Convenant vitaminering van Smeerbare vetproducten

19 januari 2000

Nr. GZB/VVB 2037314

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Maakt bekend:

op 30 november 1999 is het volgende convenant ondertekend: ‘Convenant Vitaminering van Smeerbare vetproducten’.

Artikel 1

Partijen zijn:

1. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden,

2. De Bond van Nederlandse Margarinefabrikanten en

3. Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel.

Artikel 2

1. De leden van de Bond van Nederlandse Margarinefabrikanten en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel zullen vitamines A en D toevoegen dan wel doen toevoegen aan:

- margarines, halvarines en overige producten zoals genoemd in de bijlage bij verordening (EG) nr. 2991/94, onder B en C, en vloeibare producten die een zelfde gebruiksdoel hebben, en

- bak- en braadproducten, zijnde die waren die voornamelijk bestaan uit een mengsel van niet of slechts ten dele van melk afkomstige oliën en vetten, en aangeduid als geschikt of bestemd voor bakken en braden, met een vetgehalte van ten minste 90%, met uitzondering van oliën en vetten als zodanig.

2. De leden van de Bond van Nederlandse Margarinefabrikanten en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel dragen er zorg voor dat de gehaltes als genoemd in artikel 5a, Warenwetbesluit Toevoeging microvoedingsstoffen aan levensmiddelen zoals dat met ingang van 1 december 1999 inwerking zal treden, voor ten minste 75% aanwezig zullen zijn.

Artikel 3

1. Dit convenant treedt in werking op 1 december 1999 en geldt voor vier jaar.

2. Een half jaar voor afloop van dit convenant vindt overleg plaats over de verlenging van dit convenant.

Artikel 4

Indien gedurende de looptijd van dit convenant, regelgeving van de Europese Unie totstandkomt waarin de vitaminering van de producten, als bedoeld in artikel 2, op zodanige wijze is geregeld dat uitvoering van dit convenant in strijd zou zijn met die regelgeving, vervalt deze overeenkomst op de datum waarop de Europese regelgeving haar werking heeft in de Nederlandse rechtsorde.

Artikel 5

1. Partijen zullen de uitvoering en werking van dit convenant evalueren.

2. De Inspectie Gezondheidsbescherming Waren en Veterinaire Zaken volgt het aanbod op de markt van gevitamineerde producten, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en stelt hierover een rapportage op ten behoeve van de evaluatie.

3. Een verslag van de evaluatie zal worden opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, na drie jaar gerekend vanaf de inwerkingtreding van dit convenant

4. De nadere uitwerking van het onder het eerste lid bepaalde geschiedt in gemeenschappelijk overleg.

Artikel 6

De Minister is bevoegd dit convenant, met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden, schriftelijk op te zeggen indien de vitaminering van smeerbare vetproducten en de overige producten zoals genoemd in artikel 2, eerste lid, in een wettelijke regeling wordt opgenomen.


Den Haag, 30 november 1999.
Namens de in artikel 1 genoemde partijen,
H.J. Schneider, directeur-generaal van de Volksgezondheid, namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
B.H.C. Brinkers, vice-voorzitter van de Bond van Nederlandse Margarinefabrikanten.
W.E. de Jong, hoofd Consument en Kwaliteit van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel.

Toelichting

Voor de instandhouding van een goede gezondheid is het van belang dat consumenten voldoende vitamines A en D innemen. Margarines e.d. zijn van oudsher een belangrijke bron van deze microvoedingsstoffen.

In dit convenant verbindt de margarine-industrie (waaronder de levensmiddelenhandel die als opdrachtgever van de eigen huismerken ook als ‘fabrikanten’ gezien kunnen worden) zich tot de vrijwillige vitaminering van margarines, halvarines, bak- en braadproducten en andere soortgelijke producten (zoals de vloeibare producten). In het verleden was toevoeging van vitamine A en D verplicht in deze producten. Gelet op de huidige mogelijkheden in de wetgeving, is na verscheidene discussies en overleggen met zowel belangengroeperingen (industrie) als met de Europese Commissie en de andere lidstaten, uiteindelijk besloten voor een andere koers. In het Warenwetbesluit Toevoeging micro-voedingsstoffen aan levensmiddelen is bepaald dat margarines en soortgelijke producten mogen worden verrijkt met vitamine A en D. Als maximumgehaltes zijn aangehouden: vitamine A ten hoogste 8 μg RE per gram en vitamine D ten hoogste 0,075 μg per gram. Omdat het uit oogpunt van bescherming van de volksgezondheid wenselijk is dat de bestaande praktijk (het toevoegen van deze vitamines) wordt voortgezet, is besloten tot het opstellen van dit convenant.

Het belang van de vitaminering is door de Voedingsraad uiteengezet in haar brief van 12 oktober 1995, nummer 951012/01, gericht aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In deze brief is aangegeven dat vitamines A en D in margarines en soortgelijke producten een belangrijke bijdrage leveren aan de vitamine A en D voorziening. De Nederlandse bevolking kan alleen aan haar dagelijks benodigde inname voldoen, indien bovengenoemde producten worden verrijkt met vitamines A en D.

De Nederlandse overheid is van mening dat met het afsluiten van dit convenant de toevoeging van vitamines A en D voldoende is gewaarborgd omdat alle Nederlandse fabrikanten (en levensmiddelenhandel) zich door deze overeenkomst binden. Weliswaar is er ook invoer van producten uit andere lidstaten, maar de verwachting is dat er geen of heel erg weinig ongevitamineerde margarines e.d. zullen worden aangeboden op de Nederlandse markt. De reden daarvan is dat veel exporterende landen ook hun margarines vitamineren. Om te kijken of de veronderstelling dat er weinig ongevitamineerde producten zullen worden aangeboden, ook juist is, zal het aanbod van margarineproducten worden bijgehouden, gedurende de looptijd van dit convenant. De overheid behoudt zich het recht voor om, alsnog over te gaan tot het stellen van wettelijke regels.

Overigens is het niet de bedoeling om in dit convenant rechtens afdwingbare verplichtingen in het leven te roepen. Indien mocht blijken dat er fabrikanten zijn die zich niet houden aan de afspraak, zoals neergelegd in dit convenant, dan zal worden overgegaan tot een wettelijke regeling. In het kader van richtlijn nr. 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204), is het ontwerp-convenant genotificeerd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de overige lidstaten van de Europese Unie. Bij de uiteindelijke vaststelling van dit besluit is rekening gehouden met de door de Commissie en de lidstaten gemaakte opmerkingen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Namens deze,

De directeur Gezondheidsbeleid,

A.A.W. Kalis.

Naar boven