatten wordt onder andere haalbaar geacht door:

- toepassing van minder vluchtige reinigingsmiddelen in de offset, zeefdruk en illustratiediepdruk;

- reductie van het gehalte aan isopropylalcohol (IPA) in het vochtwater in de offset;

- toepassing van watergedragen- of UV-inkten in de zeefdruk;

- toepassing van watergedragen en UV-inkten in de verpakkingsdruk;

Daarnaast wordt geconcludeerd dat technische maatregelen als afzuiging en ventilatie mogelijk zijn om de emissie en verspreiding van vluchtige organische stoffen in de werkruimte te voorkomen of te beperken.

Autoschadeherstelbedrijven

In 1998 is eveneens onderzoek verricht naar de stand van de techniek van maatregelen ter beheersing van de blootstelling aan vluchtige organische stoffen in de autoschade-herstelbranche3. In deze bedrijfstak met ongeveer 3500 bedrijven en 12.000 werknemers, vindt tijdens het proces van schadeherstel of overspuiten van auto's zowel tijdens de voorbewerking als het spuiten van grondlagen en laklaag, hoge blootstelling aan vluchtige organische stoffen plaats. In het onderzoek zijn als meest belastende handelingen aangemerkt het reinigen en ontvetten van de ondergrond, het aanmaken en spuiten van verf en het reinigen van gereedschap. De blootstelling kan substantieel verminderd worden door het gebruik van watergedragen lakken. Met name voor de kleurlaag in een tweelaagssysteem en voor de reiniger van spuitpistolen waarmee watergedragen producten zijn verspoten, zijn alternatieven beschikbaar. De stand van de techniek voor de toepassing van producten voor de autoschadeherstelbranche wordt weergegeven door de zogenoemde CEPE-richtlijn van de Confédération Européenne des Associations des Fabricants de Peinture, d'Encre d'Imprimerie et de Couleurs d'Art, een samenwerkingsverband van Europese verffabrikanten. In het onderzoek is voorts vastgesteld dat adequate afzuigsystemen in de voorbewerkingsruimte en spuitcabine, goed geventileerde verfaanmaakruimten, gesloten wasautomaten voor de reiniging van gereedschap alsmede de toepassing van zogenoemde HVLP-spuitpistolen (High Volume Low Pressure), naast zorgvuldig hygiënisch gedrag op de werkvloer, de blootstelling aan vluchtige organische stoffen, in casu oplosmiddelen, belangrijk vermindert.

Overleg met de betrokken branches

Grafische industrie

De uitkomsten van bovengenoemd onderzoek hebben geleid tot overleg met vertegenwoordigers van werknemers- en werkgeversorganisaties in de grafische industrie over invulling van de wettelijke vervangingsplicht voor de sector. Behalve met het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen (KVGO) is, gelet op de veelzijdigheid van druktechnieken in de bedrijfstak, ook overleg gevoerd met de organisatie van verpakkingsdrukkerijen (Kartoflex) en de Vereniging van Zeefdruk en Sign Ondernemingen (ZSO). Mede als gevolg van dit overleg is door het KVGO en de betrokken werknemersorganisaties van FNV en CNV een plan van aanpak opgesteld voor de vermindering van de blootstelling aan vluchtige organische stoffen in deze sector door vervanging van producten die een hoog gehalte aan deze stoffen bevatten en de toepassing van maatregelen zoals ventilatie. De inhoud van dit plan heeft met de uitkomsten van het eerdergenoemde onderzoek geleid tot de formulering van de vervangingsplicht zoals neergelegd in de onderhavige regeling.

Door de veelzijdigheid binnen de grafische industrie, zowel waar het de druktechnieken als de toepassingen van inkten en substraten betreft, is het problematisch gebleken om vergaande vervanging generiek in de bedrijfstak te realiseren. Generieke vervangings-mogelijkheden zijn bij de onderhavige regeling vastgelegd voor:

- offsetdrukkerijen: hier kunnen schoonmaakmiddelen die aanzienlijk minder vluchtig zijn, worden toegepast voor de dagelijkse reiniging van de machines en kan het gehalte aan isopropylalcohol of andere mono-alcoholen in het zogenoemde vochtwater naar ten hoogste 8% of 10% worden teruggebracht;

- zeefdrukkerijen: in deze drukkerijen kunnen inkten die aanzienlijk minder vluchtige organische stoffen bevatten, worden toegepast bij het drukken op voldoende dik papier waaraan geen bijzondere eisen ten aanzien van duurzaamheid worden gesteld zoals dat bijvoorbeeld wel het geval is bij binnentoepassingen;

- illustratiediepdrukkerijen: voor de reiniging van vloeren in deze drukkerijen kan tolueen worden vervangen door producten die minder vluchtig zijn;

- verpakkingsdiepdrukkerijen: producten die een hoog gehalte aan vluchtige organische stoffen bevatten voor het bedrukken en lakkeren van papier en karton kunnen in deze drukkerijen in bijna alle situaties worden vervangen door waterige alternatieven.

