Controlevoorschriften Remigratiewet

13 juli 2000

Nr. cim2000/70810

DCIM

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

Gelet op artikel op artikel 8g, derde lid, van de Remigratiewet,

Besluit:

Artikel 1

Het Besluit van de Sociale Verzekeringsbank van 28 april 2000 houdende controlevoorschriften als bedoeld in artikel 8g van de Remigratiewet (Controlevoorschriften Remigratiewet), zoals opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,R.H.L.M. van Boxtel.

Bijlage

Besluit van de Sociale Verzekeringsbank van 28 april 2000 houdende controlevoorschriften als bedoeld in artikel 8g van de Remigratiewet (Controlevoorschriften Remigratiewet)

Het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,

Gelet op artikel 8g, eerste lid, van de Remigratiewet,

Besluit:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de wet: de Remigratiewet;

b. de Bank: de Sociale Verzekeringsbank, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;

c. basisvoorziening: een of meer van de voorzieningen, bedoeld in artikel 3 van de wet;

d. remigratie-uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet;

e. tegemoetkoming: de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 4, derde lid van de wet ;

f. wezenuitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet;

g. remigrant: de persoon, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de wet, die aanspraak heeft op een basisvoorziening, een remigratie-uitkering of een tegemoetkoming;

h. partner: de persoon, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, dan wel artikel 1, tweede lid, van de wet;

i. gewezen partner: degene die aanspraak heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, van de wet;

j. kind: het kind, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, dan wel artikel 1, derde lid, van de wet;

k. wees: een kind dat aanspraak heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet.

Artikel 2

1. Dit besluit is van toepassing op:

a. de remigrant;

b. de gewezen partner van de remigrant;

c. de wees dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger.

2. De Bank past de artikelen 4, 5, 6 en 7 uitsluitend toe voorzover dit noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de wet en de hierop berustende bepalingen.

Hoofdstuk 2 Verplichtingen

Artikel 3

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon stelt de Bank binnen vier weken in kennis van een wijziging in het adres of het sociaal-fiscaal nummer van zichzelf dan wel zijn partner.

Artikel 4

1. Op verzoek van de Bank legt de remigrant binnen de door de Bank gestelde termijn:

a. een door een bevoegde autoriteit gewaarmerkte verklaring inzake het in leven zijn, de burgerlijke staat en de feitelijke gezinssituatie van de remigrant en zijn eventuele partner of kinderen;

b. bewijsstukken met betrekking tot het al dan niet voeren van een gezamenlijke huishouding met een partner;

c. bewijsstukken met betrekking tot door de remigrant of zijn partner ontvangen uitkeringen welke op de remigratie-uitkering in mindering worden gebracht;

d. andere door de Bank gevraagde bewijsstukken welke van belang zijn voor de vaststelling van het recht op, dan wel de hoogte of de uitbetaling van de basisvoorziening, de remigratie-uitkering dan wel de tegemoetkoming, en waarover de remigrant redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

2. Op verzoek van de Bank legt de gewezen partner van de remigrant binnen de door de Bank gestelde termijn over:

a. een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkte verklaring inzake het in leven zijn;

b. bewijsstukken met betrekking tot door de gewezen partner ontvangen uitkeringen welke op de remigratie-uitkering in mindering worden gebracht;

c. andere door de Bank gevraagde bewijsstukken welke van belang zijn voor de vaststelling van het recht op, dan wel de hoogte of de uitbetaling van de remigratie-uitkering dan wel de tegemoetkoming, en waarover de gewezen partner redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

3. Op verzoek van de Bank legt de wees, dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger, binnen de door de Bank gestelde termijn over:

a. een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkte verklaring inzake het in leven zijn;

b. andere door de Bank gevraagde bewijsstukken welke van belang zijn voor de vaststelling van het recht op, dan wel de hoogte of de uitbetaling van de remigratie-uitkering dan wel de tegemoetkoming, en waarover de wees, dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger, redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

4. Indien de Bank verzoekt om overlegging van een origineel document, stelt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon dit tevens voor het maken van een kopie ter beschikking.

Artikel 5

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon beantwoordt vragen van de Bank binnen een door de Bank gestelde termijn.

Artikel 6

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon verschijnt na een oproep van de Bank op een door de Bank te bepalen kantoor en verstrekt de gevraagde gegevens.

