De voorzitter van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;
Gezien de bij hem op 17 juli 2000 ingekomen brief van de voorzitter van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 14 juli 2000 houdende mededeling dat
de heer E.P. de Jong, wonende te Nieuwegein, ontslag neemt als lid van dat
orgaan met ingang van 15 juli 2000;
Overwegende:
dat blijkens het besluit van het centraal stembureau van 27 mei 1999 de
heer E.P. de Jong was gekozen op stel gelijkluidende lijsten nr. 2;
dat ingevolge artikel W 2 van de Kieswet de volgende kandidaten buiten
de rekening worden gelaten op grond van de daarbij vermelde omstandigheden;
mevrouw J. van Leeuwen te Zoetermeer, de heer J. Baarda te Sneek, de heer
G.J.M. Braks te Sint-Michielsgestel, mevrouw P.C. Lodders-Elfferich te Mook,
de heer E.M.H. Hirsch Ballin te Tilburg, mevrouw J.J.Tj. van den Hul-Omta
te Acquoy, de heer F.J.M. te Arnhem, de heer J.J.A.M. van Gennip te 's-Gravenhage,
de heer P.R.H.M. van der Linden te Nuth, de heer P.B. Boorsma te Delden, de
heer H. Eversdijk te Rilland-Bath, de heer A.H.M. Dölle te Groningen,
de heer W.F.C. Stevens te Amsterdam, de heer H. Hofstede te Vianen, mevrouw
Y.E.M.A. Timmerman-Buck 's-Gravenhage, mevrouw M.L. Bemelmans-Videc te Koudekerk
aan den Rijn, de heer J.J.L. Pastoor te Assen, aangezien zij reeds lid zijn
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal; de heer E.P. de Jong te Nieuwegein,
aangezien het zijn vacature betreft;
de heer H.E.S. Woldring te Amstelveen en de heer W. Lemstra te Hengelo
aangezien zij reeds lid zijn van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;
dat, gelet op artikel W 1 van de Kieswet thans voor benoeming in aanmerking
komt de heer R.H. van de Beeten, wonende te Aerdt;
verklaart dientengevolge, R.H. van de Beeten, wonende te Aerdt, benoemd
tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.