Overeenkomstig de uitgangspunten van het beleid met betrekking tot de preventie van OPS is de bij de onderhavige regeling voorgeschreven vervangingsplicht voor de grafische industrie van toepassing op dié werkzaamheden, ten aanzien waarvan zeker is dat er alternatieve producten die geen of een zo laag mogelijk gehalte aan vluchtige organische stoffen bevatten, beschikbaar en verkrijgbaar zijn, én waarvan de toepassing in alle bedrijven economisch haalbaar wordt geacht. Omdat de vervangingsmogelijkheden sterk afhangen van de soort en gewenste kwaliteit van het drukwerk, is het overigens zeer wel denkbaar dat, afhankelijk van de typische combinatie van substraat, machine en inkt, in individuele bedrijven verdergaande vervangingsmogelijkheden binnen het bereik liggen. Zo is het in diverse off-setbedrijven mogelijk om voor de dagelijkse reiniging in plaats van de bij de onderhavige regeling aangewezen producten, producten te gebruiken die nog minder vluchtig zijn, zoals reinigingsmiddelen op plantaardige basis (de zogenoemde vegetable cleaning agents (VCA)) of reinigingsmiddelen die zijn samengesteld uit hoogkokende vloeistoffen (de zogenoemde high boiling solvents (HBS)).

Uit de blikindustrie en de kunststofsector die niet tot de grafische sector behoren, maar waar zoals gezegd, ook drukwerkzaamheden worden verricht, zijn geen reacties ontvangen die erop duiden dat het toepassen van de onderhavige voorschriften op onoverkomelijke bezwaren stuit.

Autoschadeherstelbranche

Ook met sociale partners in de autoschadeherstelbranche heeft afstemming plaatsgevonden over de mogelijkheden tot vervanging van producten die rijk zijn aan vluchtige organische stoffen. Gelet op het karakter van de werkzaamheden in deze sector, te weten het herstellen van autoschade door reparatie van de beschadigde ondergrond en het aanbrengen van een nieuwe laklaag, is het van belang dat de herstellaag, zowel wat betreft hechting als wat betreft kleurstelling, goed aansluit bij de van fabriekswege aangebrachte laag. De kwaliteit, samenstelling (inclusief de hoeveelheid oplosmiddel) en toepassing van het schadereparatiesysteem wordt dan ook vooral bepaald door de leverancier van autoreparatielakken. Met sociale partners in de autoschadeherstelbranche is overeenstemming bereikt over het hanteren van de reeds eerder genoemde CEPE-lijst ten behoeve van de invulling van de vervangingsplicht voor de sector. Met name in de producten voor het reinigen, ontvetten en het aanbrengen van een kleurlaag worden de gehalten aan vluchtige organische stoffen daardoor aanzienlijk verminderd. Niettemin bevatten de genoemde producten, evenals andere spuitklare producten die frequent bij het herstel van autoschade worden gebruikt, hoewel minder dan voorheen, nog steeds grote hoeveelheden vluchtige organische stoffen. Verwacht wordt echter dat als gevolg van het voortschrijden van de ontwikkelingen van alternatieve producten, in de toekomst ook hier verdergaande reducties kunnen worden bereikt. Gezien de snelle ontwikkelingen op dit gebied zal in overleg met de sociale partners in deze branche, jaarlijks worden bezien of aanscherping van de maximumgehalten aan vluchtige organische stoffen in de toegepaste producten in de branche mogelijk is. De door de Vereniging van Verf- en drukinktfabrikanten uit te voeren monitoring ten aanzien van de gehalten aan vluchtige organische stoffen van de bij de onderhavige regeling aangewezen producten zal mede in dit overleg worden betrokken.

Notificatie

Ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204)4 kortweg de notificatierichtlijn, is een ontwerp van de onderhavige regeling op 19 april 2000 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatie nr. 2000/0166/NL).

Het ontwerp is op 29 mei 2000 tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235), hierna het WTO-Verdrag. Bekendmaking van laatstgenoemde notificatie heeft plaatsgevonden in de Staatscourant van 9 juni 2000, nr. 110.

Doel van de notificatieprocedure is de Europese Commissie en de overige lidstaten onderscheidenlijk het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie en de leden bij het WTO-Verdrag in de gelegenheid te stellen na te gaan, in hoeverre de door een lidstaat of lid voorgenomen normen en voorschriften zullen leiden tot belemmeringen in het handelsverkeer. Er zijn evenwel geen opmerkingen over de notificaties ontvangen.