Artikel 7

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon maakt controle mogelijk door personen die daarmee door de Bank zijn belast.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 8

Deze voorschriften treden in werking twee dagen na plaatsing in de Staatscourant, doch niet eerder dan op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: 'Controlevoorschriften Remigratiewet'.

Deze regeling wordt in de Staatscourant geplaatst.

Aldus vastgesteld door het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank op 28 april 2000.

G.H. Terpstra, voorzitter.

P.A. Schaafsma, president-directeur.

Toelichting

Algemene toelichting

1. Inleiding

In de Staatsbladen 1999, 232 en 1999, 426 zijn de Remigratiewet en een wijziging van de Remigratiewet gepubliceerd. Artikel 8g, eerste lid, van de wet verleent aan de Bank de bevoegdheid controlevoorschriften vast te stellen. De controlevoorschriften mogen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de Remigratiewet en behoeven op grond van artikel 8g, derde lid, van de wet de goedkeuring van de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid.

Dit besluit bevat de bedoelde controlevoorschriften. Personen die recht hebben op voorzieningen als bedoeld in de Remigratiewet zijn op grond van artikel 8g, tweede lid, van de wet verplicht de controlevoorschriften op te volgen. Als de verplichtingen die in de controlevoorschriften worden opgelegd, niet of niet behoorlijk worden nagekomen, heeft dit consequenties voor het recht op de voorzieningen of de uitbetaling daarvan. Op grond van artikel 14, eerste lid, onder c, van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet, worden de remigratievoorzieningen geschorst als de Bank het gegronde vermoeden heeft dat de controlevoorschriften niet of niet behoorlijk zijn nagekomen. Voorts is de Bank op grond van artikel 13 van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet verplicht het besluit tot toekenning van de basisvoorzieningen en de remigratievoorzieningen te wijzigen of in te trekken als op grond van het niet nakomen van de controlevoorschriften de voorzieningen ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn verleend, dan wel niet kan worden vastgesteld in hoeverre nog recht op remigratievoorzieningen bestaat.

2. Verhouding tussen controlevoorschriften en mededelingsplicht

De Bank kan slechts correcte uitkeringen toekennen en uitbetalen als zij beschikt over de juiste en volledige gegevens. Om dit te bereiken verplicht artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet de remigrant en, voorzover van toepassing, zijn partner en hun kinderen dan wel hun wettelijke vertegenwoordiger en degenen die na overlijden van de rechthebbende een verzoek indienen om uitbetaling van hetgeen nog aan remigratie-uitkeringen verschuldigd is, de Bank onverwijld uit eigen beweging, dan wel op verzoek, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan het hem of haar redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de remigratievoorzieningen.

Daarnaast heeft de Bank in artikel 8g, eerste lid, van de wet de bevoegdheid gekregen om controlevoorschriften vast te stellen. In deze voorschriften is vastgelegd op welke manieren de rechthebbende op een remigratievoorziening (dan wel, als het om een minderjarige gaat, diens wettelijke vertegenwoordiger) moet meewerken aan algemene of op het individuele geval gerichte controles door de Bank. Deze verplichting bestaat ongeacht het antwoord op de vraag of er een wijziging in de omstandigheden heeft plaatsgevonden die van invloed kan zijn op de remigratievoorzieningen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het tijdig beantwoorden van vragen van de Bank, het verstrekken van bewijsmateriaal en het ter inzage geven van documenten.

Toelichting per artikel

Artikel 1

In dit artikel wordt een omschrijving gegeven van een aantal begrippen die in de voorschriften worden gebruikt. Hierbij is aansluiting gezocht bij de definities in de wet. Op grond van onderdeel f wordt onder remigrant onder andere verstaan degene die aanspraak heeft op een remigratie-uitkering of een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4, derde lid van de wet. Een remigrant kan aanspraak hebben op een remigratie-uitkering zonder dat hieraan een aanspraak op een tegemoetkoming is verbonden. Dit is het geval als de remigrant voor 1 april 2000 is geremigreerd, of als hij verplicht verzekerd is krachtens de Ziekenfondswet. Aanspraak op een tegemoetkoming kan echter alleen bestaan als de remigrant tevens aanspraak heeft op een remigratie-uitkering. Het is evenwel mogelijk dat deze laatste niet tot uitbetaling komt omdat de remigrant een samenlopende Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangt, die op grond van artikel 11 van het Besluit voorzieningen Remigratiewet op de remigratie-uitkering in mindering moet worden gebracht.