De notificaties zijn verplicht omdat de onderhavige regeling technische voorschriften bevat in de zin van zowel de notificatierichtlijn als het WTO-Verdrag. Het betreft hier immers een regeling, die met betrekking tot met name genoemde werkzaamheden, te weten drukken en autoschadeherstel, het gebruik van bepaalde, zeer schadelijke stoffen, in casu vluchtige organische stoffen dan wel producten die een hoog gehalte aan deze stoffen bevatten, de facto verbiedt, door met betrekking tot deze stoffen en producten een verplichte vervanging door minder schadelijke stoffen en producten voor te schrijven. De regeling kan derhalve invloed hebben op het productenverkeer. Deze wordt evenwel gerechtvaardigd door het belang van de bescherming van de gezondheid van de bij genoemde werkzaamheden betrokken werknemers; blootstelling aan vluchtige organische stoffen kan immers aanleiding geven tot ernstige gezondheidsklachten, waaronder OPS. Bij de thans aangewezen werkzaamheden is niet alleen sprake van een hoge blootstelling aan vluchtige organische stoffen, maar wordt, gezien de ernst en omvang van de OPS-problematiek in dergelijke, uit OPS-oogpunt zeer risicovolle, arbeidssituaties, vervanging van schadelijke producten door de overheid aangewezen onschadelijke of minder schadelijke producten, dan ook als enige oplossing voor een doeltreffende bescherming van de bovengenoemde belangen beschouwd. Er wordt daarbij overigens geen onderscheid gemaakt tussen Nederlandse producten en geïmporteerde producten; alle producten uit andere lidstaten die aan de bij de onderhavige regeling vastgestelde eisen voldoen kunnen vrijelijk worden verhandeld. De regeling wordt dan ook verenigbaar geacht met de artikelen 28-30 van het EG-Verdrag inzake het vrije verkeer van goederen. Teneinde hierover geen onduidelijkheid te laten bestaan is in artikel 4.32g een bepaling betreffende de wederzijdse erkenning van niet-Nederlandse producten opgenomen.

II Artikelen

Artikel I

Onderdeel B

Artikel 4.32b Offsetdrukken

Eerste lid. In het eerste lid van dit artikel worden de werkzaamheden aangewezen waarop de vervangingsplicht met betrekking tot vluchtige organische stoffen van toepassing is in offsetdrukkerijen. Voor het reinigen van machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen, inclusief machines en apparaten die gebruikt worden bij voorbereidende werkzaamheden voor het drukproces, worden verschillende producten die vluchtige organische stoffen bevatten toegepast. Deze producten onderscheiden zich onder andere door verschillen in de toegepaste vluchtige organische stoffen. Ten aanzien van de veiligheid (brandgevaar) worden deze producten op grond van het vlampunt ingedeeld in verschillende klassen. Toepassing van zeer vluchtige stoffen in producten levert een laag vlampunt op (Het vlampunt van een vloeistof is die temperatuur van de vloeistof waarbij de damp boven de vloeistof ontvlamt als gevolg van een ontstekingsbron). Volgens de meest gebruikte indeling worden producten met een vlampunt kleiner dan 21 °C aangeduid met K1-vloeistoffen, producten met een vlampunt tussen 21 °C en 55 °C zijn zogenoemde K2-vloeistoffen en producten met een vlampunt boven 55 °C zijn K3-vloeistoffen. Het is duidelijk dat de blootstelling aan vluchtige organische stoffen sterk samenhangt met de vluchtigheid van die stoffen. In dit verband ligt het voor de hand dat het gebruik van de zogenoemde K3-middelen een geringer blootstellingsrisico voortbrengt dan de K1-middelen.

De aanduiding `niet-dagelijkse' in onderdeel c heeft betrekking op niet frequente, bijzondere reinigingssituaties. Een uitputtende opsomming van dergelijke bijzondere situaties is niet te geven, echter wordt verwacht dat slechts een klein deel van de reinigingswerkzaamheden als bijzondere situatie kan worden aangemerkt. Het betreft dan werkzaamheden zoals de verwijdering van hardnekkige inktresten, schoonmaak tijdens groot onderhoud, reiniging van onbeklede vochtrollen en reiniging van rubberrollen en rubberdoek bij een kleurwisseling van een donkere naar een lichte kleur. In deze gevallen is een agressiever en in de praktijk vluchtiger, reinigingsmiddel (oplosmiddel) nodig om het beoogde resultaat te bereiken. Alle reinigingswerkzaamheden die niet kunnen worden aangemerkt als niet-dagelijks in bovengenoemde zin, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als dagelijkse reinigingswerkzaamheden. Naar verwachting zal het aandeel van de vluchtiger reinigingsmiddelen (met een vlampunt lager dan 55 °C) ongeveer 5% van het totale gebruik aan schoonmaakmiddelen bedragen.

Tweede lid. In dit artikellid zijn de producten omschreven die mogen worden gebruikt bij de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden ten aanzien van het drukken. De ontwikkelingen in de offsetdruktechniek zijn thans zo ver gevorderd dat de hoge concentraties isopropylalcohol (IPA) die eerder waren vereist om kwalitatief hoogwaardig werk te leveren, thans niet langer nodig zijn.

Omdat de onderlinge verschillen tussen (specificaties van) offsetpersen, type drukwerk, inkten en substraten groot kunnen zijn is het niet mogelijk om maatregelen die het gehalte aan IPA reduceren op een generiek niveau aan te geven. Door het treffen van zogenoemde good-housekeeping maatregelen kan bij elke pers de concentratie van het IPA in het vochtwater worden verlaagd. Tot deze good-housekeeping maatregelen behoren onder andere: een regelmatige, nauwkeurige afstelling en onderhoud van het vochtwerk en het doseerwerk; periodieke controle van de kwaliteit van de vochtrollen; het voorkomen van verdamping van IPA door afsluiting van het vochtwatersysteem en koeling van het vochtwater; regelmatige controle van het IPA-gehalte in het vochtwater; registratie van het IPA-gebruik. Deze beoogde good-housekeeping maatregelen zullen worden vastgelegd in beleidsregels. Verwacht wordt dat door deze good-housekeeping maatregelen in 98% van de situaties een maximumconcentratie aan IPA in het vochtwater van 8 volumeprocenten kan worden gerealiseerd op automatische doseersystemen in de vellenoffset en de rotatie-offset, voor zover het rotatiemachines betreft die na of rond 1985 zijn gebouwd. Ten aanzien van rotatiemachines die vóór 1 januari 1985 zijn gebouwd geldt eerst vanaf 1 januari 2003 een maximumconcentratie aan IPA in het vochtwater van 10 volumeprocenten (zie ook de toelichting op artikel II). Het toegelaten gehalte aan IPA of andere mono-alcoholen is voor handmatige doseersystemen enigszins hoger gesteld, omdat de niet-continue dosering bij handmatige doseersystemen minder nauwkeurig is in te stellen en dientengevolge de fluctuaties in de concentratie aan mono-alcoholen een grotere spreiding kennen Opgemerkt wordt dat in veel gevallen, afhankelijk van de specifieke condities nog verdere reducties van het IPA-gehalte kunnen worden bereikt. Het laagst mogelijk percentage aan IPA in het vochtwater moet worden opgezocht door geleidelijk het IPA-gehalte te verlagen. Zodra het laagst mogelijke percentage aan IPA is bereikt waarbij het drukproces nog stabiel, beheersbaar en voorspelbaar is, dient dat percentage te worden gehandhaafd. Het effect van de genomen maatregelen kunnen het best gevolgd worden met de in het bedrijf gebruikelijke meetmethode voor IPA in vochtwater. In veel gevallen wordt een areometer, zonder correctie voor temperatuur e.d. toegepast. Deze meetmethode sluit aan bij hetgeen gebruikelijk is in de bedrijfstak, is goed reproduceerbaar en direct afleesbaar.

Indien, ondanks het correct uitvoeren van de good-housekeeping maatregelen niet kan worden voldaan aan de in dit artikel genoemde maximumgehalten aan IPA of andere mono-alcoholen dient een ontheffing van de voorschriften van dit artikel te worden aangevraagd.

Derde lid. In dit lid worden de vereisten die aan de vervangende reinigingsmiddelen worden gesteld vastgelegd. De vervangende producten die worden gebruikt voor de dagelijkse reiniging van (onderdelen van) de offsetpers en gereedschappen zoals die worden gebruikt bij de bereiding en dosering van inkten, en materialen mogen geen gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten bevatten. De grens van 0,1 volumeprocent voor gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten in de toegelaten schoonmaakmiddelen zoals vastgesteld bij dit lid en het vierde lid, houdt verband met het gegeven dat altijd rekening dient te worden gehouden met onvermijdbare geringe hoeveelheden verontreiniging van de bedoelde stoffen in het schoonmaakmiddel. De toegepaste vervangende reinigingsmiddelen moeten een vlampunt van tenminste 55 °C hebben. Onder de producten met een vlampunt van tenminste 55 °C, worden niet alleen de zogenoemde K3-middelen begrepen, doch ook de niet vluchtige reinigingsmiddelen op plantaardige basis (VCA) en de zogenoemde high boiling solvents (HBS). Deze middelen bevatten dus organische stoffen die aanzienlijk minder vluchtig zijn dan die in de zogenoemde K1- en K2-middelen, bedoeld in het vierde lid.