Artikel 2

Op grond van artikel 8g, tweede lid, van de Wet zijn de personen die aanspraak hebben op de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 11 van de Wet, verplicht de voorschriften op te volgen die de Bank ten behoeve van een doelmatige controle stelt. De betreffende rechthebbenden zijn de remigrant, de partner van de remigrant die na diens overlijden of na beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding met de remigrant recht heeft op een geïndividualiseerde uitkering zoals voorzien in artikel 5, eerste en tweede lid van de wet, en de wees die recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 5, derde lid van de wet. De rechthebbende wees is per definitie minderjarig en het zal dus zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn die feitelijk verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen van de wees.

De controlevoorschriften mogen op grond van artikel 8g van de wet niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de Remigratiewet. Dit beginsel is in het tweede lid nog eens expliciet vastgelegd door te bepalen dat de Bank belanghebbenden uitsluitend om medewerking verzoekt, oproept en controleert, voorzover dit noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de Remigratiewet en de hierop berustende bepalingen.

Artikel 3

Het is voor de Bank van belang tijdig op de hoogte te zijn van een wijziging in het adres van de pensioengerechtigde of de partner. De Bank moet immers gericht kunnen corresponderen en controleren. Als het sociaal-fiscaal nummer van de pensioengerechtigde of de partner wijzigt, moet dit aan de Bank worden meegedeeld. Als de Bank niet van de wijziging op de hoogte wordt gesteld, kan dit een efficiënte controle bij andere instanties, zoals de Rijksbelastingdienst of het Lisv, verhinderen.

Artikelen 4 en 5

In een aantal gevallen neemt de Bank initiatieven om de juistheid van verstrekte gegevens vast te stellen. Zo kan de Bank na een melding van een wijziging door de belanghebbende gerichte vragen stellen of om nadere bewijsstukken vragen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een uitkeringsgerechtigde meldt dat de gemeenschappelijke huishouding die hij met zijn partner voerde, is ontbonden. Ook kan de Bank uit eigen beweging om gegevens of bewijsstukken verzoeken, bijvoorbeeld in het kader van periodieke herhalingsonderzoeken. Het belangrijkste onderzoek in dit kader is het jaarlijkse onderzoek naar het in leven zijn en de burgerlijke staat en gezinssituatie van de gerechtigde en zijn eventuele gezinsleden (de zogenaamde levensbewijsprocedure). De Bank stuurt hiertoe een formulier naar de gerechtigde met het verzoek dit in te vullen, te ondertekenen en door een bevoegde autoriteit te doen waarmerken. Daarbij wordt vermeld welke autoriteit het bewijs mag waarmerken.

In alle gevallen stelt de Bank een voor de belanghebbende redelijke termijn waarin deze aan het verzoek van de Bank moet voldoen. De Bank kan, analoog aan het voorschrift van artikel 4:2, tweede lid, Awb, alleen verzoeken om bewijsstukken waarover de belanghebbende redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Dit betekent niet dat het alleen kan gaan om documenten waarop de belanghebbende zonder meer de hand kan leggen. Van de belanghebbende kan een redelijke mate van inspanning worden gevergd om de beschikking over het gevraagde document te krijgen.

Artikel 6

In uitzonderlijke gevallen kan de Bank een gerechtigde oproepen om op een kantoor te verschijnen. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het kantoor van een Nederlandse vertegenwoordiging of een andere locatie die de gerechtigde in redelijkheid kan bereiken. De Bank roept de belanghebbende op binnen een voor de belanghebbende redelijke termijn.

Artikel 7

In enkele bestemmingslanden functioneren sociaal attachés. Deze attachés zijn onder andere belast met controlewerkzaamheden in het kader van de Remigratiewet. Ook kan het voorkomen dat een medewerker vanuit Nederland naar een bestemmingsland wordt gezonden om daar in opdracht van de Bank tijdelijk controlewerkzaamheden te verrichten. Deze functionarissen moeten de persoon bedoeld in artikel 2 ten behoeve van een doelmatige controle kunnen bereiken. Deze persoon moet al het redelijkerwijs mogelijke doen om op het aangekondigde moment bereikbaar te zijn. Controle op de gezinssituatie van de belanghebbende kan noodzakelijk zijn om het voortbestaan van het recht op remigratievoorzieningen dan wel de hoogte hiervan vast te stellen. De belanghebbende is verplicht de controlefunctionaris op zijn verzoek in zijn huis toe te laten teneinde deze controle uit te voeren.

Naar boven