Vierde lid. In dit lid worden de producten aangewezen die zijn toegelaten voor de zogenoemde niet-dagelijkse reiniging bij het drukken met een offsetpers. In de toelichting bij het eerste lid is met betrekking tot de omvang van de dagelijkse reinigingswerkzaamheden ten opzichte van de niet-dagelijkse reinigingswerkzaamheden in verband met de verschillende producten die daarbij (mogen) worden gebruikt al opgemerkt, dat daarvoor geen vaste verhouding bestaat. Wel kan op grond van de feitelijke constatering dat beide werkzaamheden zich in een bedrijf voordoen worden verwacht, dat de daarbij gebruikte hoeveelheid K1- en K2-middelen als bedoeld in dit lid, ten opzichte van de in het derde lid bedoelde K3-middelen in het betreffende bedrijf, in een verhouding van circa 5/95 aanwezig zal zijn. Op grond van de meergenoemde Milieubeleidsovereenkomst Grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen voorgeschreven oplosmiddelboekhouding dient de verhouding tussen de verschillende toegepaste middelen te worden aangetekend. Voor de Arbeidsinspectie zal de genoemde verhouding ijkpunt vormen voor de handhaving van dit artikel. Beleidsregels zullen worden opgesteld, waarin wordt vastgelegd op welke wijze aan de naleving van dit artikel kan worden voldaan.

Artikel 4.32c Zeefdrukken

Eerste lid. Dit lid omschrijft de vervangingsplichtige werkzaamheden ten aanzien van zeefdrukkerijen. Onder machines of machineonderdelen, gereedschappen of materialen, worden tevens verstaan machines en apparaten die gebruikt worden bij voorbereidende werkzaamheden voor het drukproces, Voor zeefdrukken op zwaar papier dat wordt gebruikt in binnensituaties, is inkt met weinig vluchtige organische stoffen toepasbaar. Voor overige substraten zal lopend onderzoek moeten uitwijzen wat de stand van de techniek is voor toepassing van inkt die weinig vluchtige organische stoffen bevat.

Tweede en derde lid. De in het tweede lid bedoelde grens van 0,1 volumeprocent voor gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten in de toegelaten schoonmaakmiddelen houdt, zoals hiervoor met betrekking tot de schoonmaakmiddelen die mogen worden gebruikt in de offset, verband met de omstandigheid dat altijd rekening dient te worden gehouden met onvermijdbare geringe hoeveelheden verontreiniging van deze stoffen in het schoonmaakmiddel. De producten die op grond van dit lid mogen worden gebruikt, betreffen de in de toelichting bij artikel 4.32b reeds genoemde K2-middelen. Het vlampunt van deze schoonmaakmiddelen bedraagt tenminste 21 °C, waardoor ze aanzienlijk vluchtiger zijn dan de eveneens in die toelichting reeds genoemde K3-middelen. Lopend onderzoek zal moeten uitwijzen wat de stand van de techniek is voor toepassing van nog minder vluchtige schoonmaakmiddelen dan de hier genoemde K2-middelen.

De producten die worden gebruikt bij het zeefdrukken van zwaarder papier dat bestemd is voor toepassingen in binnenruimten, mogen op grond van het derde lid ten hoogste 150 gram vluchtige organische stoffen per kilogram product bevatten. Om zeefdrukkerijen in de gelegenheid te stellen volledig om te schakelen treedt voornoemd gebod eerst in werking op 1 januari 2002.

Inkten die worden gebruikt bij het zeefdrukken van papier dat is bestemd voor toepassingen in buitensituaties, behoeven vooralsnog niet te worden vervangen omdat thans hiervoor nog geen geschikte alternatieven beschikbaar zijn.

Artikel 4.32d Illustratiediepdrukken

Eerste lid. In dit lid zijn de vervangingsplichtige werkzaamheden ten aanzien van illustratiediepdrukkerijen omschreven.

Tweede lid. De in dit lid gestelde grens van 0,1 volumeprocent voor gehalogeneerde koolwaterstoffen of monoaromaten in de toegelaten schoonmaakmiddelen voor de onderhavige drukkerijen, houdt ook hier verband met de omstandigheid dat altijd rekening dient te worden gehouden met onvermijdbare geringe hoeveelheden verontreiniging van deze stoffen in het schoonmaakmiddel. De bedoelde producten vormen de meergenoemde K3-middelen. In het verleden werd in deze drukkerijen vaak gebruik gemaakt van tolueen bevattende schoonmaakmiddelen, waarbij een aanzienlijke blootstelling aan tolueen optrad. Als gevolg van de bij dit artikellid gestelde grens, wordt bij de schoonmaakactiviteiten van bedrijfsruimten in deze drukkerijen een aanzienlijke reductie aan blootstelling aan zeer vluchtige organische stoffen bereikt.

Vooralsnog zijn bij dit artikel geen werkzaamheden aangewezen betreffende het gebruik van inkten met een hoog gehalte aan vluchtige organische stoffen bij het vervaardigen van illustratiediepdrukwerk. Lopend onderzoek zal moeten uitwijzen wat de stand van de techniek is voor toepassing van watergedragen inkt bij het illustratiediepdrukproces.

Artikel 4.32e Verpakkingsdiepdrukken en flexodrukken

Eerste lid. In dit artikellid zijn de met betrekking tot de flexodruk- en verpakkingsdiepdruk-techniek gehanteerde begrippen lakkeren en lamineren of cacheren omschreven. Het betreft hier druktechnieken die worden toegepast voor het bedrukken van flexibele materialen zoals flexibele verpakkingen, aluminiumfolie en kunststoffolies.

Tweede lid. Dit lid omschrijft de met deze druktechnieken samenhangende werkzaamheden waarop de vervangingsplicht van toepassing is.

In de onderdelen a en b is vastgelegd dat de vervangingsplicht in verpakkingsdrukkerijen altijd van toepassing is voor werkzaamheden die worden uitgevoerd op een machine die niet is aangesloten op een afzuigsysteem. Voor reinigingswerkzaamheden zonder afzuiging is de vervangingsplicht evenzo van toepassing, tenzij deze werkzaamheden worden uitgevoerd in een afgesloten installatie of door een installatie die wordt afgezogen.

Op grond van de onderdelen c en d geldt deze vervangingsverplichting niet, indien de betreffende drukpersen zijn aangesloten op een installatie voor terugwinning of vernietiging van vluchtige organische stoffen, ook wel `naverbranders' genoemd. De reden voor deze uitzondering is, dat met de aanschaf van een dergelijke, op grond van de milieuwetgeving voorgeschreven installatie, een substantiële investering is gemoeid. Deze aanschaf had de werkgever zich kunnen besparen indien de werkzaamheden hadden kunnen worden uitgevoerd met producten die weinig vluchtige organische stoffen bevatten. De aanwezigheid van een dergelijke installatie wordt aldus beschouwd als een indicatie voor de onmogelijkheid in technische zin, om producten met weinig vluchtige organische stoffen toe te passen.

Voor de toepassing van deze regeling zullen bedrijven die met het oog op de bedoelde milieuwetgeving de aanschaf van een naverbrander hebben voorbereid, maar waarvan de installatie nog niet gereed is, worden beschouwd als bedrijven waarin de onderhavige werkzaamheden (reeds) plaatsvinden met behulp van een dergelijke installatie. Ten aanzien van deze bedrijven zal wat betreft de onderhavige werkzaamheden met inbegrip van de reinigingswerkzaamheden (zie onderdeel e), de vervangingsplicht derhalve evenmin van toepassing zijn.

In onderdeel c is bepaald dat de vervangingsplicht van toepassing op het lamineren en cacheren, ongeacht het materiaal dat wordt bewerkt, indien dit plaatsvindt met behulp van een lamineer- of cacheermachine die is aangesloten op (alleen) een afzuiginstallatie.

In onderdeel d is bepaald dat de vervangingsplicht van toepassing is op het drukken en lakkeren van papier en karton op een flexopers of een lakkeermachine die niet is aangesloten op een terugwin- of vernietigingsinstallatie. Mede gelet op de onderdelen a en b betekent dit dat de vervangingsplicht dus niet van toepassing is op het drukken (inclusief reinigings-werkzaamheden) met behulp van een diepdrukpers die is aangesloten op een afzuigsysteem, en het drukken en lakkeren van kunststof en aluminium met behulp van een flexopers of lakkeermachine die is aangesloten op een afzuigsysteem. De achtergrond van deze uitzondering houdt verband met de omstandigheid, dat uit technisch oogpunt het thans nog niet mogelijk is om inkten met een laag gehalte aan vluchtige organische stoffen toe te passen in de diepdruktechniek, of aan te brengen op kunststof- of metaalondergronden.

Op grond van het vorenstaande is de vervangingsplicht ten aanzien van de onderhavige drukkerijen dus van toepassing op:

1. alle werkzaamheden met behulp van genoemde drukpersen en machines zonder dat er sprake is van een goede afzuiging (eventueel onderdeel vormend van de drukpers of de machine);

2. het cacheren of lamineren ongeacht het substraat, voor zover dit gebeurt op een cacheer- of lamineermachine die wel wordt afgezogen, maar niet is aangesloten op een naverbrander.

3. het drukken en lakkeren van papier en karton met behulp van een flexopers of lakkeermachine die wel wordt afgezogen, maar niet is aangesloten op een naverbrander;

4. de reinigingswerkzaamheden die verband houden met de werkzaamheden onder 1, 2 en 3, voor zover die werkzaamheden plaatsvinden in een niet-afgesloten installatie of drukpers of met behulp van een installatie of drukpers zonder afzuiging.

Derde lid. In dit lid wordt het maximumgehalte aan vluchtige organische stoffen vastgelegd die de vervangende producten als inkten, lakkeer- en lamineermiddelen, alsmede reinigings-middelen mogen bevatten, indien de werkzaamheden plaatsvinden met behulp van de in het tweede lid genoemde machines die niet zijn aangesloten op een afzuiginstallatie of naverbrander (zie de toelichting op het tweede lid). Door het gebruik van deze producten wordt voorkomen dat aanmerkelijke blootstelling aan vluchtige organische stoffen op de werkplek optreedt.

Vierde lid. Op grond van dit lid is de vervangingsplicht niet van toepassing op de werkzaamheden die zijn omschreven in de onderdelen c, d en e van het tweede lid, voor zover die werkzaamheden in verband kunnen worden gebracht met bijzondere eisen die aan de kwaliteit of bestendigheid van het vervaardigde product worden gesteld. Bij deze werkzaamheden moet onder meer worden gedacht aan het drukken met inkt die goudkleurige pigmenten bevat en om die reden nog niet kan voldoen aan het vereiste maximumgehalte aan vluchtige organische stoffen, als bedoeld in het derde lid. Door de sector wordt overigens verwacht dat meer dan 90% van de drukwerkzaamheden als bedoeld in de onderdelen c en d van genoemd artikellid, kunnen worden uitgevoerd met waterige producten die voldoen aan de in het derde lid genoemde maximumgehalte aan vluchtige organische stoffen, en dat in hooguit 10% van de situaties producten met hogere gehaltes aan vluchtige organische stoffen niet kunnen worden vervangen.

De in het onderhavige lid aangeduide verhouding tussen het gewicht van de vluchtige organische stoffen van de producten die worden gebruikt bij de werkzaamheden als bedoeld in de genoemde onderdelen met inbegrip van de reinigingswerkzaamheden, en het gewicht van de vaste stof die bij de werkzaamheden als bedoeld in die onderdelen, wordt opgebracht, vormt de begrenzing aan de ruimte die de uitzondering biedt. Door middel van een beleidsregel zal worden vastgelegd op welke wijze de genoemde begrenzing dient te worden berekend.

De consequenties van het derde en vierde lid kort samengevat, zijn:

· Bij drukken, lakkeren, lamineren en cacheren waarbij de machines niet zijn aangesloten op een afzuigsysteem mag uitsluitend worden gedrukt met inkt die maximaal 50 gram vluchtige organische stoffen per kilo bevatten;

· Bij het flexodrukken en lakkeren van papier of karton en bij lamineren en cacheren op alle materiaalsoorten waarbij de machines zijn aangesloten op een afzuigsysteem maar niet op een naverbrander, mag in uitzonderingsgevallen (in de praktijk zal dit maximaal ongeveer 10% van de werkzaamheden zijn) nog gebruikt gemaakt worden van inkten die rijk zijn aan vluchtige organische stoffen. Verreweg het meeste drukwerk moet dus met inkt gedrukt worden met maximaal 50 gram vluchtige organische stoffen per kilo;

· Bij het flexodrukken en lakkeren op materialen anders dan papier of karton is de vervangingsplicht niet van toepassing, mits de machines zijn aangesloten op een afzuigsysteem;

· Bij het werken met een diepdrukpers die is aangesloten op een afzuigsysteem is, ongeacht het materiaal dat bewerkt wordt, de vervangingsplicht niet van toepassing.

· Bij drukken, lakkeren, lamineren en cacheren waarbij de machines zijn aangesloten op een naverbrander is de vervangingsplicht niet van toepassing.

· Als de vervangingsplicht geldt voor inkten, geldt deze ook voor andere producten die bij die werkzaamheden worden gebruikt, inclusief de reinigingsmiddelen.

Artikel 4.32f Herstellen autoschade

Eerste lid. In het eerste lid zijn de verschillende voertuigen omschreven waarop de vervangingsplichtige werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, voor de autoschadeherstelbranche van toepassing zijn. Met betrekking tot de definities is uit een oogpunt van uniformiteit aangesloten bij de omschrijvingen van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de Wet goederenvervoer over de weg. Het betreft personenauto's, bestelauto's, motorrijwielen, autobussen, kampeerauto's en vrachtauto's, inclusief aanhangwagens en opleggers. De regeling heeft nog geen betrekking op voertuigen als landbouwwerktuigen, kranen, grondverzetmachines, enzovoorts.

Tweede lid. De in dit lid omschreven werkzaamheden hebben betrekking op het herstel van carrosserieschade en lakschade alsmede het vernieuwen van laklagen (overspuiten) van genoemde motorrijtuigen of delen daarvan. De onderhavige regeling heeft geen betrekking op werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de vervaardiging van nieuwe motorrijtuigen. Wat betreft de omschrijving van de bij deze werkzaamheden gebruikte producten is aangesloten bij de benamingen die in deze sector gangbaar zijn:

spuitenreinigers: producten bedoeld voor het reinigen van spuiten en ander gereedschap;

oppervlaktereinigers: producten om te behandelen oppervlakken schoon te maken (verwijderen van stof, vet en vuil)

washprimers: etsende grondverf voor hechting op metalen;

primer: niet etsende grondverf voor hechting op metalen en kunststof;

primer -surfacer (1- of 2-componenten): vullende, goed schuurbare grondverf voor alle

ondergronden;

sealer: hechtlaag bedoeld voor onbekende ondergronden

1-laags aflaksysteem en chassiscoating: unikleur of monokleur aflak, waarover geen blanke laklaag behoeft te worden aangebracht;

2-laags aflaksysteem: aflaksysteem waarbij over de basiskleurlaag een blanke lak wordt aangebracht;

speciale producten: groep van producten bedoeld voor speciale toepassingen zoals het spuiten van motorfietsen, speciale designkleuren, moeilijk hechtende ondergronden en verschillende additieven om speciale effecten te bereiken (zie ook bijlage VIIIA);

overige producten: polijst- en poetsmiddelen, vulmiddelen, kitten, lijmen en plamuren.

Gelet op de technische beperkingen die er thans nog zijn voor de vervanging van genoemde producten voor de toepassing in de carrosseriebouw en dergelijke, beperkt de vervangingsplicht zich vooralsnog tot de genoemde motorrijtuigen.

Op grond van onderdeel b is de vervangingsplicht mede van toepassing op het reinigen (ontvetten) van onderdelen van de onder a bedoelde motorvoertuigen, alsmede op het reinigen van de daarbij gebruikte apparatuur zoals spatels en verfspuiten.

Derde lid. Op grond van dit lid is de vervangingsplicht niet van toepassing op alle bij het tweede lid aangewezen schadeherstelwerkzaamheden voor zover deze worden verricht aan motorvoertuigen die zijn gebouwd vóór 1970. Het betreft hier de zogenoemde klassiekers en oldtimers. Op deze voertuigen zijn laksystemen aangebracht die vanwege technische redenen dan wel om redenen van authenticiteit niet kunnen worden vervangen door modernere producten die een laag gehalte aan vluchtige organische stoffen bevatten;

Vierde lid. De bij dit lid aangewezen vervangende producten zijn met het oog op de inzichtelijkheid opgenomen in bijlage VIIIA bij de regeling. In deze bijlage zijn met betrekking tot de producten die bij de in het tweede lid aangewezen werkzaamheden mogen worden gebruikt, de maximumgehalten aan vluchtige organische stoffen vastgesteld. De maximumgehalten komen overeen met die zoals neergelegd in de zogenoemde CEPE-richtlijn.

Op grond van het op de Wet milieubeheer gebaseerde Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer, Stb. 2000, 262, dat in werking treedt op 1 oktober 2000 worden beperkingen gesteld aan de emissie van vluchtige organische stoffen naar het milieu. Gelet op het complementaire karakter van het bedoelde besluit en onderhavige regeling treedt dit artikel eveneens in werking per 1 oktober 2000.

Onderdeel C

Artikel 4.32g Gelijkstelling vervangende producten

Zoals in het algemeen deel van de toelichting met betrekking tot de notificatie van de onderhavige regeling reeds is aangegeven beoogt het onderhavige artikel het vrije verkeer van goederen zoals dit is neergelegd in de artikelen 28-30 van het EG-Verdrag. Als gevolg van de in de onderhavige regeling vervatte uitbreiding van de vervangingsplicht, is het betreffende artikel niet alleen aangevuld doch tevens vernummerd (zie ook onderdeel A).

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2000 met uitzondering van een tweetal artikelen. Op grond van onderdeel a is de inwerkingtreding van artikel 4.32b, eerste lid, onder a, en tweede lid, wat betreft drukwerkzaamheden in de offsetdruk, ten aanzien van rotatie-offsetpersen die voor het eerst in gebruik zijn genomen vóór 1 januari 1985, vastgesteld op 1 januari 2003. Thans is nog niet geheel zeker of het voorgeschreven maximum gehalte aan isopropylalcohol of andere mono-alcoholen op die datum realiseerbaar is. In de loop van 2002 zal in overleg met sociale partners in de grafische sector worden bezien of bijstelling noodzakelijk is.

Op grond van onderdeel b is de inwerkingtreding van artikel 4.32c, eerste lid, onder b, en derde lid, vastgesteld op 1 januari 2002 om zeefdrukkerijen in de gelegenheid te stellen om te schakelen naar oplosmiddelarme, watergedragen inkten bij de bedoelde werkzaamheden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.F. Hoogervorst.

1 Stcrt. 1997, 63, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 14 juli 2000, Stcrt. 137.

2 Beheersmaatregelen vluchtige organische stoffen: grafische industrie, VUGA Uitgeverij, Den Haag, juli 1998.

3 Beheersmaatregelen in autoschadeherstelbedrijven, VUGA Uitgeverij, Den Haag, april 1998.

4 Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 (PbEG L 217) tot wijziging van richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.

Naar boven